Inhoud Dossier Ave Maria - door H. van Boxtel

CuBra

HOME

 

… Ik, papegaai, leer van jullie de namen van anderen.

Dit echter heb ik uit mezelf leren zeggen: 'Gegroet Caesar'.

 

Martialis

Flaubert - Un Coeur Simple - Ave Maria

De Goden en de papegaai (Kama)

Dossier Van Ave tot Eva & Papegaaien en Water

Een veer van de aartsengel Gabriël?

Met het aanhalen van de woorden van Martialis in zijn Ethymologieën (XII, vii) heeft Isidorus van Sevilla (560 - 636) de voortgang van de wezensbepaling van de papegaai voor 1000 jaar veilig gesteld. Isidorus' gezag was aanzienlijk, en zijn woorden werden met diep respect behandeld.

200 Jaar later kopieert Hrabanus Maurus (780 - 856) Isidorus' tekst in zijn De Universo XXII, VIII, en daarmee ligt Martialis' epigram bewaard in twee van de grootste werken van de vroege Christenheid.

Wat bij Martialis echter een tekst is van een overbeleefde dichter-satiricus aan het adres van Ceasar, met een buiging erbij, en een grijns op het gebogen hoofd, komt bij Isidorus sneerloos te voorschijn. De intentie van de auteur is verdwenen.

Isidorus schrijft:

De papegaai wordt geboren aan de kusten van India, met een groene kleur, purperrode halsketen en een grote tong die breder is dan die van andere vogels. Daarom spreekt hij de woorden zo duidelijk uit dat wanneer je hem niet zou zien je zou denken dat er een mens aan het woord was. Verder groet hij van nature door te zeggen: Avé of Kaire. Andere namen leert hij door onderricht. Vandaar het volgende: 'Ik, papegaai, leer van U vaak andere namen: Avé, Ceasar kan ik van mijzelf.'

 

Hoe de klassieke teksten in het algemeen, en de fragmenten over de papegaaien in het bijzonder, binnen het bereik van de Vroeg-Christelijke denkers lagen, is moeilijk na te gaan. Feit is, dat Isidorus met zijn encyclopedisch werk, de Ethymologieën, de erfenis van de Laat-Klassieke tijd vastlegt, zo doende een belangrijke bron heeft nagelaten, en dat Martialis' papegaaienepigram hierin is opgenomen, zij het zonder naamsvermelding.

 

De papegaai spreekt het avé of de Griekse variant kaire van nature uit. Uit eigen beweging, zonder het ooit van een mens gehoord te hebben, zonder deze na te bootsen. Ook een dove papegaai brengt de mensheid dus deze groet, omdat immers papegaais eigen natuur er de bewerkende oorzaak van is.

Dit vermogen van de papegaai, het groeten van zichzelf uit, vormt de ruggegraat van de symbolische betekenis die rondom de papegaai geweven is.

Uit een handschrift van Hrabanus Maures over Exorcisme 

Zoals reeds gezegd kopieert Hrabanus Maures de tekst van Isidorus letterlijk in zijn De Universo Lib. XXII, viii, en het zal duidelijk zijn, dat wanneer deze twee encyclopedische werken eenmaal gegeven zijn, de groeten van de papegaai keer op keer verschijnen bij auteurs over het dierenrijk die na Isidorus en na Hrabanus de pen hebben opgevat.
Gezocht: portret van de auteur of afb. van zijn werk

Mattheus van Vendôme (ca. 1130 - eind 12e eeuw) neemt een groet-fragment op in zijn Ars Versificatoria, 111, 19:

… De papegaai roept van de triomf van de Keizer in een bezoedelde taal: Gegroet.

Uit The Book of Beasts

Een XIIe eeuws Engels bestiarium, (Cambridge University MS II.4. 26), opgenomen in T. H. White (ed.) The book of beasts, 1960 schrijft:

If you did not see it, you would think it was a real man talking. It greets people of its own accord, saying 'what-cheer' or 'toodle-oo'. It learns other words by teaching. Hence the story of the man who paid a compliment to Caesar by giving him a parrot which had been taught to say: I, a parrot, am willing to learn the namens of others from you. This I learnt by myself to say - Hail Caesar!

Een regelrechte kopie van Isidorus dus, wanneer we af willen zien van een paar kleine details die in de loop van eeuwen lang overschrijven hun eigen mare zijn gaan vormen. What-cheer, en toodle-oo, wat amicale varianten op het ave, zijn uiteraard ingebracht door de tekstbezorger c.q. vertaler.

Uit het Aberdeen bestiarium

Het Aberdeen Bestiarium (Aberdeen University Library MS 24), geschreven en verlucht in Engeland, rond 1200, stelt op folio 47r:

… Van nature groet hij je door in het Latijn of Grieks te zeggen: Avé of Kaire – Gegroet. Hij zal andere woorden leren wanneer je hem die leert. Dit verklaart de regels: Als een papegaai leer ik andere namen van mensen, maar dit heb ik uit mezelf geleerd: ‘Avé caesar’.

Uit een handschrift van Hugo van Folieto

Hugo van Folieto, ook wel Hugues de Fouilloy (1096/1111- ca.1172), in De Bestiis et Aliis Rebus, III, XXVIII:

… Avé Ceasar kan ik van nature zeggen…

Gezocht: portret van de auteur of afb. van zijn werk

Thomas van Cantimpré ofwel Thomas Cantimpratensis (1187-1270) schrijft in de jaren 1230-1240, in zijn De Natura Rerum, CIX:

… De mens groet hij evenwel door te zeggen: Avé of Chere (...) Hij is van nature zo gestemd dat hij keizers schijnt te groeten. Vandaar het feit dat Karel de Grote, dwalend door de Griekse woestenij papegaaien tegenkwam en deze hem in de Griekse taal begroetten door hem toe te schreeuwen: wees gegroet Keizer. De woorden die zij spraken hadden een zekere profetische boodschap omdat Karel in die tijd alleen koning was van Gallië en pas later tot Keizer van de Romeinen gekroond werd. Maar ook leest men in het leven van Paus Leo (iets dergelijks): want toen hij een edele, gemakkelijk hanteerbare vogel om te praten had, liet Paus Leo deze gaan. En toen de vogel nog altijd op weg was en mensen tegenkwam, schreeuwde hij: ik ga naar de Paus, ik ga naar de Paus. Nadat hij zonder uitstel binnen ging bij de Paus, schreeuwde hij: gegroet Paus Leo, gegroet Paus Leo. Omdat de Paus zo opgevrolijkt raakte, maakte hij voortaan gebruik van het onderhoud met de papegaai voor ontspanning na het dagelijkse werk.

Aardig is deze tekst, aardig omdat hier voor het eerst de spreekwijze van de papegaai serieus genomen wordt, en wel het echoën van de eigen woorden, één maal voor de luisteraar, en één maal om het zelf nog eens even goed te kunnen beluisteren. Hier is dus sprake van een ontwakend realisme. Thomas moet een papegaai aan het werk gezien hebben, of hij moet van horen zeggen hebben dat deze wijze van spreken te doen gebruikelijk is bij papegaaien. En hij neemt de uit de waarneming vernomen feiten vervolgens op in zijn beschrijving.

Gezien de volgorde van de vermelde wapenfeiten van de papegaai, als ook de wijze waarop deze verwoord zijn, doet zich hier Isidorus, dan wel Hrabanus, als bron vermoeden.

Een volgende auteur die bericht over het natuurlijke groeten van de papegaai, is Brunetto Latini, een XIIIe eeuwse encyclopedist, en hij schrijft rond 1260 in zijn Li livres dou trésor:

… De Papegal (...) et ke de lor nature sevent il saluer selonc l'usage de cele terre.

De papegaai groet dus volgens de gebruiken van het land, geheel volgens zijn natuurlijke vermogens…

Vincent van Beauvais (1196-1264), in Speculum Naturae, XVI, CXXXV:

… Hij groet Keizers en de woorden die hij gehoord heeft spreekt hij ook uit...

Albertus Magnus (ca. 1206 – 1280) baseert zich, in het algemeen gesproken in zijn De Animalibus, in hoofdzaak op Thomas van Cantimpré, zoals uitgerekend door Pauline Aiken, Speculum XXII – 1947, 205 - 225: … Om het in een paar woorden samen te vatten: Albertus beschrijft 476 dier. Voor 400 hiervan, meer dan 5/6 van het totaal, is Thomas de hoofdbron. Aan 374 van deze beschrijvingen, 4/5 van het totaal, wordt niets toegevoegd, of niet meer dan een enkel zinnetje.

Albertus laat echter wél de kwaliteit van het groeten van nature achterwege, en ook in het weglaten worden uitspraken gedaan.

Jacob van Maerlant (1230-1270) bericht wel over het groeten, Der nature bloemen, regel 3291 e. v.:

… Men leest / in conincs Karles tiden / Dat hi wilen soude liden Dor twout van Grieken en sijn heere / Om te vaerne over meere. Papegaye quamen tier stont / En seiden: Keiser vare ghesont! Doe was hi coninc ghewaerlike Van der cronen van Vrancrike En hi waert Roomsch keizer daer naer: Dus worden hare woorde waer. Den paues Lewen / lesen wi mede / Gaf een man dor hoveschede Enen papegay / die sprac ghenoech Doe menne ten paues wert droech / En hi was op sine vaert / Sprak hi: Ik vare ten paues waert En teerst dat hi den paues sach Ontboot hi hem goeden dach Achter een twee werf te samen. Dese dinc so wei den paues bequamen / Dat hi dicke sonderlinghe Daer ieghen sprac om dachrortinghe.

Duidelijk is dat aan deze tekst die van Thomas ten grondslag ligt. Opmerkelijk daarbij is echter dat de natuurlijke aard van de papegaai, het groeten, onvermeld blijft. Wel wordt er feitelijk gegroet, twee maal zelfs, maar dit wordt niet toegeschreven aan de aard van de papegaai, en hier wordt het groeten dus een anecdote over een paar papegaaien die dat toevallig geleerd hebben.

 

illuminatie uit Der nature bloeme

Uit de Biblia pauperum

Ulrich von Lilienfeld, ook wel Ulricus Campililiensis, (1308 – 1358), in zijn Biblia pauperum, een armenbijbel, Manuscript, Cod. 212, in de Eichstätter Königliche Bibliothek, c. 150:

… De papegaai verstaat het om van nature de mens te begroeten: ‘Mijn Heer’, of ‘Wees gegroet’.

Illuminatie uit Buch der Natur

Een andere bewerking van de tekst van Thomas van Cantimpré is van de hand van Konrad von Megenberg (1309 – 1374), Buch der Natur, c.63:

… Er grüezt den menschen und spricht in wälhisch [=latijn]: got grüez dich, lieber, oder er grüezt mit andern worten als er gelernt hât. … Hij groet de mensen en spreekt Latijn: ‘Wees gegroet, beste’ of hij groet in andere woorden dan hij geleerd heeft

Ook Konrad von Megenberg voegt, in dit geciteerde fragment althans, weinig toe aan de tekst van Thomas van Cantimpré. Wel vermeldt hij, in tegenstelling tot Jacob van Maerlant, de specifieke aard van de papegaai die hem in staat stelt te groeten zonder ooit iets van een mens vernomen te hebben: hij groet met andere woorden dan die welke hij geleerd heeft.

Jehan de Mandeville, Sir John Mandeville, is de naam die gegeven wordt aan de schrijver van de Reizen, geschreven in Anglo-normandisch Frans, en die gepubliceerd zijn tussen 1357 en 1371. In hoofdstuk 30 vinden we:

... En daar [in het Rijk van Priesterkoning John] zijn veel papegaaien, die ze psittakes noemen in hun taal. En ze spreken van nature, en groeten mensen die door de woestijn trekken, en spreken tot hen als ware zij mensen.

Uit een handschrift met tekst van Mandeville

Jean de Cuba, Johannes Wonnecken von Kaub, schreef rond 1480 Gart der Gesuntheit, rond 1500 in het Frans vertaald als Jardin de santé:

... Hij groet van nature en zegt ave of broeder. Andere woorden leert hij door onderricht. En er wordt gezegd, in de woorden van de papegaai: ‘Ik leerde van U de namen van anderen, maar van mezelf uit zeg ik Caesar, ave, ik groet U’.

Uit een handschrift met tekst van Mandeville

Deze teksten vinden dus hun oorsprong in oudere bronnen, in Griekse en Romeinse bronnen.

De groeten van de papegaai komen uit een toen al ver verleden.

Gezocht: portret van de auteur of afb. van zijn werk

Krinagoras (70 voor Christus – 18 na Christus), de Griekse dichter, bezocht Rome, en was onder andere zeer onder de indruk van de papegaaien die hij daar zag:

… De papegaai, die spreekt met menselijk stem, verliet zijn gevlochten kooi, vloog op zijn veelkleurige vleugels naar de bossen, en altijd vlijtig in het groeten van de fameuze Caesar, vergat hij ook die naam in de bergen niet. Alle vogels, hun hersenen pijnigend iets te leren, streden onder elkaar wie het eerst ‘ave’ tot de God zeggen kon. Orpheus echter deed de beesten in de heuvelen hem gehoorzamen, en nu Caesar, iedere vogel zingt zijn eigen lied voor U, ongevraagd.

Ovidius (43 voor Christus - 17 na Christus) in Amores, II 6:

De laatse woorden van de stervende papegaai aan het adres van zijn bazin zijn… Corinna gegroet… Corinna vale…

Persius (34 – 62), Saturae, prologus, 8:

… Wat maakte het voor de papegaai zo makkelijk zijn ‘kaire’ voort te brengen…

Vergilius en Statius (ill. bij Divina Commedia van Dante)

Statius (ca. 40 – ca. 96) Silvae, II, IV, 29

… Eens groette hij koningen en sprak de naam van Caesar uit…

En natuurlijk Martialis (ca. 40 – ca. 102), in zijn Epigrammata XIV, LXXIII:

… Ik, papegaai, leer van jullie de namen van anderen.

Dit echter heb ik uit mezelf leren zeggen: 'Gegroet Caesar'.

Plinius de oude (23 – 79) spreekt in zijn Naturalis historia, X, LX 121 over een raaf die gedurende zijn leven de gewoonte had maar liefst drie keizers te groeten:

… Toen Tiberius keizer was, vloog een jonge raaf uit een nest, boven op de tempel van Castor en Pollux, naar beneden naar de werkplaats van een schoenlapper in de buurt. Hij pikte snel wat woorden op, en elke ochtend vloog hij uit naar het platvorm dat uitziet op het forum en groette aanvankelijk Tiberius, toen Germanicus, en later nog Drusus Caesar bij hun naam, en als het Romeinse publiek voorbij getrokken was, vloog hij terug naar de werkplaats. En het werd opmerkelijk, deze jaren durende begroeting

Suetonius (70 - 140):

… Toen Octavianus van zijn zege bij Actium [31 voor Christus] naar Rome terugkeerde, hield zich onder zijn begroeters een zekere ambachtsman op, die een raaf bij zich had die hij afgericht had en die sprak: ‘Gegroet Caesar, glorievolle heerser’.

Caesar stond verbaasd, en kocht hem voor 20. 000 sestertiën. Toen hij door een papegaai op dezelfde wijze begroet werd, beval hij ook deze te kopen.

Deze voorvallen zette een arme schoenlapper aan een raaf af te richten zodat deze hetzelfde zeggen kon. De schoenlapper echter pleegde, door de oplopende kosten gedreven, tegen de maar niet antwoordende vogel te zeggen: ‘moeite en geld zijn verloren’. Op een bepaald moment echter begon de raaf de beoogde begroeting op te zeggen. Toen Augustus deze gehoord had, sprak hij bij het voorbij gaan: ‘thuis heb ik genoeg van dergelijke groeters’. De raaf had echter nog een gedachte over, zodat hij er aan toevoegde wat hij zijn baas vaak had horen klagen: ‘moeite en geld zijn verloren’. Caesar moest hierom lachen en beval de vogel te kopen, voor meer geld dan hij de andere gekocht had.

Flavius Philostratus (170 – 247), Grieks auteur, in Het leven van Apollonius, Boek I, VII:

… En deze man was Euxenus, uit de stad Heraklea, in Pontus, en hij kende de principes van Pythagoras zoals een vogel weet wat hij geleerd heeft van een mens; want de vogels zullen je ‘Goede reis’ toewensen, en ‘Goedendag’ zeggen, of ‘Zeus helpe U’ of iets dergelijks, zonder te begrijpen wat ze zeggen en zonder de geringste sympathie voor de mensheid, louter en alleen omdat hun tong geleerd heeft op een bepaalde manier te bewegen…

Macrobius schreef rond het jaar 400 in zijn Saturnalia II, IV, 29 - 30:

… Onder hen die hem verwelkomde bij zijn terugkeer van zijn overwinning bij Actium [waar Augustus Anthonius verslaat] was een man met een raaf die hij geleerd had te zeggen: ‘Gegroet Caesar, onze glorieuze overwinnaar’. Augustus werd hier door gecharmeerd en gaf de man 20. 000 sestertiën voor de vogel. Maar de africhter van de vogel had een compagnon, en, toen deze niets van het geld bleek te krijgen, vertelde hij de keizer dat zijn maat nog een andere raaf had, en hij deed het voorkomen alsof die raaf dat ook wel zou kunnen leren. De vogel herhaalde echter de woorden die hij al geleerd had: ‘Gegroet Anthonius, onze glorieuze overwinnaar’. In plaats van kwaad te worden beval Augustus de man het geld te delen met zijn maat.

 

Hij werd op gelijke wijze begroet door een papegaai, en hij gaf opdracht de vogel te kopen, en ook nog een ekster voor de zelfde truc. Deze voorbeelden spoorden een arme schoenlapper aan te proberen een raaf een soortgelijke groet in te studeren, maar de vogel bleef zwijgen en de man, geruïneerd door de oplopende kosten, sprak vaak tot de raaf: ’niets te tonen van de moeite en de onkosten’. Op een dag echter begon de raaf zijn les op te zeggen, en Augustus hoorde de groet toen hij voorbij kwam. ‘Ik krijg thuis al genoeg van die groeten’ antwoordde hij. Maar de vogel herinnerde zich ook de woorden die zijn meester gewoonlijk jammerde en voegde er aan toe: ‘niets te tonen van de moeite en de onkosten’. Dit bracht de keizer aan het lachen en hij gaf opdracht de vogel te kopen. Hij gaf er meer voor dan hij gegeven had voor welke andere dan ook.

De annunciatie in een vroege druk van De Retza

De caesars moeten, de één na de andere, een punthoofd gekregen hebben van al die kraaien, ekster en papegaaien, met hun baasjes, langs de kant van de weg.

Al die arme sloebers die geld roken, een kraai vingen, een ekster, en aan de slag gingen, want laten we niet vergeten dat een papegaai iets heel anders was. Die kostte zeer veel geld, meer dan een goede slaaf zelfs. Dat werd vangen dus, nesten uithalen. Niet gemakkelijk, dat africhten. Zeker niet. Daar weet Aretino (1492 – 1556) zo’n 1500 jaar later nog over mee te praten:

… En met hetzelfde geduld dat men moet hebben om een hond, een papegaai, een spreeuw of een ekster iets bij te brengen, leert zij de nonnen allerlei standjes… (Schijnheilige praktijken, deel I, Ned. Vert. p 26)

 

Martialis overtreft alles wat er langs de weg stond. Zijn papegaai hoeft niets te leren, die spreekt het Gegroet keizer van nature. Met een groots gebaar veegt Martialis de straten schoon, met een enkel zinnetje, zoals een groot schrijver betaamt. Een zinnetje dat spreekt, dat vele eeuwen bij blijft, en keer op keer opduikt in de geschriften van hen die leefden in latere tijden. Zijn tekst beklijft: de papegaai groet van nature. Avé, kaire…  ave, kaire… Hooggeplaatsten, koningen, keizers, pauzen, gewone stervelingen, iedereen eigenlijk. Iedereen met een gewillig oor is een aanspreekpunt voor de papegaai. Iedereen, behalve Maria, de Moeder Gods, zoals blijkt uit de archieven van het Papegaaienmuseum. Mogelijk weet een dergelijk bericht ons eens nog te bereiken, maar vooralsnog dienen wij te stellen dat de papegaai zijn avé niet aan het adres van Maria gericht heeft. Ook niet bij de Annunciatie, en dit feit wordt nog eens onderstreept door het gegeven dat er ook geen geschilderde bronnen bekend zijn die een Annunciatie tonen waarop een papegaai figureert. Geen geschilderde Annunciaties. Wel vele andere Maria-scene’s, alleen al zo’n 40-tal Madonna’s met Christuskind en papegaai… sterfscene’s van Maria… handenvol…

 

In een bijbelse context kan het avé alleen maar verwijzen naar de Annunciatie, naar Lukas I, 26-28 of Matheus I, 16-18, naar het avé dat de aartsengel Gabriël uitspreekt wanneer de Heilige Maagd bericht wordt van haar op hande zijnde zwangerschap. De papegaai zou zo dus met één van de allerheiligste momenten van het Christelijk geloof verbonden worden, het moment waarop de Vleeswording van het Woord een aanvang neemt.

 

Als het avé het hoofdbestanddeel van de symbolische inhoud van de papegaai heeft gevormd, dan hadden er ook annunciaties geschilderd moeten zijn. Er moet dus meer aan de hand zijn…

 

De enige bekende geschreven bron die een koppeling maakt tussen Maria en de papegaai, is een zijdelingse koppeling. In het Defensorium Immaculatea Virginitatis, De Verdediging van de Onbevlekte Maagdelijkheid, van de Weense dominicaan Franciscus van Retza (1343 - 1427) staat geschreven:

… Indien een papegaai van nature avé vermag te zeggen, waarom zou dan een zuivere maagd na Gabriëls avé niet baren? … Psittacus a natura si ‘ave’ dicere valet, quare virgo per ‘ave’ non generaret?"

Deze redenering staat naast een groot aantal soortgelijken, en om de draagkracht van het argument van Retza wat meer ruimte te geven:

… Indien de slak door de dauw bevrucht wordt, waarom zou dan de maagd door de dauw van de Heilige Geest niet vermogen te baren?

… Indien de beer zijn onbehouwen jongen met zijn mond, door te likken, weet te vormen, waarom zou dan een maagd op Gabriëls woord niet baren?

 

Retza spreekt hier over wonderen, het wonder van De Maagd die Moeder is, en het wonder van de papegaai die kan spreken.

Zonder nu de hele Petrus Damianus overhoop te trekken, Petrus Damianus (1007-1072), de gesel Gods, geestelijk vader en voorvechter van de zelfkastijding, en hier, en hier, en hier, en die 40 zweepslagen wat aan de voorzichtige kant vond, moet toch even gesteld worden dat hij het niet eens is met de Heilige Hiëronymus wanneer deze zegt dat … hoewel God alles kan, Hij niet een maagd oprichten kan nadat zij is gevallen... Damianus ziet Almacht als het vermogen te doen wat men wil. Als iets niet kan betekent dit dat God het niet wil. Maar stelt Damianus, dit gaat niet ver genoeg. Gods kunnen kan onmogelijk ingeperkt worden door zijn Wil, wat zijn Vrijheid en Volmaaktheid op schandelijke wijze te kort zou doen. Dus, God kan meer dan hij feitelijk wil. En bovendien, ook wat Hij feitelijk gekozen heeft te doen, kan het bereik van Zijn mogelijkheden niet beperken. Immers, Gods macht is Absoluut, en overstijgt wat hij gewild en geordonneerd heeft. De Absolute Macht kan de gang der dingen, de Geordonneerde Macht, doorbreken, in de vorm van wat een wonder heet.

 

We hebben, in het geval van de papegaai, te maken met een beest dat spreken kan, iets wat aan de mens voorbehouden is. Dat zou tot de wonderen gerekend kunnen worden, ware het niet, dat hij zelf niet begrijpt wat hij zegt.

Anderzijds, moge hij dat spreken dan niet begrijpen, hij spreekt wel van nature zijn avé uit, wat hem dus eigen is, wat echter onder de Geordonneerde Macht valt. Het enige mogelijke wonder wat hier dan nog in te herkennen valt zou dan zijn dat de Geordonneerde Macht precies op het punt van het begrip doorbroken zou worden, met andere woorden, hij begrijpt zijn avé

 

En als Retza van een wonder spreekt, dan is het precies dat waarop hij doelt. Het is geen loos en leeg avé, het is welgemeend, goed doordacht en waarachtig, het is een ingreep van de Goddelijke Almacht.

Lees ook het vervolg: HPM-dossier Van Ave tot Eva en Papegaaien en Water