Parijs - 19e eeuw J. J. Grandville (1803-1847)

CuBra

HOME

 

Scènes de la vie privée et publique des animaux

P.-J. Stahl et al

Dessins de J.J. Grandville

1842

Vertaling: Thérèse Cornips, 1982 (4e)

 

Proloog

 

Een anonieme maar betrouwbare informant

Ces détails, et bien d'autres qui n'ont pas moins marqué, nous les tenons d'un sténographe du lieu, personnage grave et bien informé, qui nous a mis au courant de cette grande affaire. C'est un Perroquet de nos amis, habitué depuis longtemps à manier la parole et sur la véracité duquel on peut compter, puisqu'il ne répète que ce qu'il a bien entendu.

Nous demanderons à nos lecteurs la permission de taire son nom, ne voulant pas l'exposer au poignard de ses concitoyens, qui tous ont juré, comme autrefois les sénateurs de Venise, de garder le silence sur les affaires de l'État.

Nous sommes heureux qu'il ait bien voulu sortir, en notre faveur, de son habituelle réserve : car on trouverait difficilement des naturalistes assez indiscrets pour aller demander des confidences à MM. les Tigres, les Loups, et les Sangliers, quand ces estimables personnages ne sont pas en humeur de parler.

Voici, tel que nous l'avons reçu de notre correspondant, l'historique assez détaillé des événements de cette séance, qui rappelle l'ouverture de nos anciens états généraux.


Deze en een groot aantal andere niet minder in het oog lopende details hebben wij van een ter plaatse aanwezige stenograaf, een serieus, welingelicht persoon, die ons van deze belangrijke aangelegenheid op de hoogte heeft gesteld, te weten een Papegaai uit onze kennissenkring, iemand die van oudsher gewend is het woord te hanteren en op wiens waarachtigheid volstrekt te bouwen is, omdat hij uitsluitend herhaalt wat hij goed heeft verstaan. Wij verzoeken onze lezers zijn naam te mogen verzwijgen, om hem te vrijwaren voor de wraak van zijn medeburgers, die allen, zoals vroeger de senatoren van Venetië, onder ede een zwijgplicht hebben aanvaard aangaande staatsaangelegenheden.

 Het verheugt ons dat hij te onzen behoeve van zijn gebruikelijke gereserveerdheid heeft willen afwijken, want men vindt niet licht een natuurkenner die zo indiscreet is de heren Tijgers, Wolven en Everzwijnen om vertrouwelijke mededelingen te vragen wanneer die achtenswaardige figuren niet daartoe in de stemming zijn.

 Hier volgt dan een gedetailleerd verslag van de zitting, zoals wij dat van onze correspondent hebben ontvangen, een zitting die in haar soort niet onderdoet voor de opening van de Staten-Generaal.

J.J. Grandville door Emile Lasalle, 1841

Résumé parlementaire

Het bestuur van de republiek der dieren wordt geïnstalleerd

Le Mulet, entouré et complimenté, prend immédiatement possession du fauteuil de la présidence.

Le Perroquet et le Chat, après avoir taillé quelques plumes que l'Oie leur a généreusement offertes, vont s'asseoir à la droite et à la gauche du Président en qualité de secrétaires.

La véritable discussion s'engage alors.


Inmiddels heeft het Muildier onder applaus bezit genomen van de voorzitterszetel.

De Papegaai en de Kat nemen, na enkele veren, hun vrijgevig door de Gans afgestaan, te hebben bijgepunt, aan weerskanten van de voorzitter plaats in de hoedanigheid van secretaris.

De eigenlijke besprekingen nemen een aanvang.

(...)

De kordate werkwijze van de hoofdredactie

Après quelques petits arrangements de pure forme , il fut convenu que le Singe servirait d'intermédiaire et serait, en s'adjoignant le Perroquet , chargé de s'entendre avec messieurs les Animaux Rédacteurs qui auraient à lui adresser leurs manuscrits , en indiquant soigneusement les adresses de leurs nids, tanières, perchoirs, etc.. etc., pour que les épreuves pussent être envoyées exactement aux auteurs.

Avant de se séparer , messieurs les Rédacteurs en chef recommandèrent à messieurs les futurs collaborateurs de n'adresser au cabinet de rédaction que des manuscrits bien écrits et faciles à lire, pour éviter les frais de correction et les fautes d'impression. Ils ajoutèrent que dans une publication à laquelle tant de talents différents étaient appelés à concourir la méthode étant impossible , tout classement serait injuste et arbitraire; que les premiers arrivés seraient donc les premiers imprimés; qu'un numéro d’ordre serait donné à chaque manuscrit, et que pour rien au monde cet ordre ne pourrait être interverti. Messieurs les Animaux approuvèrent cette mesure, et s'en retournèrent pleins d'espoir, le front penché, le regard pensif, méditant déjà, les uns leur propre histoire, les autres celle de leur prochain.

 

Post-Scriptum. — Par faveur spéciale, nous livrerons à la publicité quelques détails conlidenliels sur lesquels notre ami le Perroquet nous avait demandé le silence ; mais nous comptons (jue sa discrétion ne tiendra pas devant quekjues douzaines de noix et un pain de sucre que nous venons de lui envoyer.


Na een paar regelingen van zuiver formele aard werd afgesproken dat de Aap zou optreden als tussenpersoon en tevens, bijgestaan door de Papegaai, het nodige contact zou onderhouden met de Dieren schrijvers, die hem hun manuscripten dienden toe te sturen, vergezeld van een nauwkeurige opgave van nest, hol, roest, enz., enz., opdat drukproeven hun rechtstreeks konden worden toegezonden.

Inmiddels, alvorens het gezelschap in de Jardin des Plantes uiteenging, drukten de heren hoofdredacteuren — Aap en Papegaai — hun toekomstige medewerkers op het hart voor goed leesbare manuscripten te zorgenx om cor-rectiekosten en drukfouten zoveel mogelijk te voorkomen. Ook lieten zij weten dat voor een uitgave waaraan zoveel verschillende schrijvers een bijdrage zouden leveren een vooropgestelde indeling onjuist en ietwat eigendunkelijk kon lijken en dat daarom de eerst binnengekomen stukken het eerst gedrukt zouden worden, dat elk manuscript dienovereenkomstig zou worden genummerd, en dat men zich hoe.dan ook aan deze volgorde zou houden. De heren Dieren betuigden met deze methode hun volledige instemming om vervolgens elk huns weegs te gaan, vol hoop, met fronsend voorhoofd en peinzende blik, in gedachten reeds bezig, de een met andermans, de ander met eigen levensverhaal.

 

Tot besluit van dit parlementaire verslag willen wij de lezers — hoewel onze vriend de Papegaai ons heeft gevraagd hierover het stilzwijgen te bewaren, een bepaalde confidentie niet onthouden. Wij rekenen erop dat hij het ons na ontvangst van het hem door ons toegestuurde pond okkernoten plus een suikerbrood, niet euvel zal duiden.

Honoré de Balzac

Leerzaam verhaal oftewel ezelsbrug ten behoeve van dieren die iets wilen bereiken

Le grand philosophe, qui n'avait ni places ni donner, ni aucun gouvernement pour lui autre que le gouvernement de la science à la tète de laquelle l'Allemagne le mettait, tomba dans une tristesse profonde en apprenant que le cours des Instincts comparés allait être fait par un

adepte du baron Cerceau, devenu le disciple de l'illustre Marmus. En se promenant le soir sous les grands marronniers, il déplorait le schisme introduit dans la haute science, et les manœuvres auxquelles l'entêtement de Cerceau donnait lieu.

"On m'a caché le Zèbre!" s'écria-t-il.

Ses élèves étaient furieux. Un pauvre auteur entendit par la grille de la rue de Buffon l'un d'eux s'écrier en sortant de cette conférence :

"Cerceau! toi si souple et si clair, si profond analyste, écrivain si élégant, comment peux-tu fermer les yeux à la vérité? Pourquoi persécuter le vrai? Si tu n'avais que trente ans, tu aurais le courage de refaire la science. Tu penses à mourir dans tes nomenclatures , et tu ne songes pas à l'inexorable postérité qui les brisera , armée de l'Unité zoologique que nous lui léguerons !"

Le cours où devait se faire l'exposition de la science des Instincts comparés eut lieu devant la plus brillante assemblée , car il était surtout mis à la portée des Femmes. Le disciple du grand Marmus, déjà qualifié d'ingénieux orateur dans les réclames envoyées aux journaux par le bibliothécaire, commença par dire que nous étions devancés sur ce point par les Allemands : Vittembock et Mittemberg, Glarenstein, Borborinski, Valerius et Kirbach avaient établi, démontré que la Zoologie se métamorphoserait un jour en Instinctologie. (…) il expliqua

l'instinct, il montrat les merveilles de l'instinct, il joua des variations sur l'instinct, absolument comme Paganini jouait des variations sur la quatrième corde de son violon. Les bourgeois, les Femmes s’extalsiaient.


De grote filosoof viel ten prooi aan een ernstige depressie. 'Ze hebben de Zebra voor me verborgen gehouden!' zuchtte hij af en toe, zo zei men. Ik weet niet of het hem bekend is dat ik sinds vier jaar te zien ben in de Zoological Garden van Londen, die me voor vier duizend pond sterling van mijn baas gekocht heeft, noch of hij heeft vernomen dat ik al vrij gauw genoeg had van mijn Giraffegang en doodgewoon op mijn vier poten ben gaan lopen als vanouds, iets wat me nog beroemder maakte dan ik al was. Het was namelijk voorspeld door baron Collier en werd omstandig verklaard door de jonge docent tijdens diens eerste college Instinctologie. Het was een terugkeer naar het door God aan de Dieren geschonken onveranderlijke instinct, waarvan ik in Afrika een tijdelijke afwijking had vertoond. Hij noemde naar aanleiding daarvan het voorbeeld van de kleur der Wilde Paarden in de llano's van het gebied van de Orinoco en in de steppen van de Tataren, waar alle kleurverschillen ontstaan, tengevolge van kruisingen, uiteindelijk opgaan in de ene ware, natuurlijke kleur van het Paard, namelijk muisgrijs. Een aantal Duitse geleerden had reeds aangetoond dat de zoölogie op weg was te veranderen in de instinctologie. Dankzij Marmus was thans bewezen dat de diverse instincten correspondeerden met de door baron Collier geclassificeerde organismen. Hierna herhaalde de jonge docent in fraaie formuleringen alles wat de geleerden ooit over het instinct hadden neergeschreven. Hij omschreef het instinct, hij vertelde de aardigste anekdotes over het instinct, kortom, hij gaf een aantal variaties over het instinct ten beste, zoals Paganini variaties speelde op de vierde snaar van zijn viool. Het gehoor, dat voor het grootste deel uit dames bestond, was verrukt. Wat een welsprekendheid! Zoiets was alleen in Frankrijk te horen!

Dans un café

Bar Au Perroquet

Deel 2

Van de hoofdredacteuren Aap, Papegaai en Haan

 

AU LECTEUR

Ami lecteur, nous voici arrivés sans encombre à la moitié de notre route.

Suivez-nous avec confiance dans la seconde partie de notre expédition : nous ne marchons plus en voyageurs inexpérimentés et sans guide à travers des pays inconnus , nous savons maintenant où nous prétendons vous mener; nous connaissons vos goûts, et nous pouvons vous promettre, sans crainte de vous tromper et de nous tromper, de véritables monts et de véritables merveilles. La plume de nos correspondants s'est aguerrie, leur nombre s'est augmenté; nous avons gagné en toutes choses, en quantité et même en qualité, et nous avons à vous offrir presque des trésors !

Quant à Grandville, sans compter qu'il y a au bout de son crayon des portraits et des scènes où vous aurez le plaisir de retrouver ceux de vos amis et de vos voisins que vous n'avez point encore vus, et où, de leur côté, vos amis et vos voisins auront la satisfaction de vous reconnaître vous-même, nous croyons devoir vous confier qu'il a découvert une nouvelle manière de mettre du noir sur du blanc et de vous être agréable, à vous, cher lecteur, et à vous, chère lectrice, qui nous l'êtes tant, en faisant pour vous ce qu'il n'a encore fait pour personne. —

Tous verrez bien.

Bonsoir donc, ami lecteur; rentrez chez vous, tenez pour ce soir votre cage bien fermée, on ne sait pas ce qui peut arriver. Les nuits les plus paisibles peuvent finir par un orage. Qui sait si nous n'allons pas dormir sur un volcan? Un sage l'a dit : Les révolulions ne dorment jamais que d'un œil. Quoi qu'il en puisse être, dormez bien, faites de bons rêves, et à demain.

Lr: Singe, le Perroquet et le Coq,

Rédacteurs en chef.

Pour copie conforme :

P. J. Stahl.

 

Tweede bericht van de hoofdredactie

Non, nous ne dormirons pas, et puisque nous avions trop préjugé de la sagesse de nos frères , puisque l'anarchie veille , nous veillerons avec elle et contre elle.

Comme première mesure d'ordre, et pour satisfaire au vœu général, nous publierons de jour en jour, d'heure en heure, s'il le faut, et sous ce titre : le Moniteur des Animaux, un bulletin des événements qui se préparent , de façon que chacun puisse se donner le petit plaisir d'en causer avec ses amis, et de les commenter à sa manière.

Le Singe, le Perroquet et le Coq.

Rédacteurs en chef.

 

Overname van de hoofdredactie door de Vos

NOTE DU GARÇON DE BUREAU.

« Sachant combien mes chefs tenaient à ne pas laisser nos lecteurs le bec dans l’eau, je prends la liberté d'écrire à mon tour. Je ne m'arrêterai que quand on m'arrêtera. »

Ces messieurs en étaient là quand la porte d'en bas vola en éclats : c'était I'Eléphant qui sonnait. La plume tomba des mains de M. le Perroquet, ses yeux se fermèrent comme s'il eût pensé à dormir, mais il n'y pensait pas.

M. le Singe courut à la fenêtre.

- Que voyez-vous? lui dit le Coq.

- Je vois trouble sur trouble , rassemblement sur rassemblement, complot sur complot , répondit le Singe en laissant tomber ses bras en Singe qui n'espère plus rien , et qui ne serait pas fâché de pouvoir s'en aller.

- Mille diables! ne cédons pas à la force! criait ce brave M. le Coq qui ne tremblait que de colère.

- Et à quoi diable céderions-nous, si ce n'est à la force? repartit le Singe qui , dans son désespoir, s'arrachait la barbe et se meurtrissait le visage.

Ces messieurs en étaient là, quand la porte d'en bas vola en éclats.

(…)

C'était l'Eléphant qui l'avait ouverte, ce fut le Renard qui entra.

« Arrêtez ces messieurs, » dit ce dernier aux Dogues qui l'accompagnaient, en indiquant nos trois rédacteurs en chef. Le Perroquet était dans la cheminée, le Singe s'était caché sous son fauteuil, M. le Coq était furieux; sa crête n'avait jamais été si rouge. On les arrêta.

 

Eerste proclamatie van De Vos

PREMIERE PROCLAMATION

« Habitants du Jardin des Plantes !

« Messieurs le Coq, le Singe et le Perroquet ayant donné leur démission toute cause de désordre a cessé.

« Le Renard,

« Gouverneur et rédacteur en chef provisoire. »


Ik, jongste bediende, ben zo vrij op mijn beurt de pen ter hand te nemen, wel wetend hoeveel er mijn principalen aan gelegen was het lezerspubliek niet in de kou te laten staan. Zolang niemand mij tegenhoudt, houd ik niet op.

Daar waren de heren gebleven toen de voordeur beneden uit zijn voegen vloog. Het was de Olifant. Hij had aan de bel getrokken. De pen van meneer Papegaai viel uit zijn hand en zijn ogen gingen dicht, alsof hij over een dutje dacht. Maar daar dacht hij niet aan. Meneer Aap rende naar het raam. 'Wat is er te zien?' vroeg meneer Haan. 'Ik zie troebelen, niets dan troebelen,' zei de Aap en liet zijn armen bungelen als een Aap die niets meer verwacht en het liefste weg zou wezen.

 'Alle Hanekammen!' riep de Haan, trillend op zijn benen (van kwaadheid), 'wijken wij voor geweld?' —'Waarvoor anders?' riep de Aap, bracht zijn handen naar zijn hoofd en beukte erop los. 'Wat?' krijste de Haan, hem bij de kraag pakkend, 'Heb je soms de lafheid ontslag te nemen ?' —'Reken maar,' zei de Aap, zo wit als dit papier. 'Niet doen wat ze je vragen is je in een Wespennest steken. Ik doe alles wat...' Op dit moment vloog ook de deur van het bureau open. Degeen die hem opende was de Olifant, en degeen die binnenkwam was de Vos, vergezeld van een paar Buldoggen. 'Arresteer het gezelschap,' zei hij tegen de laatsten. De Papegaai zat in de schoorsteen, de Aap onder een stoel, en de Haan erop met vuurrood aangelopen kam. De drie werden gearresteerd.

'Wat doe jij daar?' vroeg de Vos aan mij.

'Ik doe alles wat u wilt, meneer,' zei ik bibberend.

'Mooi, beste. Ga zo door.'

 Ik ging dus door. Ondertussen waren er nogal wat Dieren binnengekomen onder het geroep van: 'Leve de Vos!' iets waar ik in kon komen, want ik heb zelden zo'n minzame figuur gezien.

'Vrienden,' zei hij, 'alles blijft hier bij het oude. Er is alleen een Dier bijgekomen.' Daarop pakte hij een pen, dezelfde Ganzepen waarmee de Aap altijd schreef, puntte hem bij met het mes van de Aap, nam plaats op de stoel van de Aap, aan de lessenaar van de Aap en schreef met de inkt van de Aap de volgende proclamatie:

 

Bewoners van de Jardin des Plantes!

 Met de ontslagneming van de heren Haan, Aap en Papegaai is elke aanleiding tot wanordelijkheden weggenomen.

De Vos

Gouverneur en Hoofdredacteur ad interim

 

'Lees dit en teken,' zei hij tegen Haan, Papegaai en Aap- De twee laatsten tekenden. De Haan zei: 'Nee. Daar verlaag ik me niet toe.'

 'Dat zullen we eens zien,' zei de Vos, greep weer naar de pen en schreef een tweede proclamatie, waar hij kennelijk meer van verwachtte. Toen hij klaar was gaf hij het papier aan mij en beval: 'Lees voor!'

Ik las dus voor:

 

Bewoners van de Jafdin des Plantes!

 Lang hebben wij zonder een klacht te uiten het hoofd gebogen. Thans richten wij het op. De beslissende omwenteling is gekomen. De verraders die u regeerden regeren niet meer. In de Annalen onzer Geschiedenis zal geschreven staan hoe de Dierennatie zich wreekt in gewettigde toorn op hen die onze heilige wetten met voeten treden.

 Er is recht gedaan. De schuldigen hebben geboet met hun leven. Zij zijn gehangen.

 N.B. Uit consideratie zijn onze gewezen leiders aan nieuwe galgen en met nog niet eerder gebruikte koorden opgehangen.

Papegaaienstok - Perchoir du perroquet

Papegaaienstok - Perchoir du perroquet
Stahl

Redacteur Papegaai ontsnapt aan de galg dankzij een oude geliefde

M. le Perroquet trouva le moyen d'endoctriner une vieille Perruche qui l'adorait, et qui consentit à se faire pendre à la place de son bienaimé.

Le Perroquet protesta qu'il n'oublierait de sa vie un si beau dévouement, et la pauvre vieille marcha au supplice le cœur content et d'un pas ferme. Un quart d'heure après , l'ingrat , rentré incognito dans la vie privée, était déjà dans l'appartement des jeunes Perruches.

Alfred de Musset

De witte merel en de grote dichter Kacatogan

 

Le triste effet produit par mon chant ne laissait pas que de m'attrister.

« Hélas! musique, hélas! poésie, me répétais-je en regagnant Paris, qu'il y a peu de cœurs qui vous comprennent ! »

En faisant ces réflexions, je me cognai la tête contre celle d'un Oiseau qui volait dans le sens opposé au mien. Le choc fut si rude et si imprévu, que nous tombâmes tous deux sur la cime d'un arbre qui , par bonheur, se trouva là. Après que nous nous fûmes un peu secoués, je regardai le nouveau venu , m'attendant à une querelle. Je vis avec surprise qu'il était blanc; à la vérité, il avait la tête un peu plus grosse que moi, et, sur le front, une espèce de panache qui lui donnait un air héroï-comique ; de plus, il portait sa queue fort en l'air, avec une grande

magnanimité. Du reste, il ne me parut nullement disposé à la bataille; nous nous abordâmes fort civilement et nous nous fîmes de mutuelles excuses, après quoi nous entrâmes en conversation. Je pris la liberté de lui demander son nom et de quel pays il était.

« Je suis étonné, me dit-il, que vous ne me reconnaissiez pas. Est-ce que vous n'êtes pas des nôtres?

— En vérité, monsieur, répondis-je, je ne sais pas desquels je suis. Tout le monde me demande et me dit la même chose; il faut que ce soit une gageure qu'on ait faite.

— Vous voulez rire, répliqua-t-il, votre costume vous sied trop bien pour que je méconnaisse un confrère. Vous appartenez infailliblement à ce corps illustre et vénérable qu'on nomme en latin Cacuaia, en langue savante Kakatoès, et en jargon vulgaire Katakoua.

— Ma foi, monsieur, cela est possible, et ce serait bien de l'honneur pour moi. Et que fait-on dans cette compagnie?

— Rien, monsieur, et on est payé pour cela.

— Alors, je crois volontiers que j'en suis. Mais ne laissez pas de faire comme si je n'en étais pas, et daignez m'apprendre à qui j'ai la gloire de parler.

— Je suis, répondit l'inconnu, le grand poëte Kacatogan. J'ai fait de puissants voyages, monsieur, des traversées arides et de cruelles pérégrinations. Ce n'est pas d'hier que je rime, et ma muse a eu des malheurs. J'ai fredonné sous Louis XVI, monsieur, j'ai braillé pour la République, j'ai noblement chanté l'Empire, j'ai discrètement loué la Restauration , j'ai même fait un effort dans ces derniers temps et je me suis soumis, non sans peine, aux exigences de ce siècle sans goût. J'ai lancé dans le monde des distiques piquants , des hymnes sublimes , de

gracieux dithyrambes, de pieuses élégies, des drames chevelus, des romans crépus, des vaudevilles poudrés et des tragédies chauves. En un mot, je puis me flatter d'avoir ajouté au temple des Muses quelques des tons galants, quelques sombres créneaux, et quelques ingénieuses arabesques.

Que voulez-vous? je me suis fait vieux, je me suis mis de l'Académie. Mais je rime encore vertement, monsieur, et, tel que vous me voyez, je rêvais à un poëme en un chant, qui n'aura pas moins de six pages, quand vous m'avez fait une bosse au front. Du reste, si je puis vous être bon à quelque chose, je suis tout à votre service.

— Vraiment, monsieur, vous le pouvez, répliqua-je ; car vous me voyez en ce moment dans un grand embarras poétique. Je n'ose dire que je sois un poëte, ni surtout un aussi grand poëte que vous, ajoutai-je en le saluant ; mais j'ai reçu de la nature un gosier qui me démange quand

je me sens bien aise, ou que j'ai du chagrin. A vous dire la vérité, j'ignore absolument les règles.

— Je les ai oubliées , dit Kacatogan ; ne vous inquiétez pas de cela.

— Mais il m'arrive, repris-je, une chose fâcheuse ; c'est que ma voix produit sur ceux qui l'entendent à peu près le même effet que celle d'un certain Jean de Nivelle sur... Vous savez ce que je veux dire.

— Je le sais , dit Kacatogan , je connais par moi-même cet effet bizarre. La cause ne m'en est pas connue, mais l'effet est incontestable.

— Eh bien, monsieur, vous qui me semblez être le Nestor de la poésie, sauriez-vous, je vous prie, un remède à ce pénible inconvénient?

— Non, dit Kacatogan, pour ma part, je n'en ai jamais pu trouver. Je m'en suis fort tourmenté étant jeune, à cause qu'on me sifflait toujours; mais à l'heure qu'il est, je n'y songe plus. Je crois que cette répugnance vient de ce que le public en lit d'autres que nous; cela le distrait.

— Je le pense comme vous. Mais vous conviendrez, monsieur, qu'il est dur pour une créature bien intentionnée de mettre les gens en fuite dès qu'il lui prend un bon mouvement. Voudriez-vous me rendre le service de m'écouter et de me dire sincèrement votre avis?

— Très-volontiers, dit Kacatogan ; je suis tout oreilles. »

Je me mis à chanter aussitôt, et j'eus la satisfaction de voir que Kacatogan ne s'enfuyait ni ne s'endormait. Il me regardait fixement, et, de temps en temps, il inclinait la tête d'un air d'approbation (…) Mais je m'aperçus bientôt qu'il ne m'écoutait pas, et qu'il rêvait à son poëme. Profilant d'un moment où je reprenais haleine, il m'interrompit tout à coup.

<< Je l'ai pourtant trouvée cette rime, dit-il en souriant et en branlant la tête; c'est la soixante mille sept cent quatorzième qui sort de cette cervelle-là! Et l'on ose dire que je vieillis! Je vais lire cela aux bons amis, je vais le leur lire, et nous verrons ce qu'on en dira ! »

Parlant ainsi, il prit son vol et disparut, ne semblant plus se souvenir de m'avoir rencontré.


Toch bracht het treurige resultaat van mijn gezang me onderweg naar Parijs in een treurige stemming. Ach, muziek, poëzie! dacht ik. Welk hart is er gevoelig voor! —Verdiept in die overpeinzing botste ik tegen een Vogel die uit tegengestelde richting vloog. De klap kwam zo hard aan dat we beiden neerkwamen in de kruin van een boom die daar gelukkig stond. Nadat we ons wat hadden uitgeschud keek ik, voorbereid op een uitval, de ander aan en zag tot mijn verbazing dat hij zo wit was als ik. Alleen had hij een grotere kop en droeg op zijn achterhoofd een soort pluim die hem iets van een komische held gaf. Verder stak hij zijn staart met pompeus vertoon in de hoogte. Hij bleek overigens niet geneigd tot ruzie, integendeel, zodat wij elkaar beleefd onze excuses aanboden en in gesprek raakten. Ik was zo vrij hem naar zijn naam en land van herkomst te vragen. 'Vreemd dat u dat niet ziet,' zei hij, 'wij zijn toch soortgenoten?' —'Meneer,' antwoordde ik, 'ik heb geen idee tot welke soort ik behoor. Iedereen vraagt en zegt hetzelfde. Het lijkt wel afgesproken werk.' —'Laat mij niet lachen, meneer! Ik herkende onmiddellijk een confrère in u! U bent, dat kan niet anders, lid van het illustere genootschap der Kakatoès, stammend van het Maleise Kakatoewa, in het Latijn Cacuata.'—'Denkt u? Best mogelijk. Het zou me een eer zijn. Maar als het zo is, meneer, houd mij dan niet langer in het onzekere en zeg me met wie ik het genoegen heb.' — 'Ik ben,' hernam de onbekende, 'de grote dichter Kacatoganus. Ik heb gereisd als geen. Bittere, moeizame omzwervingen liggen achter mij. Ik ben geen poëet die pas komt kijken, meneer, o nee! Mijn muze heeft veel, zeer veel doorstaan. Ik dichtte mijn zangerig rijm onder Lodewijk xvi, mijn woeste strijdkreet voor de Republiek, mijn nobel epos voor het Empire en mijn lofdicht op de Restauratie. Zelfs nu, in deze eeuw gespeend van gevoel voor het schone, onderwerp ik mij, zij het niet zonder moeite, aan de eisen van de tijd. Ik heb de wereld al mijn kunnen gegeven — bijtende distichons, sublieme hymnen, bezielde dithyramben, vrome elegieën, ongezouten drama's, gepeperde romans, suikerzoete vaudeville's en laffe tragedies. Kortom, ik mag mij vleien met de gedachte aan de tempel der Muzen wat loof- en kanteelwerk te hebben toegevoegd. Ach ja, ik ben oud, ik ben toegetreden tot de Academie. Maar ik rijm er nog geducht op los, meneer! Zo waar als ik hier voor u sta was ik bezig aan een verhalend gedicht in één canto van niet minder dan zes bladzijden, toen u mij hier deze buil bezorgde. Overigens, als ik iets voor u doen kan sta ik geheel tot uw dienst.'

 'Wel, meneer, u kunt me een groot plezier doen,' zei ik. 'Ik bevind me in moeilijkheden, in dichterlijk opzicht dan. Ik wil niet beweren dat ik een dichter ben, zeker niet een groot dichter zoals u,' voegde ik eraan toe met een hoffelijke knik, 'maar de natuur heeft mij een gorgel gegeven die niet te houden is als ik me in mijn nopjes voel of verdriet heb. Om u de waarheid te zeggen, ik ben volstrekt niet op de hoogte van de regels.' — 'Dat is onbelangrijk,' zei Kacatoganus. 'Ikzelf bert ze vergeten.' — 'Maar,' vervolgde ik, 'nu gebeurt me iets onaangenaams, en wel dat mijn stem op degenen die me horen het effect heeft dat ze plotseling dringende bezigheden elders hebben.' —'Ik weet wat u bedoelt,' zei Kacatoganus. 'Ik ken dat wonderlijke effect, dat wil zeggen het feit, niet de oorzaak.' — 'Nu dan, meneer, u als prins der dichters, mag ik wel zeggen na wat u mij hebt verteld, weet u er niet iets tegen?' — 'Nee,' zei Kacatoganus. 'Ik heb er nooit iets op gevonden. Toen ik jong was hinderde het me nogal, vanwege de kwestie dat ik altijd werd uitgefloten. Maar tegenwoordig doet het me niets. Ik geloof dat die afkeer komt doordat het publiek ander werk leest. Het leidt ze af.' — 'Dat denk ik ook. Maar u zult moeten toegeven dat het hard is om als je bezield bent met de beste bedoelingen een ander ermee op de vlucht te jagen. Zoudt u eens naar me willen luisteren en me dan eerlijk uw mening zeggen ?' —'Met genoegen,' zei Kacatoganus. 'Ik ben een en al oor.'

 Ik begon onmiddellijk te zingen en zag tot mijn voldoening dat Kacatoganus noch aan de haal ging, noch insliep. Hij keek me strak aan en neeg van tijd tot tijd het hoofd met iets goedkeurends en een soort aanmoedigend geprevel. 

Maar opeens drong tot me door dat hij niet luisterde maar aan zijn gedicht dacht. Profiterend van een moment dat ik adem schepte onderbrak hij me glimlachend, schuddend met zijn hoofd. 'Ik heb dat rijm toch gevonden,' zei hij. 'Dit is het zestigduizendzevenhonderden veertiende dat aan dit brein ontspruit! En dan durven ze nog zeggen dat ik oud word! Ik ga het voorlezen aan mijn goede vrienden, dan zullen we eens horen wat ze zeggen!' Hij was nog niet uitgesproken of weg was hij, alsof hij zich al niet meer herinnerde dat hij me had ontmoet.

Jardin des Plantes