|
|
…
Ik, papegaai, leer van jullie de namen van anderen.
Dit
echter heb ik uit mezelf leren zeggen: 'Gegroet Caesar'.
Martialis
|
Flaubert - Un Coeur Simple - Ave Maria
De Goden en de papegaai (Kama)
Dossier Van Ave tot
Eva & Papegaaien en Water
Een
veer van de aartsengel Gabriël?
|
|
Met
het aanhalen van de woorden van Martialis in zijn Ethymologieën (XII,
vii) heeft Isidorus van Sevilla (560 - 636) de voortgang van de
wezensbepaling van de papegaai voor 1000 jaar veilig gesteld. Isidorus'
gezag was aanzienlijk, en zijn woorden werden met diep respect
behandeld.
200
Jaar later kopieert Hrabanus Maurus (780 - 856) Isidorus' tekst in
zijn De Universo XXII, VIII, en daarmee ligt Martialis' epigram
bewaard in twee van de grootste werken van de vroege Christenheid.
Wat
bij Martialis echter een tekst is van een overbeleefde
dichter-satiricus aan het adres van Ceasar, met een buiging erbij, en
een grijns op het gebogen hoofd, komt bij Isidorus sneerloos te
voorschijn. De intentie van de auteur is verdwenen.
|
|
 |
Isidorus
schrijft:
De
papegaai wordt geboren aan de kusten van India, met een groene kleur,
purperrode halsketen en een grote tong die breder is dan die van
andere vogels. Daarom spreekt hij de woorden zo duidelijk uit dat
wanneer je hem niet zou zien je zou denken dat er een mens aan het
woord was. Verder groet hij van nature door te zeggen: Avé of Kaire.
Andere namen leert hij door onderricht. Vandaar het volgende: 'Ik,
papegaai, leer van U vaak andere namen: Avé, Ceasar kan ik van
mijzelf.'
Hoe
de klassieke teksten in het algemeen, en de fragmenten over de
papegaaien in het bijzonder, binnen het bereik van de
Vroeg-Christelijke denkers lagen, is moeilijk na te gaan. Feit is, dat
Isidorus met zijn encyclopedisch werk, de Ethymologieën, de erfenis
van de Laat-Klassieke tijd vastlegt, zo doende een belangrijke bron
heeft nagelaten, en dat Martialis' papegaaienepigram hierin is
opgenomen, zij het zonder naamsvermelding.
De
papegaai spreekt het avé of de Griekse variant kaire
van nature uit. Uit eigen beweging, zonder het ooit van een mens
gehoord te hebben, zonder deze na te bootsen. Ook een dove papegaai
brengt de mensheid dus deze groet, omdat immers papegaais eigen natuur
er de bewerkende oorzaak van is.
Dit
vermogen van de papegaai, het groeten van zichzelf uit, vormt de
ruggegraat van de symbolische betekenis die rondom de papegaai geweven
is.
|
|
Uit een handschrift van Hrabanus
Maures over Exorcisme
|
Zoals reeds gezegd kopieert Hrabanus
Maures de tekst van Isidorus letterlijk in zijn De Universo
Lib. XXII, viii, en het zal duidelijk zijn, dat wanneer deze twee
encyclopedische werken eenmaal gegeven zijn, de groeten van de
papegaai keer op keer verschijnen bij auteurs over het dierenrijk die
na Isidorus en na Hrabanus de pen hebben opgevat.
|
|
Gezocht: portret van de auteur of afb. van zijn werk |
Mattheus
van Vendôme (ca. 1130 - eind 12e eeuw) neemt een groet-fragment op in
zijn Ars Versificatoria, 111, 19:
…
De papegaai roept van de triomf van de Keizer in een bezoedelde taal:
Gegroet.
|
|

Uit The Book of
Beasts |
Een
XIIe eeuws Engels bestiarium, (Cambridge University MS II.4. 26),
opgenomen in T. H. White (ed.) The book of beasts, 1960
schrijft:
…
If you did not see it, you would think it was a real man talking.
It greets people of its own accord, saying 'what-cheer' or 'toodle-oo'.
It learns other words by teaching. Hence the story of the man who paid
a compliment to Caesar by giving him a parrot which had been taught to
say: I, a parrot, am willing to learn the namens of others from you.
This I learnt by myself to say - Hail Caesar!
Een
regelrechte kopie van Isidorus dus, wanneer we af willen zien van een
paar kleine details die in de loop van eeuwen lang overschrijven hun
eigen mare zijn gaan vormen. What-cheer, en toodle-oo,
wat amicale varianten op het ave, zijn uiteraard ingebracht
door de tekstbezorger c.q. vertaler.
|
|
Uit het Aberdeen bestiarium |
Het
Aberdeen Bestiarium (Aberdeen University Library MS 24), geschreven en
verlucht in Engeland, rond 1200, stelt op folio 47r:
…
Van nature groet hij je door in het Latijn of Grieks te zeggen: Avé
of Kaire – Gegroet. Hij zal andere woorden leren wanneer je hem die
leert. Dit verklaart de regels: Als een papegaai leer ik andere namen
van mensen, maar dit heb ik uit mezelf geleerd: ‘Avé caesar’.
|
|
Uit een handschrift van Hugo van
Folieto
|
Hugo
van Folieto, ook wel Hugues de Fouilloy (1096/1111- ca.1172), in De
Bestiis et Aliis Rebus, III, XXVIII:
…
Avé Ceasar kan ik van nature zeggen…
|
|
Gezocht: portret van de auteur of afb. van zijn werk |
Thomas
van Cantimpré ofwel Thomas Cantimpratensis (1187-1270) schrijft in de
jaren 1230-1240, in zijn De Natura Rerum, CIX:
…
De mens groet hij evenwel door te zeggen: Avé of Chere (...) Hij is
van nature zo gestemd dat hij keizers schijnt te groeten. Vandaar het
feit dat Karel de Grote, dwalend door de Griekse woestenij papegaaien
tegenkwam en deze hem in de Griekse taal begroetten door hem toe te
schreeuwen: wees gegroet Keizer. De woorden die zij spraken hadden een
zekere profetische boodschap omdat Karel in die tijd alleen koning was
van Gallië en pas later tot Keizer van de Romeinen gekroond werd.
Maar ook leest men in het leven van Paus Leo (iets dergelijks): want
toen hij een edele, gemakkelijk hanteerbare vogel om te praten had,
liet Paus Leo deze gaan. En toen de vogel nog altijd op weg was en
mensen tegenkwam, schreeuwde hij: ik ga naar de Paus, ik ga naar de
Paus. Nadat hij zonder uitstel binnen ging bij de Paus, schreeuwde
hij: gegroet Paus Leo, gegroet Paus Leo. Omdat de Paus zo opgevrolijkt
raakte, maakte hij voortaan gebruik van het onderhoud met de papegaai
voor ontspanning na het dagelijkse werk.
Aardig
is deze tekst, aardig omdat hier voor het eerst de spreekwijze van de
papegaai serieus genomen wordt, en wel het echoën van de eigen
woorden, één maal voor de luisteraar, en één maal om het zelf nog
eens even goed te kunnen beluisteren. Hier is dus sprake van een
ontwakend realisme. Thomas moet een papegaai aan het werk gezien
hebben, of hij moet van horen zeggen hebben dat deze wijze van spreken
te doen gebruikelijk is bij papegaaien. En hij neemt de uit de
waarneming vernomen feiten vervolgens op in zijn beschrijving.
Gezien
de volgorde van de vermelde wapenfeiten van de papegaai, als ook de
wijze waarop deze verwoord zijn, doet zich hier Isidorus, dan wel
Hrabanus, als bron vermoeden.
|
|
 |
Een
volgende auteur die bericht over het natuurlijke groeten van de
papegaai, is Brunetto Latini, een XIIIe eeuwse encyclopedist, en hij
schrijft rond 1260 in zijn Li livres dou trésor:
…
De Papegal (...) et ke de lor nature sevent il saluer selonc l'usage
de cele terre.
De
papegaai groet dus volgens de gebruiken van het land, geheel volgens
zijn natuurlijke vermogens…
|
|
 |
Vincent
van Beauvais (1196-1264), in Speculum Naturae, XVI, CXXXV:
…
Hij groet Keizers en de woorden die hij gehoord heeft spreekt hij ook
uit...
|
|
 |
Albertus
Magnus (ca. 1206 – 1280) baseert zich, in het algemeen gesproken in
zijn De Animalibus, in hoofdzaak op Thomas van Cantimpré,
zoals uitgerekend door Pauline Aiken, Speculum XXII – 1947,
205 - 225: … Om het in een paar woorden samen te vatten: Albertus
beschrijft 476 dier. Voor 400 hiervan, meer dan 5/6 van het totaal, is
Thomas de hoofdbron. Aan 374 van deze beschrijvingen, 4/5 van het
totaal, wordt niets toegevoegd, of niet meer dan een enkel zinnetje.
Albertus
laat echter wél de kwaliteit van het groeten van nature
achterwege, en ook in het weglaten worden uitspraken gedaan.
|
|
 |
Jacob
van Maerlant (1230-1270) bericht wel over het groeten, Der nature
bloemen, regel 3291 e. v.:
…
Men leest / in conincs Karles tiden / Dat hi wilen soude liden Dor
twout van Grieken en sijn heere / Om te vaerne over meere. Papegaye
quamen tier stont / En seiden: Keiser vare ghesont! Doe was hi coninc
ghewaerlike Van der cronen van Vrancrike En hi waert Roomsch keizer
daer naer: Dus worden hare woorde waer. Den paues Lewen / lesen wi
mede / Gaf een man dor hoveschede Enen papegay / die sprac ghenoech
Doe menne ten paues wert droech / En hi was op sine vaert / Sprak hi:
Ik vare ten paues waert En teerst dat hi den paues sach Ontboot hi hem
goeden dach Achter een twee werf te samen. Dese dinc so wei den paues
bequamen / Dat hi dicke sonderlinghe Daer ieghen sprac om
dachrortinghe.
Duidelijk
is dat aan deze tekst die van Thomas ten grondslag ligt. Opmerkelijk
daarbij is echter dat de natuurlijke aard van de papegaai, het
groeten, onvermeld blijft. Wel wordt er feitelijk gegroet, twee maal
zelfs, maar dit wordt niet toegeschreven aan de aard van de papegaai,
en hier wordt het groeten dus een anecdote over een paar papegaaien
die dat toevallig geleerd hebben.
|
illuminatie uit Der nature bloeme
|
Uit de Biblia pauperum
|
Ulrich
von Lilienfeld, ook wel Ulricus Campililiensis, (1308 – 1358), in
zijn Biblia pauperum, een armenbijbel, Manuscript, Cod. 212, in de
Eichstätter Königliche Bibliothek, c. 150:
…
De papegaai verstaat het om van nature de mens te begroeten: ‘Mijn
Heer’, of ‘Wees gegroet’.
|
|
Illuminatie uit Buch der Natur
|
Een
andere bewerking van de tekst van Thomas van Cantimpré is van de hand
van Konrad von Megenberg (1309 – 1374), Buch der Natur, c.63:
…
Er grüezt den menschen und spricht in wälhisch [=latijn]: got grüez
dich, lieber, oder er grüezt mit andern worten als er gelernt hât.
… Hij groet de mensen en spreekt Latijn: ‘Wees gegroet, beste’
of hij groet in andere woorden dan hij geleerd heeft
Ook
Konrad von Megenberg voegt, in dit geciteerde fragment althans, weinig
toe aan de tekst van Thomas van Cantimpré. Wel vermeldt hij, in
tegenstelling tot Jacob van Maerlant, de specifieke aard van de
papegaai die hem in staat stelt te groeten zonder ooit iets van een
mens vernomen te hebben: hij groet met andere woorden dan die welke
hij geleerd heeft.
|
|
 |
Jehan
de Mandeville, Sir John Mandeville, is de naam die gegeven wordt aan
de schrijver van de Reizen, geschreven in Anglo-normandisch
Frans, en die gepubliceerd zijn tussen 1357 en 1371. In hoofdstuk 30
vinden we:
...
En daar [in het Rijk van
Priesterkoning John] zijn veel papegaaien, die ze psittakes noemen
in hun taal. En ze spreken van nature, en groeten mensen die door de
woestijn trekken, en spreken tot hen als ware zij mensen.
|
Uit een handschrift met tekst van
Mandeville
|
 |
Jean
de Cuba, Johannes Wonnecken von Kaub, schreef rond 1480 Gart der
Gesuntheit, rond 1500 in het Frans vertaald als Jardin de
santé:
...
Hij groet van nature en zegt ave of broeder. Andere woorden leert hij
door onderricht. En er wordt gezegd, in de woorden van de papegaai:
‘Ik leerde van U de namen van anderen, maar van mezelf uit zeg ik
Caesar, ave, ik groet U’.
|
Uit een handschrift met tekst van
Mandeville
|
|
Deze
teksten vinden dus hun oorsprong in oudere bronnen, in Griekse en
Romeinse bronnen.
De
groeten van de papegaai komen uit een toen al ver verleden.
|
|
Gezocht: portret van de auteur of afb. van zijn werk |
Krinagoras
(70 voor Christus – 18 na Christus), de Griekse dichter, bezocht
Rome, en was onder andere zeer onder de indruk van de papegaaien die
hij daar zag:
…
De papegaai, die spreekt met menselijk stem, verliet zijn gevlochten
kooi, vloog op zijn veelkleurige vleugels naar de bossen, en altijd
vlijtig in het groeten van de fameuze Caesar, vergat hij ook die naam
in de bergen niet. Alle vogels, hun hersenen pijnigend iets te leren,
streden onder elkaar wie het eerst ‘ave’ tot de God zeggen kon.
Orpheus echter deed de beesten in de heuvelen hem gehoorzamen, en nu
Caesar, iedere vogel zingt zijn eigen lied voor U, ongevraagd.
|
|
 |
Ovidius
(43 voor Christus - 17 na Christus) in Amores, II 6:
De
laatse woorden van de stervende papegaai aan het adres van zijn bazin
zijn… Corinna gegroet… Corinna vale…
|
|
 |
Persius
(34 – 62), Saturae, prologus, 8:
…
Wat maakte het voor de papegaai zo makkelijk zijn ‘kaire’ voort te
brengen…
|
|
Vergilius en Statius (ill. bij Divina
Commedia van Dante)
|
Statius
(ca. 40 – ca. 96) Silvae, II, IV, 29
…
Eens groette hij koningen en sprak de naam van Caesar uit…
|
|
 |
En
natuurlijk Martialis (ca. 40 – ca. 102), in zijn Epigrammata
XIV, LXXIII:
…
Ik, papegaai, leer van jullie de namen van anderen.
Dit
echter heb ik uit mezelf leren zeggen: 'Gegroet Caesar'.
|
|
 |
Plinius
de oude (23 – 79) spreekt in zijn Naturalis historia, X, LX
121 over een raaf die gedurende zijn leven de gewoonte had maar liefst
drie keizers te groeten:
…
Toen Tiberius keizer was, vloog een jonge raaf uit een nest, boven op
de tempel van Castor en Pollux, naar beneden naar de werkplaats van
een schoenlapper in de buurt. Hij pikte snel wat woorden op, en elke
ochtend vloog hij uit naar het platvorm dat uitziet op het forum en
groette aanvankelijk Tiberius, toen Germanicus, en later nog Drusus
Caesar bij hun naam, en als het Romeinse publiek voorbij getrokken
was, vloog hij terug naar de werkplaats. En het werd opmerkelijk, deze
jaren durende begroeting…
|
|
 |
Suetonius
(70 - 140):
…
Toen Octavianus van zijn zege bij Actium [31
voor Christus] naar Rome terugkeerde, hield zich onder zijn
begroeters een zekere ambachtsman op, die een raaf bij zich had die
hij afgericht had en die sprak: ‘Gegroet Caesar, glorievolle heerser’.
Caesar
stond verbaasd, en kocht hem voor 20. 000 sestertiën. Toen hij door
een papegaai op dezelfde wijze begroet werd, beval hij ook deze te
kopen.
Deze
voorvallen zette een arme schoenlapper aan een raaf af te richten
zodat deze hetzelfde zeggen kon. De schoenlapper echter pleegde, door
de oplopende kosten gedreven, tegen de maar niet antwoordende vogel te
zeggen: ‘moeite en geld zijn verloren’. Op een bepaald moment
echter begon de raaf de beoogde begroeting op te zeggen. Toen Augustus
deze gehoord had, sprak hij bij het voorbij gaan: ‘thuis heb ik
genoeg van dergelijke groeters’. De raaf had echter nog een gedachte
over, zodat hij er aan toevoegde wat hij zijn baas vaak had horen
klagen: ‘moeite en geld zijn verloren’. Caesar moest hierom lachen
en beval de vogel te kopen, voor meer geld dan hij de andere gekocht
had.
|
|
 |
Flavius
Philostratus (170 – 247), Grieks auteur, in Het leven van
Apollonius, Boek I, VII:
…
En deze man was Euxenus, uit de stad Heraklea, in Pontus, en hij kende
de principes van Pythagoras zoals een vogel weet wat hij geleerd heeft
van een mens; want de vogels zullen je ‘Goede reis’ toewensen, en
‘Goedendag’ zeggen, of ‘Zeus helpe U’ of iets dergelijks,
zonder te begrijpen wat ze zeggen en zonder de geringste sympathie
voor de mensheid, louter en alleen omdat hun tong geleerd heeft op een
bepaalde manier te bewegen…
|
|
 |
Macrobius
schreef rond het jaar 400 in zijn Saturnalia II, IV, 29 - 30:
…
Onder hen die hem verwelkomde bij zijn terugkeer van zijn overwinning
bij Actium [waar
Augustus Anthonius verslaat] was een man met een raaf die hij
geleerd had te zeggen: ‘Gegroet Caesar, onze glorieuze overwinnaar’.
Augustus werd hier door gecharmeerd en gaf de man 20. 000 sestertiën
voor de vogel. Maar de africhter van de vogel had een compagnon, en,
toen deze niets van het geld bleek te krijgen, vertelde hij de keizer
dat zijn maat nog een andere raaf had, en hij deed het voorkomen alsof
die raaf dat ook wel zou kunnen leren. De vogel herhaalde echter de
woorden die hij al geleerd had: ‘Gegroet Anthonius, onze glorieuze
overwinnaar’. In plaats van kwaad te worden beval Augustus de man
het geld te delen met zijn maat.
Hij
werd op gelijke wijze begroet door een papegaai, en hij gaf opdracht
de vogel te kopen, en ook nog een ekster voor de zelfde truc. Deze
voorbeelden spoorden een arme schoenlapper aan te proberen een raaf
een soortgelijke groet in te studeren, maar de vogel bleef zwijgen en
de man, geruïneerd door de oplopende kosten, sprak vaak tot de raaf:
’niets te tonen van de moeite en de onkosten’. Op een dag echter
begon de raaf zijn les op te zeggen, en Augustus hoorde de groet toen
hij voorbij kwam. ‘Ik krijg thuis al genoeg van die groeten’
antwoordde hij. Maar de vogel herinnerde zich ook de woorden die zijn
meester gewoonlijk jammerde en voegde er aan toe: ‘niets te tonen
van de moeite en de onkosten’. Dit bracht de keizer aan het lachen
en hij gaf opdracht de vogel te kopen. Hij gaf er meer voor dan hij
gegeven had voor welke andere dan ook.
|
|
De annunciatie in een vroege druk van
De Retza |
De
caesars moeten, de één na de andere, een punthoofd gekregen hebben
van al die kraaien, ekster en papegaaien, met hun baasjes, langs de
kant van de weg.
Al
die arme sloebers die geld roken, een kraai vingen, een ekster, en aan
de slag gingen, want laten we niet vergeten dat een papegaai iets heel
anders was. Die kostte zeer veel geld, meer dan een goede slaaf zelfs.
Dat werd vangen dus, nesten uithalen. Niet gemakkelijk, dat africhten.
Zeker niet. Daar weet Aretino (1492 – 1556) zo’n 1500 jaar later
nog over mee te praten:
…
En met hetzelfde geduld dat men moet hebben om een hond, een papegaai,
een spreeuw of een ekster iets bij te brengen, leert zij de nonnen
allerlei standjes…
(Schijnheilige praktijken, deel I, Ned. Vert. p 26)
Martialis
overtreft alles wat er langs de weg stond. Zijn papegaai hoeft niets
te leren, die spreekt het Gegroet keizer van nature. Met een
groots gebaar veegt Martialis de straten schoon, met een enkel
zinnetje, zoals een groot schrijver betaamt. Een zinnetje dat spreekt,
dat vele eeuwen bij blijft, en keer op keer opduikt in de geschriften
van hen die leefden in latere tijden. Zijn tekst beklijft: de papegaai
groet van nature. Avé, kaire… ave,
kaire… Hooggeplaatsten,
koningen, keizers, pauzen, gewone stervelingen, iedereen eigenlijk.
Iedereen met een gewillig oor is een aanspreekpunt voor de papegaai.
Iedereen, behalve Maria, de Moeder Gods, zoals blijkt uit de archieven
van het Papegaaienmuseum. Mogelijk weet een dergelijk bericht ons eens
nog te bereiken, maar vooralsnog dienen wij te stellen dat de papegaai
zijn avé niet aan het adres van Maria gericht heeft. Ook niet
bij de Annunciatie, en dit feit wordt nog eens onderstreept door het
gegeven dat er ook geen geschilderde bronnen bekend zijn die een
Annunciatie tonen waarop een papegaai figureert. Geen geschilderde Annunciaties.
Wel vele andere Maria-scene’s, alleen al zo’n 40-tal Madonna’s
met Christuskind en papegaai… sterfscene’s van Maria…
handenvol…
In
een bijbelse context kan het avé alleen maar verwijzen naar de
Annunciatie, naar Lukas I, 26-28 of Matheus I, 16-18, naar het avé
dat de aartsengel Gabriël uitspreekt wanneer de Heilige Maagd
bericht wordt van haar op hande zijnde zwangerschap. De papegaai zou
zo dus met één van de allerheiligste momenten van het Christelijk
geloof verbonden worden, het moment waarop de Vleeswording van het
Woord een aanvang neemt.
Als
het avé het hoofdbestanddeel van de symbolische inhoud van de
papegaai heeft gevormd, dan hadden er ook annunciaties geschilderd
moeten zijn. Er moet dus meer aan de hand zijn…
De
enige bekende geschreven bron die een koppeling maakt tussen Maria en
de papegaai, is een zijdelingse koppeling. In het Defensorium
Immaculatea Virginitatis, De Verdediging van de Onbevlekte
Maagdelijkheid, van de Weense dominicaan Franciscus van Retza (1343 -
1427) staat geschreven:
…
Indien een papegaai van nature avé vermag te zeggen, waarom zou dan
een zuivere maagd na Gabriëls avé niet baren? … Psittacus a natura
si ‘ave’ dicere valet, quare virgo per ‘ave’ non generaret?"
Deze
redenering staat naast een groot aantal soortgelijken, en om de
draagkracht van het argument van Retza wat meer ruimte te geven:
…
Indien de slak door de dauw bevrucht wordt, waarom zou dan de maagd
door de dauw van de Heilige Geest niet vermogen te baren?
…
Indien de beer zijn onbehouwen jongen met zijn mond, door te likken,
weet te vormen, waarom zou dan een maagd op Gabriëls woord niet
baren?
Retza
spreekt hier over wonderen, het wonder van De Maagd die Moeder is, en
het wonder van de papegaai die kan spreken.
Zonder
nu de hele Petrus Damianus overhoop te trekken, Petrus Damianus
(1007-1072), de gesel Gods, geestelijk vader en voorvechter van de
zelfkastijding, en hier, en hier, en hier, en die 40 zweepslagen wat
aan de voorzichtige kant vond, moet toch even gesteld worden dat hij
het niet eens is met de Heilige Hiëronymus wanneer deze zegt dat … hoewel
God alles kan, Hij niet een maagd oprichten kan nadat zij is
gevallen... Damianus ziet Almacht als het vermogen te doen wat men
wil. Als iets niet kan betekent dit dat God het niet wil. Maar stelt
Damianus, dit gaat niet ver genoeg. Gods kunnen kan onmogelijk
ingeperkt worden door zijn Wil, wat zijn Vrijheid en Volmaaktheid op
schandelijke wijze te kort zou doen. Dus, God kan meer dan hij
feitelijk wil. En bovendien, ook wat Hij feitelijk gekozen heeft te
doen, kan het bereik van Zijn mogelijkheden niet beperken. Immers,
Gods macht is Absoluut, en overstijgt wat hij gewild en geordonneerd
heeft. De Absolute Macht kan de gang der dingen, de Geordonneerde
Macht, doorbreken, in de vorm van wat een wonder heet.
We
hebben, in het geval van de papegaai, te maken met een beest dat
spreken kan, iets wat aan de mens voorbehouden is. Dat zou tot de
wonderen gerekend kunnen worden, ware het niet, dat hij zelf niet
begrijpt wat hij zegt.
Anderzijds,
moge hij dat spreken dan niet begrijpen, hij spreekt wel van nature
zijn avé uit, wat hem dus eigen is, wat echter onder de
Geordonneerde Macht valt. Het enige mogelijke wonder wat hier dan nog
in te herkennen valt zou dan zijn dat de Geordonneerde Macht precies op
het punt van het begrip doorbroken zou worden, met andere woorden, hij
begrijpt zijn avé…
En
als Retza van een wonder spreekt, dan is het precies dat waarop hij
doelt. Het is geen loos en leeg avé, het is welgemeend, goed
doordacht en waarachtig, het is een ingreep van de Goddelijke Almacht.
|
Lees ook
het vervolg: HPM-dossier Van Ave tot Eva en Papegaaien en Water
|
|
|