Inhoud Jean Baptiste Louis Gresset (1709-1777) Faits diververts

CuBra

HOME

 

Le Matin – Paris – 12-09-1904 Poepoepoeletje

“Ten gevolge van een hooglopend meningsverschil verliet Mevr. Vercinger, de echtgenote van een middenstander uit de rue Turbigo, haar echtelijke woning, onder medeneming van haar persoonlijke bezittingen en een prachtige ara, die zij, hoewel hij wit en rood van kleur was, Vert-vert had genoemd, ter herinnering aan het gelijknamige gedicht van Gresset.
De wanhoop nabij ging de heer Vercinger op zoek naar zijn gade, maar na enige dagen tevergeefs te hebben gezocht, kwam hij tot het inzicht dat de politie daarin beter was dan hij. Met als gevolg dat hij tegen zijn vrouw een aanklacht moest indienen wegens het ontvreemden van waardevol onroerend goed, waarna hij geduldig het resultaat van deze zijn stappen afwachtte.
Nadat hij gisteren zijn dagelijkse potje kaart gespeeld had, liep de heer Vercinger door de rue Turenne, en hoorde hij, vanaf de zesde verdieping, een deuntje dat hem bekend voorkwam:
“-- Poe-poeletje komen? Poe-poeletje komt? Kom dan...” En dat deuntje klonk hem zeer bekend in de oren: die neusklank die we kennen van de fonograaf, de grammofoonplaat, en... papegaaien.
De heer Vercinger had dat goed gehoord.
“Ik hoor Vert-Vert!” riep hij uit.
Hij snelde lichtvoetig de trappen op naar de zesde verdieping, en... viel daar aangekomen in de armen van... zijn vrouw.
Zij verzoenden zich onverwijld. In een naburig restaurant genoten de echtelieden hun nieuwe huwelijksnacht. Maar terwijl de zon opnieuw opging na de verduistering, verschenen ook de agenten van de recherche, en die namen, ten gevolge van de aangifte van de heer Vercinger, voor enige tijd mevrouw V. in hechtenis.
Ten overstaan van vrederechter, de heer D’Homme, hebben alle betrokkenen hun verklaringen afgelegd. De heer Vercinger heeft zijn aanklacht ingetrokken. Mevrouw Vercinger heeft onder ede verklaard dat zij haar man nooit meer zal verlaten. En Vert-Vert, die heel even met stomheid geslagen was door het decorum van de rechtbank, herpakte zich en riep met zijn allerbeste neusstem: “Poe-poeletje komen? Poe-poeletje komt? Kom dan!”

Dit bericht verscheen ook in de Rotterdamsche Courant, maar pas in juni 1905.

Source: www.gallica

Le Petit Journal. 17/04/1869 Brand!

Gedurende de uitvoering van ‘Vert-Vert’, eergisteren in het Théâtre Français in Nice, was het de taak van de inspiciënt om in de coulissen onweer en bliksem te veroorzaken, en de jongen heeft dit effect op zulk een merkwaardige wijze uitgevoerd dat de toeschouwers de indruk kregen dat ze een vlam langs het achterdoek omhoog zagen kruipen; tegelijkertijd leek het alsof men duidelijk een brandspuit kon horen pompen.
Het publiek werd zichtbaar ongerust. Het realiseerde zich niet goed wat er in werkelijkheid gebeurde, toen plotseling vanuit de parterre iemand riep: ‘Brand!’ Onmiddellijk stond heel de zaal op zijn achterste benen.
Men klauterde over de stoeltjes, men verliet spoorslags de loges, en men haastte zich in paniek naar de uitgangen, waar het gebrek aan ruimte en het gedrang onvermijdelijk veel leed zouden hebben aangericht, ware het niet dat de suppoosten en diverse personen die hun koelbloedigheid hadden bewaard, er met woorden en gebaren in slaagden de emoties van de menigte tot bedaren te brengen. Ze slaagden erin duidelijk te maken dat de angst die zich zo plotseling meester had gemaakt van een groot deel van het publiek nergens voor nodig was.
Na een onderbreking van een kwartier kon de uitvoering voortgezet worden.
De schade is beperkt gebleven tot twee zakhorloges, die in het tumult ontvreemd zijn door handige zakkenrollers.
 
Source: www.gallica

La Joie de la maison. Journal hebdomadaire illustré. 1896/05/28

Ik weiger dergelijke liederlijkheid in het Engels te vertalen!

De geest van Ver-Vert, de brutale maar even beminnelijke papegaai van de visitandinnen van Nevers, bezongen door Gresset, is overgegaan in een vogel die zowel de politierechtbank van Shoreditch als de toehoorders in beroering heeft gebracht, althans volgens een bericht uit Londen dat aan Le Temps was gericht. Als het de Engelse dichter des vaderlands, Dhr. Austin, behaagt, zou hij er een gedichtje over kunnen schrijven als tegenhanger van onze Ver-Vert.

Een zekere heer Foulger, bediende aan boord van een oceaanstomer, eist van een klerk uit de City het bedrag van 30 shilling, zijnde de prijs die zij waren overeengekomen bij de overdracht van een papegaai die Foulger met veel moeite had meegebracht uit Amerika. De klerk weigerde te betalen. Hij beweerde dat de vogel alleen maar shocking taal uitsloeg, en noemde hem zelfs een "obscene en schandaleuze kletsmajoor".

Dat is gemakkelijk gezegd, een "obscene en schandaleuze kletsmajoor"; laten we wat nauwkeuriger zijn. De magistraat merkte wijselijk op dat men, in een tijd waarin men niet zonder bewijs de morele eigenschappen van een papegaai te grabbel mag gooien, de precieze aard van het ongemak moest kennen, op het gevaar af dat men de Britse eerbaarheid zou kwetsen, het enige dat niet vergrijst naarmate men ouder wordt.

-- Wat zegt uw papegaai dan precies? Van welke uitdrukkingen bedient hij zich?

De aanwezigen waren een en al oor.

-- Wat hij zegt?, antwoordde de klerk... ah! dat weet ik niet... hij spreekt Spaans... Maar...

-- Maar wat?

-- Maar een van mijn vrienden, die heel lang in Spanje woonde, heeft het gehoord, en...

-- Dus u weet wat hij zegt, die papeaai van u?

-- Nee. Mijn vriend wou het me niet vertellen... Het is veel te... kras...

-- Is uw vriend hier ook?

-- Nee, die is vanmorgen vertrokken, uit Londen.

Vanuit het publiek klinkt enig geroezemoes; de rechter maant tot stilte. Er rest niets anders dan de papegaai te dagen met een tolk, liefst een beëdigde. Dat is makkelijk, want de eiser heeft zijn papegaai zolang bij de portier achtergelaten.

-- De papegaai trok al zijn registers open. Al bij de eerste kreten liep het gezicht van de tolk rood aan. Zijn verontwaardiging steeg zienderogen. De tolk richtte zich tot de rechter.

-- Mijnheer de rechter...

Het publiek hield de adem in.

-- Mijnheer de rechter... het is om er onpasselijk van te worden!... Ik sidder en beef bij het idee dat er hier ergens in de zaal een Spaanse dame zou kunnen zitten... Ik weiger dergelijke liederlijkheid in het Engels te vertalen!

En hoe de rechter ook aandrong, zichtbaar aangemoedigd door alle aanwezigen, het was vergeefse moeite. De klerk won de zaak, en de overeenkomst werd nietig verklaard.

Het publiek verliet morrend de zaal.

R. Champrosay

 

Source: www.gallica

Le Matin

14 januari 1895

 

A noter: autre version dans Le petit parisien 18-01-1895

 

 

Vert-Vert

Voor een vogeltjeswinkel aan de quai de Gesvres ontspon zich gisteren een heftige woordenwisseling tussen de winkelierster en een oudere dame. Het duurde niet lang of de twee dames werden omringd door straatslijpers en alleen de komst van een politieagent kon een einde maken aan deze straatscène die de allure aannam van een waar spektakel.

Bij de commissaris van politie diende de oudere dame een aanklacht in tegen de winkelierster.

Zij had veertig francs betaald voor een sprekende papegaai. Maar het beest sprak alleen maar portugees. Omdat ze daar niets van verstond had ze de vogel teruggebracht en geruild tegen een Franse papegaai.

Nog maar nauwelijks was hij ondergebracht in zijn nieuwe woonstee of het duivelse beestje begon te vloeken als een ketter, en taal uit te slaan waarvan de beelden in onze musea zouden blozen.

Kortom, de oude dame, die nog nooit van haar leven dergelijke taal had gehoord, bracht de papegaai terug naar de verkoopster, maar die wilde hem niet terugnemen. Ze verweerde zich door te zeggen dat deze eind negentiende-eeuwse Vert-Vert zijn liederlijk vocabulaire had geleerd bij de nieuwe eigenaresse.

Met als gevolg dat de koopster een klacht indiende tegen de verkoopster wegens misleiding met betrekking tot de kwaliteit van de koopwaar alsmede wegens laster.

De commissaris van politie achtte zich niet bevoegd te oordelen in dit geschil, en verwees de twee vrouwen naar de vrederechter van het vierde arrondissement, voor wiens rechtbank de zaak volgende week zal dienen.

Men fluistert dat Vert-Vert als getuige zal optreden.

Source: www.gallica

 

Le petit parisien

28/04/1895

Een nazaat van Vert-Vert

De geest van Gresset zal in zijn graf hebben liggen rillen als hij getuige is geweest van het voorval dat gisteren heeft plaatsgevonden op de boulevard de Port Royal.

Op de derde verdieping van een groot gebouw aan deze straat woont een rentenierster, de 58-jarige mejuffrouw Emilie Laurange, samen met haar nichtje Stéphanie Braar, een weesmeisje van achttien jaar, die na de dood van haar ouders, zo’n tien jaar geleden, door de rentenierster in huis is genomen.

Een derde bewoner – en niet de minst belangrijke, want hij is de held in dit avontuur – deelde tot drie weken geleden dit appartement met de twee dames. Het was een prachtige papegaai met de mooiste groene kleur die men zich kan voorstellen. Als de zon over zijn veren streek dan lichtten daar een massa malachieten en smaragden op die een impressionistische schilder in vervoering zouden brengen. Maar zijn schoonheid viel in het niet bij zijn kennis. ‘Coco’ beschiklte over een innemend vocabulaire. De aardige vogel kon zeggen dat hij lekker ontbeten had, zong uit volle borst het liedje ‘Vie du clairet’, en regels van Paulus. Hij beheerste ook militaire exercitietermen, deed de tamboer na, etc.; kortom, het was een verrukkelijke papegaai.

Hij was dan ook het voorwerp van nimmer aflatende zorgen, vertroetelingen en pluimstrijkerijen vanwege zijn bazin en haar nichtje, die verzot op hem waren. En net als zijn voorvader bij de visitandinnen:

Dans ce séjour de l’oisive indolence,

Vert-Vert vivait sans ennui, sans travaux.

Men kan zich dus de droefenis voorstellen van de tante en het nichtje toen zij op een avond na een wandeling thuiskwamen en merkten dat de papegaai verdwenen was. Ze zochten ‘Coco’ overal, bij de buren vroegen ze of ze henm gezien hadden, maar niemand kon hun iets over hem vertellen.

Zoektochten in de hele buurt hadden al evenmin resultaat. Zelfs de politie kwam in actie zonder succes. De voortvluchtige bleef onvindbaar.

Maar gisterenmorgen stond mevrouw Laurange voor het raam van de eetkamer aan de achterzijde van haar appartement, toen ze in een van de achtertuinen van het gebouw een prachtige papegaai zag zitten schommelen op zijn stok. Het kon niet anders of dit was Coco, want in de hele buurt was er geen andere papegaai.

Ze riep onmiddellijk haar nichtje, en dat herkende hem meteen.

-- Mijnheer, riep ze zonder verdere inleiding, mijn papegaai zit in uw tuintje en ik kom hem halen; ik wil hem graag van u terug.

De heer des huizes antwoordde haar dat ze zich vergiste, want dat hij de oude vogel waarvan zij zei dat die van haar was, gekocht had van een handelaar langs de Seine.

-- Trouwens, voegde hij eraan toen, bekijkt u hem maar eens van dichtbij dan zult u moeten toegeven dat u zich vergist.

Toen ze hem gezien had beweerde de rentenierster dat het wel degelijk Coco was, en haar nichtje bevestigde dat. De oude heer op zijn beurt protesteerde hevig, en bood aan het bewijs te leveren van wat hij verteld had; maar mevrouw Laurange werd kwaad en wilde zich de vogel toeëigenen.

Ondertussen was de dienstmeid van de gepensioneerde heer verschenen, mevrouw Madeleine Nouveau, veertig jaar oud, en zij nam het op voor haar meneer. Er ontstond een hooglopende discussie tussen de drie vrouwen. Plotseling pakte de rentenierster de papegaai, en ze leek ermee vandoor te gaan. De huishoudster wierp zich toen op haar, maakte haar uit voor "vuile dief", en terwijl ze met de ene hand de papegaai bij de staart pakte, deelde ze met de andere een ferme klap uit aan degene die hem beet had gepakt. Dat was het begin van een onbeschrijflijk tafereel. De ruziemaaksters vlogen elkaar in de haren en scholden elkaar de huid vol, terwijl de arme Coco, die in alle richtingen werd getrokken aan zijn hals, staart en vleugels, hartverscheurende kreten slaakte.

De oude heer slaagde er niet in de drie furies te scheiden, en kon slechts om hulp roepen. Daarop verschenen de conciërge en twee loodgieters, die een einde maakten aan het gevecht. Met bebloede gezichten en loshangende haren ging het richting politiebureau, en daar begon alles bijna weer van voren af aan. Nadat proces-verbaal was opgemaakt van beide partijen, heeft de ambtenaar hun het advies gegeven om zich tot de vrederechter te wenden.

Wat betreft de ongelukkige papegaai, die kwam zo zwaar gehavend uit het gevecht, dat het te vrezen valt dat hij er niet meer bovenop zal komen.

Source: www.gallica

 

Le Journal amusant (Paris). 1871/06/17

 

Gabriel Decamps; zie Wikipedia

  Raynouard; zie Wikipedia

 

Femme au perroquet par decamps (détail)

Brand! Schilderijen niet gered, Vert-Vert wel

In de rue Royale bevond zich de woonstede van mevrouw Decamps, de weduwe van de grote schilder van ‘Les Cimbres et les Teutons vaincus par Marius’. Aldaar werden de beste schilderijen van deze kunstenaar bewaard, wonderschone voorbeelden van tekenkunst en kleur; schetsen, waardevolle aantekeningen, alles van zeer grote waarde. Mevrouw Decamps hield niet van tromgeroffel, zeker niet als het geroffel klinkt als een burgeroorlog, en zij nam dus de vlucht naar het platteland. Helaas was het niet in haar gedachten opgekomen de wonderschone doeken van wijlen haar man mee te nemen. En laten we wel wezen, deze dame, die Parijs altijd beschouwd heeft als een veilige woonplaats, had ook nooit kunnen vermoeden dat een volksoploop de beste woonwijken zou komen brandschatten, en dat de beste werken van de vermaarde kunstenaar daarbij verloren zouden kunnen gaan. Voor alle duidelijkheid: niets is gespaard gebleven.

Een kinderlijk maar ontroerend detail. Bij zijn leven was Alexandre Decamps dol op vogels. Hij was vooral bijzonder gehecht aan een zeer fraai gevederde en welbespraakte papegaai uit Brazilië. Deze Vert-Vert werd door hem vertroeteld als een prins. Toen het huis in de rue Royale ten prooi begon te vallen aan de vlammen, schreeuwde Vert-Vert moord en brand, dat spreekt vanzelf. Uit alle macht en met wijd opengesperde bek krijste hij: "Brand! Brand!" Een paar huisknechten kwamen aangesneld, en ze ontfermden zich over de arme papegaai. Die was, gezeten op zijn stok, al bijna in vlammen opgegaan als een Tempelier op de brandstapel uit het toneelstuk van dhr. Raynouard.

Maar Vert-Vert werd gered.

Le Journal amusant
1877/08/25

Door zijn papegaai verraden

Nog niet zo lang geleden woonde er ergens in Parijs een oude maar nog krasse heer, die een teruggetrokken leven leidde in een huisje met een tuintje. Regelmatig zag men hem ter kerke gaan, hij deelde soms aalmoezen uit in de buurt, en hij stond al een beetje in de geur van heiligheid toen hij overleed.
Nadat men zijn woning had betreden om de wettelijke formaliteiten te regelen, werd hij door iedereen ten zeerste geprezen. Plotseling echter nam een papegaai, die tot dan aan niemand was opgevallen, tijdens een korte stilte zijn kans waar om luid en duidelijk uit te roepen:
“Wat ben je laat vanavond, schatteboutje!”
Alle aanwezigen waren met stomheid geslagen, en daarvan maakte de papegaai gebruik om nog meer te onthullen. Hij riep namen van dames van besproken gedrag, en ‘lekker dier van me’, en ‘schattig teefje’, alsmede de meest intieme en minst stichtelijke details.
Al snel heeft men begrepen dat het optrekje van de oude baas geen kloostertje was, zoals men tot dan toe had aangenomen, maar een hoerenkastje.
Hoe het ook zij, het is en blijft een aardig hoofdstuk om toe te voegen aan Vert-Vert.


Paul Courty

Le Figaro 17 oktober 1870

Het slachtoffer van het theater

 

[1870 – Frankrijk is verwikkeld geraakt in een oorlog met Duitsland; Parijs kan onder vuur komen liggen en neemt maatregelen ]

 

Het zal bekend zijn dat het grootste deel van de theaters in Parijs toch al leeg bleef ten gevolge van de valse concurrentie die hun aangedaan werd door het oorlogstheater, en dat ze nu zijn omgedoopt tot noodhospitaal. En we weten ook dat dergelijke noodhospitalen zich alleen maar met de Geneefse vlag mogen beschermen als daar werkelijk gewonden zijn opgenomen.

Het is voor onze soldaten een geluk bij een ongeluk dat in vrijwel geen enkel theaterhospitaal uitvoeringen plaatsvinden. Alleen het Théâtre des Variétés heeft een gewonde. En wel een dienstplichtige die, niemand weet precies waarom, daarheen werd verwezen, en wiens wond bestaat uit een keelontsteking.

Na enige dagen van vakkundige verzorging meende de dienstplichtige – terwijl hij soms heel in de verte de kanonnen hoorde bulderen – dat hij genoeg hersteld was en dat het tijd was dat hij zich bij zijn wapenbroeders zou voegen.

Maar hij had daarbij buiten zijn gastgevers gerekend. Als hij het hospitaal zou verlaten, zou deze ziekenboeg haar bestaansrecht verliezen. Geen gewonde meer, geen vlag van Genève, en dus geen hospitaal. Dus probeerde iedereen hem te overtuigen dat hij ziek was, in levensgevaar zelfs. En hij werd door iedereen overstelpt met liefderijke aandacht, met voorkomendheid, en een praatje. Twee artsen, vier verzorgers, en vier verzorgsters draaiden hun diensten de klok rond met hun aandacht en hun zorg. Men haalde zelfs boeken voor hem uit de naburige uitleenbibliotheek. Zelfs Vert-Vert werd bij de benedictinessen [sic] niet zo vertroeteld. De soldaat liet het zich welgevallen. Uiteindelijk veronderstelde hij dat hij echt ziek was, en tekende hij voor een verblijf dat hem het leven zo aangenaam maakte.

 

Paul Bernier