Anoniem
De promotie van Jan Elemans door
verslaggevers van De Tijd, 7 december 1958.
Bron: Delpher.
Klik hier om deze pagina te bezoeken
|
Als Jan Elemans, die gisteren aan de Nijmeegse universiteit
cum laude promoveerde tot doctor in de letteren en
wijsbegeerte, ook maar een flauw vermoeden had gehad, dat
zijn werk met deze onderscheiding bekroond zou worden, zou
hij bij het begin van zijn verdediging tegen prof. Michels'
objecties zeer waarschijnlijk niet de verzuchting hebben
geslaakt: „Ik wou dat ik thuis en in mijn bedde ware". Toch
kwam deze bewering uit de grond van zijn hart,
niettegenstaande de objecties van zijn promotor meer het
karakter hadden van goedaardige discussiepunten. Elemans'
proefschrift draagt tot titel Woord en wereld van de
boer; een monografie over het dialect van Hulsseling. In
de discussie tussen promotor en promovendus kwamen onder
meer ter sprake de naam van Elemans' eerste dichtbundel
De Keerakker, en zijn eigen familienaam. Prof. Michels
betreurde het dat Elemans, die over kostbaar materiaal moet
beschikken op het gebied van de onomastiek, de familienamen
niet in zijn werk betrokken heeft, maar “wat niet is, kan
nog komen”, meende Michels. Overigens vermeldt Elemans in de
eerste regels van zijn werk uitdrukkelijk, dat dit boek
alleen tot stand is gekomen omdat hij op een gegeven moment
in arren moede er een punt achter gezet heeft. Na de
hoogleraar Asselbergs wisselde prof. Jurgens — uit
reverentie voor het dialect van zijn geboorteland, zoals
deze Brabander in hart en nieren uitdrukkelijk stipuleerde
-- met Elemans van gedachten over een van zijn stellingen,
die luidde: “Het opgaan van een dialect in de landstaal is
geen verschijnsel, dat tot droefheid hoeft te stemmen, omdat
er van geen sterven sprake is maar van een herboren worden.”
In de laudatio stak prof. Michels zijn bewondering voor het
werk van Elemans, dat, gezien de lange incubatie-tijd die
dergelijke werken behoeven, in een recordtijd tot stand was
gekomen, nog minder onder stoelen of banken dan in het
daaraan voorafgaande geleerde gesprek. Michels meende, dat
de Nijmeegse senaat zich moeilijk voor het forum van de
openbaarheid zou kunnen verantwoorden, als hij aan dit
proefschrift niet het predikaat “cum iaude” verleend had.
De promotor had, gezien Elemans' prestaties op ander
terrein, aanvankelijk allerminst een taalkundige dissertatie
van hem verwacht; het onderhavige werk is echter niet
taalkundig in de enge zin van het woord, maar het is
geschreven vanuit het bewustzijn van de dieper gronden van
het taalgebruik. Als men zich ooit van de verbondenheid van
het wetenschapsbedrijf met de grond en groeibodem waarop dit
rust bewust wordt, dan is het naar aanleiding van dit boek,
aldus de promotor. Ook kon Elemans' dissertatie een
tegenwicht bieden tegen het defaitisme, dat de wetenschappen
uit elkaar zouden groeien. Met waardering vermeldde de
promotor nog Elemans' levendig aandeel in de Nijmeegse
studentenpubliciteit, en zijn periodieke bedragen voor het
dagblad De Tijd. Prof. Michels kon niet nalaten ook
zichzelf geluk te wensen dat dit zijn laatste promotie had
mogen zijn.
Gisteren heeft hij gestaan, in zijn zwarte frak, tussen de
twee paranympfen, eveneens met jassen als
torren-dekschilden, voor zijn promotor en het hooggeleerd
auditorium, bleek, ascetisch mager als een Dominicaan in
Frankrijk of een Benedictijn in Nederland, zijn proefschrift
verdedigend: „Woord en wereld van de boer". Jan Elemans is
de zoon van een boer uit Ravenstein en zijn vader was
indertijd niet eens zo erg ontevreden met het plan van zijn
zoon om te gaan studeren, want dan had hij weer één zorg
minder om de zoons aan land te helpen. Jan Elemans begon dus
aan het Nederlands aan de Nijmeegse Universiteit: Gotisch,
Vondel, Cats en zelf verzenschrijvend, die gebundeld werden
in „De Keerakker”.
Diep in het boerenland ben ik geboren
Maar daarmee is dan alles ook gezegd;
'k Heb hot en huu geroepen, maar de voren
Die ik geploegd heb, lagen nimmer recht
Dat ploegen schijnt overigens nogal mee gevallen te zijn,
althans Jan Elemans heeft het weinig gedaan, wél moet hij
eens op een paard gereden hebben, maar om er op te klimmen
moest hij het dier eerst een bak water voor zetten, dan
hield het tenminste het hoofd goed omlaag, zodat hij via de
halswervels omhoog kon klimmen. Elemans heeft ook enige
jaren als journalist op de redactie van „De Tijd" gewerkt.
Het feit, dat hij doctorandus in de letteren was, weerhield
hem niet als leerling-journalist op de stadsredactie dienst
te doen. „Och ik leerde er tenminste een telefoon
vasthouden" zegt hij. „Ook de rechtbank en het
politie-rapport vond ik wel boeiend, ik had nooit met die
lui te maken gehad, alleen iedere avond zo'n
middenstandsvergadering was om ziek van te worden".
Ik ben de molen die zijn armen slaat,
Wanhopig door de grondeloze lucht.
Jan schreed in die tijd altijd door het leven, zomer of
winter op levensgrote sandalen. Dat gaf hem iets van de
rauwkost-eters en badzingers, maar hij heeft mij ooit
verklaard dat dit soort schoeisel het enige was dat hij kon
dragen, omdat hij in de oorlog eens een kogel door zijn voet
had gekregen. Als Elemans vakantie had, ging hij altijd maar
dialecten in een streek nabij Raventein opschrijven. Als men
nu de dissertatie naleest begrijpt men pas waarom dat nodig
geweest is. Want Klöve is kluiven, maar kluuve = klieven.
Böjge = buigen. Buuge daarentegen = rond zetten.
Eens is Elemans zelfs een half jaar lang de dialecten gaan
opschrijven. Enfin het heeft zijn resultaten afgeworpen: de
dissertatie is een lijvig boekwerk geworden, waarin veel
meer staat dan een studie omtrent de dialecten in de
omstreken van Ravenstein. Alles staat er in, de boerenhoeven
van zijn geboortestreek, de werktuigen, de dieren, de
voeding van de mensen, de spelen der kinderen en die der
volwassenen. Een van Elemans' stellingen luidt dan ook. „Het
algemeen bekende gezegde — wat de boer niet kent dat vreet
hij niet — vindt geen rechtvaardiging in de manier van
denken en doen, die het boerendeel der natie eigen is."
Jan Elemans zei mij dan ook. “Als je in je vak uitgepraat
bent, lees dan mijn dissertatie maar eens, dan kan je ook
nog boer worden". Over zijn proefschrift heeft hij tien jaar
gewerkt en het zal nog wel enig opzien baren. Thans is de
jonge doctor leraar Nederlands in Arnhem, hij heeft een
nieuwe gedichtenbundel gereed, werkt aan een roman, heeft
een jonge vrouw met donkere oogjes, is in het bezit van een
springlevende zoon, hoopt nog eens voor enige tijd in Rome
te kunnen verblijven en mocht u nu in de mening verkeren dat
bovenstaande foto in een zeer zuidelijk land is
opgenomen, dan moeten wij u teleurstellen want de opname
werd gemaakt op De Heilig Landstichting nabij Nijmegen,
tijdens aantekeningen die Elemans maakt voor zijn tekst bij
het grote fotoboek over de stad aan de Waal:
De brug loert als een groot en dreigend dier,
strak van begeerte staat het duister staal.
|