Parijs - 19e eeuw Gustave Flaubert Julian Barnes - Flauberts papegaai (1984)

CuBra

HOME

Deze HPM-pagina is verzorgd door Monique Bullinga:

www.rabelais.nl

 

Flauberts papegaai, door Julian Barnes

Londen, 1984

Nederlandse vertaling door Else Hoog

1985

Barnes ontmoet de opgezette Loulou

Toen zag ik de papegaai. Die stond in een kleine nis, helder groen en met brutale ogen, zijn kop in een nieuwsgierige stand. 'Psittacus', luidde het opschrift op het uiteinde van zijn stok: 'Papegaai, door G. Flaubert van het Rouaans Museum geleend en op zijn werktafel gezet tijdens het schrijven van Un coeur simple, waarin hij Loulou is, de papegaai van Félicité, de hoofdpersoon van het verhaal.' Een fotokopie van een brief van Flaubert bevestigde dit feit: de papegaai, schreef hij, stond al drie weken op zijn bureau en het kijken ernaar begon hem te irriteren.

Dichter bij Flaubert door Loulou

Loulou was in uitstekende conditie, de veren nog even fris en het oog nog even irritant als honderd jaar eerder het geval moest zijn geweest. Ik keek aandachtig naar de vogel en voelde tot mijn verbazing een hartstochtelijk contact met die schrijver die het nageslacht hooghartig verbood enige belangstelling voor hem zelf te koesteren. Zijn standbeeld was een tweede afgietsel; zijn huis was afgebroken; zijn boeken leidden uiteraard hun eigen leven - daarop een reactie hebben was niet hetzelfde als reageren op hem. Maar deze doorsnee groene papegaai, volgens de regels maar toch mysterieus geconserveerd, had iets waardoor ik het gevoel kreeg dat ik de schrijver bijna had gekend. Ik voelde me ontroerd en opgemonterd tegelijk.

De papegaai en de groteske

Denkt u zich in hoe moeilijk het technisch is om een verhaal te schrijven waarin een slordig-opgezette vogel met een belachelijke naam uiteindelijk voor een derde deel van de Drieëenheid komt te staan terwijl de intentie niet satirisch, sentimenteel of godslasterlijk is. Denkt u zich dan ook nog in dat u dat verhaal moet vertellen vanuit het gezichtspunt van een onwetende oude vrouw, zonder dat het neerbuigend of aanstellerig aandoet. Maar de intentie van Un coeur simple ligt ook heel ergens anders: de papegaai is een volmaakt en beheerst voorbeeld van het Flaubertiaans groteske.

Een perfecte papegaai

Félicité + Loulou = Flaubert? Niet helemaal, maar je kunt zeggen dat hij in beiden aanwezig is. Félicité bevat zijn karakter, Loulou bevat zijn stem. Je kunt zeggen dat de papegaai, die voor geraffineerd stemgebruik en geringe intelligentie staat, Puur Woord is. Als je een Franse wetenschapper was zou je misschien zeggen dat hij un symbole de logos is. Maar ik als Engelsman hol maar gauw terug naar het tastbare: naar dat ranke, brutale wezen dat ik in het Hótel-Dieu had gezien. Ik stelde me Loulou voor, tegenover Flaubert op diens bureau gezeten, hem aankijkend als een tergend spiegelbeeld in een lachspiegel. Geen wonder dat zijn parodistische aanwezigheid na drie weken irritatie wekte. Is de schrijver veel meer dan een geperfectioneerde papegaai?

Flaubert & papegaai (1/4)

Misschien is dit het juiste moment om aandacht te schenken aan de vier belangrijkste ontmoetingen tussen de schrijver en een lid van de papegaaienfamilie. In de jaren dertig van de vorige eeuw ging het gezin Flaubert tijdens zijn jaarlijkse vakantie in Trouville geregeld op bezoek bij een gepensioneerde zeekapitein die Pierre Labey heette; wij vernemen dat zich in dat huis een prachtige papegaai bevond.

Flaubert & papegaai (2/4)

In 1845 ging Gustave naar Italië en toen hij onderweg Antibes aandeed maakte hij kennis met een zieke parkiet die hij een aantekening in zijn dagboek waardig keurde; het diertje zat altijd behoedzaam op het spatbord van de tilbury van zijn eigenaar en werd met etenstijd naar binnen gebracht en op de schoorsteenmantel gezet. De dagboekschrijver vermeldt dat er kennelijk een 'vreemde liefde' tussen mens en dier bestaat.

Flaubert & papegaai (3/4)

In 1851, toen hij via Venetië uit het Oosten terugkeerde, hoorde Flaubert een papegaai in een vergulde kooi een imitatie van een gondelier over het Canal Grande krijsen: 'Fa eh, capo die.'

Flaubert & papegaai (4/4)

In 1853 was hij weer in Trouville; hij logeerde bij een pharmacien en ergerde zich constant aan een papegaai die 'As-tu déjeuné, Jako?' krijste, en 'Cocu, mon petit coco.' Hij kon ook nog 'J'ai du bon tabac' fluiten.

Is een van die vier vogels, geheel of gedeeltelijk, de inspiratie achter Loulou geweest? En heeft Flaubert nog een andere levende papegaai gezien tussen 1853 en 1876, toen hij een opgezette leende van het museum van Rouaan? Dat soort dingen laat ik graag aan de deskundigen over.

Getatoeëerde tolken

Terwijl ik mijn Frans stond op te vijzelen bedacht ik wat het handelsmerk was van de Carthaagse tolken in Salammbô: die hadden allemaal een tatoeage van een papegaai op hun borst, als symbool van hun beroep.

Het bed van Salammbô

Ik heb het er al over gehad dat de Carthaagse tolken in Salammbô getatoeëerde papegaaien op hun borst hebben (een detail dat misschien eerder welgekozen dan authentiek is?); in diezelfde roman hebben sommige Barbaren 'parasols in hun handen of papegaaien op hun schouders', terwijl zich onder de meubels op het terras van Salammbô een klein ivoren bed bevindt met kussens die gevuld zijn met papegaaieveren - 'want dit was een profetische, aan de goden gewijde vogel'.

Een tweede Loulou?

Toen zag ik hem. Bovenop een hoge kast zat nog een papegaai. Ook knalgroen. Ook, volgens de gardienne en het etiket op de stok, dezelfde papegaai die Flaubert van het museum in Rouaan had geleend voor het schrijven van Un coeur simple. Ik vroeg toestemming om de tweede Loulou te pakken, zette hem voorzichtig neer op de hoek van een vitrinekast en verwijderde de glazen stolp.

Hoe moet je twee papegaaien vergelijken, waarvan de ene al geïdealiseerd is door je geheugen en door metaforen, terwijl de andere een snerpende indringer is? Mijn eerste reactie was dat de tweede minder authentiek leek dan de eerste, voornamelijk omdat hij een vriendelijker uitstraling bezat. De kop stond rechter op het lijf en zijn uitdrukking was minder irritant dan die van de vogel in het Hôtel-Dieu. Toen besefte ik dat ik een denkfout maakte: Flaubert had tenslotte niet kunnen kiezen en zelfs deze tweede, die me rustiger gezelschap leek, kon na een week of wat best op je zenuwen gaan werken. Ik begon tegen de gardienne over het vraagstuk van de authenticiteit. Natuurlijk stond ze aan de kant van haar eigen papegaai en ze kleineerde de aanspraken van het Hôtel-Dieu met grote stelligheid. Ik vroeg me af of iemand wist wat het antwoord was. Ik vroeg me af of iemand het belangrijk vond behalve ik, die de eerste papegaai zo'n diepe betekenis had toegekend.

Loulou op de kast - foto's HPM

Etymologie & enige eigenschappen

Papegaaien zijn van oorsprong menselijk; dat wil zeggen, wat hun etymologie betreft. Perroquet is een verkleinwoord van Pierrot; parrot komt van Pierre; het Spaanse perico is van Pedro afgeleid. Voor de Grieken was hun spraakvermogen een punt in de filosofische discussie over de verschillen tussen de mens en de dieren. Aelianus schrijft dat 'de Brahmanen ze boven alle andere vogels vereren'. En ze zeggen erbij dat dat alleen maar redelijk is, want alleen de papegaai is in staat de menselijke stem goed na te bootsen.' Aristoteles en Plinius tekenen aan dat de vogel in kwestie uitermate hitsig is wanneer hij dronken is. Buffon zegt, meer ter zake, dat hij aan epilepsie kan lijden. Flaubert wist van deze broederlijke zwakte af: bij de aantekeningen die hij over papegaaien maakte toen hij zijn research verrichtte voor Un coeur simple is een lijstje van hun ziektes - jicht, epilepsie, spruw en zweren in de keel.

De zaak Henri K.

Het tweede, onvoltooide deel van Bouvard et Pécuchet had in hoofdzaak zullen bestaan uit 'La Copie', een gigantisch dossier van vreemde voorvallen, idiotismen en voor de spreker vernietigende citaten, die de twee klerken plechtig zouden overschrijven om zich te stichten en die Flaubert met een cynischer intentie zou reproduceren. Onder de duizenden knipsels die hij verzamelde om eventueel in dat dossier op te nemen bevindt zich het volgende verhaal, geknipt uit L'Opinion nationale van 29 juni 1863:

'In Gérouville nabij Arlon woonde een man die een schitterende papegaai bezat. Het was zijn enige liefde. Als jonge man was hij het slachtoffer geweest van een ongelukkige hartstocht; die ervaring had een mensenhater van hem gemaakt en hij woonde nu alleen met zijn papegaai. Hij had de vogel geleerd de naam van zijn verloren geliefde te zeggen in die naam werd honderd maal op een dag herhaald. Dat was het enige talent van de vogel, maar in de ogen van zijn eigenaar, de onfortuinlijke Henri K., was het een talent dat tegen alle andere opwoog. Telkens wanneer hij die vreemde stem de gewijde naam hoorde zeggen, huiverde Henri van vreugde; het klonk hem in de oren als een stem die van voorbij het graf kwam, als iets mysterieus en bovenmenselijks. Eenzaamheid wakkerde de fantasie van Henri K. aan en langzamerhand kreeg de papegaai een bijzondere betekenis in zijn geest. Het werd bijna een heilige vogel voor hem; hij hanteerde hem met diepe eerbied en kon urenlang in vervoering naar hem kijken. Dan mompelde de papegaai, die de blikken van zijn baas met onverschrokken oog beantwoordde, het mysterieuze woord en Henri's ziel stroomde vol met de herinnering aan zijn verloren geluk. Dit vreemde leven duurde verscheidene jaren. Op een dag viel het de mensen echter op dat Henri K. er nog treuriger uitzag dan gewoonlijk; en er blonk een vreemd, waanzinnig licht in zijn ogen.

De papegaai was gestorven. Henri K. bleef alleen wonen, helemaal alleen nu. Hij had geen enkele binding met de buitenwereld. Hij trok zich steeds meer in zichzelf terug. Soms kwam hij in geen dagen zijn kamer uit. Hij at het eten op dat hem gebracht werd, maar hij sloeg op niemand acht. Langzamerhand ging hij geloven dat hij zelf veranderd was in een papegaai. Hij krijste de naam die hij zo graag hoorde, alsof hij de dode vogel wilde imiteren; hij probeerde te lopen als een papegaai, ging op dingen zitten alsof hij op stok ging en strekte zijn armen uit alsof hij vleugels had om mee te klapwieken. Soms verloor hij zijn kalmte en begon meubels te vernielen en zijn familie besloot hem naar het maison de santé in Geel te sturen. Op weg daarheen slaagde hij er echter 's nachts in te ontsnappen. De volgende ochtend vonden ze hem; hij zat in een boom. Het bleek zeer moeilijk hem naar beneden te lokken, totdat iemand op het idee kwam een enorme papegaaiekooi onder de boom te zetten. Toen hij die zag klom de onfortuinlijke monomaan naar beneden en werd opnieuw gevangen. Hij bevindt zich nu in het maison de santé in Geel.'

We weten dat dit verhaal indruk heeft gemaakt op Flaubert. Bij de zin 'langzamerhand kreeg de papegaai een bijzondere betekenis in zijn geest' maakte hij de volgende kanttekening: 'Een ander beest nemen, er een hond van maken in plaats van een papegaai.' Een kortstondig plan voor een toekomstig boek. Maar toen de geschiedenis van Félicité en Loulou tenslotte werd geschreven, was de papegaai gebleven en de eigenaar veranderd.

Een van de twee Loulous

 

Barnes' bird's eye view

In Madame Bovary en Bouvard et Pécuchet komen geen papegaaien voor; in de Dictionnaire des idees reçues is geen PERROQUET opgenomen en in La tentation de saint Antoine wordt hij maar een paar keer genoemd. In Saint Julien l'hospitalier ontkomen maar weinig dieren eraan dat ze worden afgeslacht tijdens de eerste jacht van Julien - slapende korhoenders worden de poten afgehakt en laagvliegende kraanvogels worden uit de lucht geplukt door de zweep van de jager - maar de papegaai blijft onvermeld en ongedeerd. Tijdens de tweede jacht echter, wanneer Julien zijn vermogen om te doden verliest, wanneer de dieren ongrijpbare, bedreigende waarnemers worden van hun struikelende achtervolger, komt de papegaai te voorschijn. Lichtflitsen in het woud, waarvan Julien denkt dat het sterren zijn die laag aan de hemel staan, blijken de ogen van toekijkende beesten: wilde katten, eekhoorns, uilen, papegaaien en apen.

De papegaai die er niet was

En laten we de papegaai die er niet was niet vergeten. In L'Education sentimentale zwerft Frédéric door een deel van Parijs dat verwoest is bij het oproer van 1848. Hij loopt langs afgebroken barricaden, hij ziet zwarte plassen die bloedplassen moeten zijn; rolgordijnen van huizen hangen als vodden aan één spijker. Hier en daar zijn temidden van die chaos toevallig broze dingen gespaard gebleven. Frédéric gluurt door een raam naar binnen. Hij ziet een klok, een paar prenten en een papegaaiestok.

Klik hier voor het citaat

De papegaai van Barbey

Wanneer Gustave terugdacht aan zijn zomervakanties in Trouville - met de papegaai van kapitein Barbey en de hond van Mme Schlesinger - vond hij dat die tot de weinige vredige perioden van zijn leven behoorden.

Papegaaiensoep

Wijn proeven in stinkende krijtgrotten langs de weg. Ik zou nog wel door kunnen gaan, maar zo is het wel genoeg, anders begin ik nog te zeuren over lindebomen en pétanque en brood eten dat je in harde rode wijn doopt - la soupe à perroquet noemen ze dat, papegaaiesoep.

Klik hier voor Nervals papegaaienpastei

Perroquet à la carte

De echte Loulou & Het papegaaischap

We liepen het museum verder door, totdat we bij de kamer kwamen waar de papegaai stond. Ik pakte mijn polaroid-camera en kreeg toestemming er een foto van te maken.

Terwijl ik de foto ontwikkelde onder mijn oksel, wees de gardien me op de fotokopie van de brief die ik bij mijn eerste bezoek al had opgemerkt. Flaubert aan Mme Braine, 28 juli 1876: 'Weet u wat er al drie weken voor me op tafel staat? Een opgezette papegaai. Die houdt daar de wacht. Zijn aanblik begint me te irriteren. Maar ik laat hem staan omdat ik mijn hoofd wil laten volstromen met gevoel voor het papegaaischap. Omdat ik momenteel aan het schrijven ben over de liefde tussen een oud wijfje en een papegaai.'

'Dat is de echte', zei de gardien, terwijl hij op de glazen stolp voor ons tikte. 'Dat is de echte.'

'En die andere?'

'Die andere is een bedrieger.'

'Hoe weet u dat zo zeker?'

'Dat is eenvoudig. Deze hier komt uit het Museum van Rouaan.' Hij wees naar een rond plakkertje op het uiteinde van de stok en vestigde vervolgens mijn aandacht op een fotokopie van een aantekening in het museumregister. Die ging over een aantal zaken die door Flaubert waren geleend. Het meeste was geschreven in een museumsteno dat ik niet kon ontcijferen, maar dat er een Amazonepapegaai was uitgeleend was goed leesbaar. Een serie streepjes in de laatste kolom van het register bewees dat Flaubert alles had teruggegeven wat hij geleend had. De papegaai incluis.

Ik voelde een vage teleurstelling. Uit sentimentele overwegingen — en zonder goede reden - was ik er steeds van uitgegaan dat de papegaai na de dood van de schrijver tussen diens bezittingen was aangetroffen (dat verklaarde ongetwijfeld waarom ik in mijn hart voor de vogel in Croisset was geweest). Natuurlijk bewees deze fotokopie niets anders dan dat Flaubert een papegaai van het museum had geleend en dat hij die had teruggegeven. Het plakkertje van het museum maakte het iets ingewikkelder, maar het was toch niet doorslaggevend...

'Die van ons is de echte', herhaalde de gardien ten overvloede, toen hij me uitliet. Het was alsof onze rollen waren omgedraaid; hij had die verzekering nodig, niet ik.

Of de echte Loulou?

Maar ik twijfelde toch. Ik reed naar Croisset en maakte een foto van de andere papegaai. Daar zat ook een museumplakkertje op. Ik stemde met de gardienne in dat haar papegaai

kennelijk authentiek was, en dat de vogel in het Hôtel-Dieu duidelijk een bedrieger was.

De twee echte Loulous

De beschrijving die Flaubert aan het begin van hoofdstuk vier van Félicités papegaai geeft is heel kort: 'Hij heette Loulou. Zijn lijf was groen, de punten van zijn vleugels roze, zijn voorhoofd blauw en zijn keel goudgeel.' Ik vergeleek mijn twee foto's. Beide papegaaien hadden een groen lijf; beide hadden roze vleugelpunten (die van het Hôtel-Dieu had meer roze). Maar het blauwe voorhoofd en de goudgele keel: er was geen twijfel aan dat die aan de papegaai van het Hôtel-Dieu toebehoorden. Bij de papegaai in Croisset was het precies andersom: een goudgeel voorhoofd en een blauwgroene keel.

Waarom er twee Loulous zijn

Monsieur Andrieu (...)  was zevenenzeventig, vertelde hij, secretaris en het oudste nog levende lid van de Société des Amis de Flaubert.

We gingen aan weerszijden van een tafel zitten in een voorkamer waarvan de muren vol hingen met bric-a-brac: herdenkingsborden, Flaubert-penningen, een schilderij van het Gros Horloge dat M. Andrieu zelf had vervaardigd. Het was er klein en vol, curieus en persoonlijk: een ordelijker versie van Félicités kamer, of van Flauberts paviljoen. (...) Ik nam nog een paar details met hem door en toen begon ik over de papegaaien.

'Ah, de papegaaien. Er zijn er twee.'

'Ja. Weet u welke de echte is en welke de bedrieger?'

Hij begon weer te grinniken.

'Ze hebben het museum in Croisset in 1905 opgericht,' antwoordde hij. 'Het jaar waarin ik geboren ben. Ik ben er natuurlijk niet bij geweest. Ze hebben bij elkaar geraapt wat ze maar konden vinden - enfin, u hebt het zelf gezien.' Ik knikte. 'Veel was het niet. Een heleboel dingen waren verspreid. Maar de curator besloot dat er één ding was dat ze wél konden krijgen en dat was Flauberts papegaai. Loulou. Dus toen zijn ze naar het Natuurhistorisch Museum gegaan en ze hebben gezegd: Mogen we alstublieft de papegaai van Flaubert terug hebben. We hebben hem nodig voor het paviljoen. En het museum zei: Natuurlijk. Loopt u maar even  mee.'

Monsieur Andrieu had dit verhaal vaker verteld; hij wist precies wanneer hij moest pauzeren.

'Dus toen namen ze de curator mee naar waar ze de reservecollectie bewaren. U wilt een papegaai? zeiden ze. Dan gaan we naar de afdeling van de vogels. Ze deden de deur open en daar zagen ze... vijftig papegaaien. Une cinquantaine de perroquets!

Dus wat hebben ze toen gedaan? Toen hebben ze gedaan wat het meest voor de hand lag, wat het intelligentste was. Ze zijn teruggekomen met Un coeur simple en ze hebben Flauberts beschrijving van Loulou gelezen.' Net zoals ik de vorige dag had gedaan. 'En toen hebben ze de papegaai uitgezocht die het meest op zijn beschrijving leek.

Veertig jaar later, na de laatste oorlog, zijn ze met de collectie in het Hôtel-Dieu begonnen. Daar zijn ze op hun beurt naar het museum gegaan en ze hebben gezegd: Mogen wij alstublieft de papegaai van Flaubert hebben. Natuurlijk, zei het museum, zoekt u maar uit, maar zorg er wel voor dat u de goeie kiest. Dus toen hebben zij ook Un coeur simple geraadpleegd en ze hebben de papegaai gekozen die het meest met Flauberts beschrijving overeenkwam. En zo komt het dat er twee papegaaien zijn.'

Inspecteur Barnes vraagt door

Ik citeerde de bekende beschrijving van de papegaai en wees naar het voorhoofd en de keel van de versie van Croisset, die duidelijk anders waren. 'Waarom zou de papegaai die als tweede gekozen is meer op die uit het boek lijken dan de eerstgekozen papegaai?'

'Wel, u moet twee dingen bedenken. Ten eerste: Flaubert was een kunstenaar. Een schrijver van de verbeelding. En hij was in staat om feiten te veranderen omwille van de cadans; zo was hij. Omdat hij toevallig een papegaai geleend had hoefde hij die toch niet te beschrijven zoals hij was? Waarom zou hij de kleuren niet omdraaien als dat beter klonk?

Een forensische vaststelling

Ten tweede: Flaubert heeft zijn papegaai aan het museum teruggegeven toen hij zijn verhaal af had. Dat was in 1876. Het paviljoen is pas dertig jaar later van start gegaan. Opgezette

beesten krijgen de mot,   weet u. Ze gaan kapot. Dat is toch ook met die van Félicité gebeurd ? De vulling liep eruit.'

'Ja.'

'En misschien veranderen ze in de loop der tijd van kleur. Ik ben natuurlijk niet deskundig in het opzetten van dieren.'

'Dus u bedoelt dat ze allebei de echte zouden kunnen zijn? Of, net zo waarschijnlijk, geen van beide?'

Hij spreidde zijn handen langzaam uit op de tafel, met het sussende gebaar van een goochelaar.

Meer over de mot in papegaaien