Parijs - 19e eeuw Jules Moinaux (1815-1896)

CuBra

HOME

 

1815

Jules Moinaux geboren in

1881

Les tribunaux comiques - Le fiacre-cuisine - vertaling HPM

De kok in de koets

"Ik doe alleen maar papegaaien..."

De een bereidt zijn omelet in de keuken (de meerderheid), Blondin maakt er een op een koord boven de Niagara (een zeer hoge uitzondering), en waar Chaussepied de zijne maakte zal ik zodadelijk vertellen (de meest originele). Kortom, iedereen maakt zijn omeletje waar het hem past.

Onze man staat terecht voor landloperij, en bovendien wegens vergrijpen tegen een koetsier.

Deze koetsier verwoordt zijn klacht als volgt.

"Mijnheer, zegt hij, houdt mij aan bij de Barričre du Maine, en vraagt me hem naar de Passage Vendôme te brengen (een heel aardig eindpunt, zoals u ziet). Hij had een groot pakket onder zijn arm. Ik klim op de bok, en we gaan op weg. Na een minuut of zeven of acht, tien misschien, is het net of ik een baklucht ruik. Ik zeg bij mezelf: Hee, iemand bakt hier in de buurt flensjes, waarschijnlijk een flensjesbakster. Ik kijk links, ik kijk rechts, maar waar ik ook kijk, geen flensjesbakster. Maar die lucht, die ging maar niet weg. Ik snuif en ik snuif, en ik zeg bij mezelf: "Nondepie, waar komt die baklucht nou vandaan?"

"Dan draai ik me om, en ik zie mensen die bezorgd naar mijn koets kijken. En een vrouw roept tegen me: ‘Ik zie vuur in uw koets!’ Ik kijk om, en inderdaad, ik zie een vlam. Ik hou mijn paarden in, ik buig mijn hoofd naar het voorste ruitje, en wat zie ik? Dat heerschap, met in zijn ene hand een soort van ijzeren bord dat hij bij de steel vasthoudt, en waar hij een dik soort koord onder houdt, net een toorts die brandt. En op dat ijzeren bord zie ik een omelet liggen sudderen. Ik spring onmiddellijk van de bok, trek het portier open, en zeg tegen mijn passagier: "Ben jij nou helemaal belazerd, mijn koets is geen keuken! Omeletten bakken!"

Hij antwoordt dat dat niet verboden is, dat je in een rijtuig mag doen wat je wilt. Dat zullen we dan nog wel eens zien, zeg ik tegen hem, of u het recht hebt om mijn koets bijna in de fik te steken, de zaak te bevuilen en te bederven. Dat het een vuile troep was, want op de bodem lagen eierschalen, want toen hij de eieren op het bord had gebroken, was er ei afgedropen dat vlekken maakte.

Er was heel wat volk op dat gedoe afgekomen, en ook een politieagent, aan wie ik mijn verhaal deed. Die diender heeft meneer uit laten stappen en tegen hem gezegd dat hij mij moest betalen. Maar hij had geen geld, hooguit een paar stuivers. Iedereen zei dat het om een weddenschap moest gaan; wat ik zelf ook begon te geloven. Uiteindelijk, omdat meneer me niet kon betalen, zei de diender dat meneer mee moest naar het bureau. Toen draaide meneer zich naar mij toe en zei: "Zo! Dus jij laat mij arresteren? Hier…! En toen gaf hij me twee oorvijgen…"

DE PRESIDENT (tegen de verdachte) – Wat u zojuist verteld hebt, lijkt dronkemanswerk, maar u was niet dronken; het lijkt ook wel een daad van iemand die een weddenschap is aangegaan, maar dat was ook niet het geval. Hoe verklaart u uw gedrag?

VERDACHTE – Heel eenvoudig: omdat ik geen onderdak heb, kook ik mijn potje waar dat zo uitkomt.

DE PRESIDENT – Dus u maakt er een gewoonte van te koken in koetsen?

VERDACHTE – Als het mooi weer is, trek ik naar buiten, onder een boom bak ik dan sausijsjes, bloedworst, maakt niks uit. Ik eet niet graag uit de gaarkeuken. Ik ben gewend aan behoorlijk voedsel. Ik heb van mijn centjes een spekpan gekocht, een vork, een bord en een glas; daar red ik me wel mee.

DE PRESIDENT – Uw centjes… Welke centjes? Wat doet u voor de kost?

VERDACHTE – Ik handel in papegaaien.

DE PRESIDENT – U bent vogelhandelaar?

VERDACHTE – Ik doe alleen maar papegaaien.

DE PRESIDENT – Goed. Maar u leidt het leven van een landloper; u wordt beschuldigd van oplichterij, want u hebt een rijtuig genomen zonder dat u geld had om de rit te betalen.

VERDACHTE – Dat is geen oplichterij. Ik kom er altijd wel uit met de mensen. En met de koetsier zou ik er ook wel uitgekomen zijn, als hij me maar niet had laten aanhouden. Ik ben van plan om aan te monsteren als kok en dan breng ik papegaaien en een paar apen mee terug. Ik heb altijd goed geld verdiend. U moet weten, mijnheer, alleen al een stuk of twintig papegaaien en een stuk of vijf apen die me geen cent gekost hebben, die brengen toch al snel vijf-, zeshonderd francs op. Ik was dus van plan om naar Le Havre te gaan om me in te schepen, wat ik al zei. Als de koetsier wil, ben ik best bereid om hem een tegoedbon te geven voor een papegaai of een aap naar keuze.

KOETSIER – Ik heb liever mijn geld.

De rechtbank heeft de papegaaienhandelaar veroordeeld tot drie maanden cel.

 

Een in die tijd wereldberoemd evenwichtskunstenaar/koorddanser. Blondin liep inderdaad over een koord boven Niagra Falls.

Frontispiece Les Tribunaux comiques


1881

Les tribunaux comiques - Le perroquet de la veuve Tronson

 

XXXX