In Memoriam Jan Elemans
Pas vandaag bereikte mij bij toeval het droeve nieuws dat
Jan Elemans op 13 april overleden is. Jan Elemans was niet
alleen mijn leraar Nederlands op het Arnhemse Thomas a
Kempiscollege in het begin van de jaren zeventig, nee, ik
durf te beweren dat hij aan het begin van mijn
schrijverschap heeft gestaan. Ik was een jongetje dat veel
las, wegvluchtte in de boeken. Maar voor opstellen kreeg ik
steevast onvoldoendes. Toen ik Jan als leraar kreeg, had ik
de stille hoop dat het bij hem wellicht anders zou zijn. Hij
was tenslotte naast leraar ook nog eens een dichter. Maar
ook bij hem moest ik voor mijn eerste opstel een onvoldoende
incasseren. En deze keer niet een slap viertje maar een
fikse drie min. Er was echter één niet onbelangrijk verschil
met mijn vorige docenten. Hij schreef die onvoldoende niet
in zijn agenda. Hij legde Bint van Bordewijk voor mij op
tafel en zei dat ik dat eerst maar eens moest lezen. Daarna
moest ik mijn opstel herschrijven. En geen enkele zin mocht
langer dan een regel zijn. Toen ik de herschreven versie
inleverde kreeg ik daarvoor een negen. ‘Kijk,’ zei hij, ‘jij
leest waarschijnlijk veel van die negentiende-eeuwse
jongens... Die lange samengestelde zinnen probeer jij op
jouw beurt na te doen maar het ontbreekt je nog aan de
vaardigheid zoiets foutloos te doen. Vandaar.’ Voor deze
wijze lessen ben ik hem mijn hele leven dankbaar geweest.
Trots stuurde ik hem mijn eerste romans toe. Zijn puntige
reacties daarop hadden voor mij meer waarde dan een vier
sterren-recensie in het NRC of de Volkskrant. In een brief
vroeg ik of hij ook les aan Thomas Roosenboom had gegeven.
Zijn antwoord liet aan duidelijkheid niets te wensen over:
‘Nee. Als hij les van mij had gehad dan zou hij niet van die
schaamteloos dikke romans schrijven. Jac Toes heeft wel les
van mij gehad. Die schrijft dan ook mooi en bondig proza. ’
In mijn boekenkast staat nagenoeg zijn complete oeuvre. Van
de eerste dichtbundels Het haargetouw en De
keerakker tot en met Waarom pa mijn moeder de enige
kazemat noemde in Nederland die deugde. Maar ook Woord
en wereld van de boer en De muze op klompen. Ik
zie ze als mijn talismannen. Als ik er af en toe een opensla
en hier en daar een regel lees, besef ik iedere keer opnieuw
dat ik dankzij hem de schrijver ben geworden die ik ben. Ik
vertelde hem dat de laatste keer dat wij elkaar zagen op de
begrafenis van mijn moeder in 2005. Hij keek me aan met een
blik alsof hij nooit eerder zulke onzin had gehoord. ‘Schei
toch uit,’ zei hij, ‘dat schrijven van je zat er altijd al
in en dat was er ook zonder mij wel uitgekomen.’ Ik heb hem
toen niet tegengesproken maar ik was het voor het eerst
hartgrondig met hem oneens.
Het laatste woord
Ik vraag de liefde niet dat zij me spaart
en enkel maanlicht schenkt en volle rozen
ik heb gezien dat niet het eerste blozen
de laatste raadselen al openbaart
Ik vraag de liefde slechts dat zij me leert
tussen het zwart der regels door te lezen
tot in het wit en onbeschrijflijk wezen
waarop het heimwee van de dichter teert
Ik vraag de liefde om het laatste woord
uit jaren stilte zal het eens verrijzen
laat mij in eenzaamheid desnoods vergrijzen
maar niet sterven vóór ik het heb gehoord
Jan Elemans
uit: Het Haargetouw, De Beuk, 1962,
Amsterdam
|