Nederland Harry Mulisch (1927-2010)

CuBra

HOME

 

1927, 29 juli

Harry Mulisch geboren in Haarlem

1952

Archibald Strohalm

 

Schedeldak met papegaaienkop

'Ga maar,' klonk Bronislaws stem en het keukengerinkel hield even op. Zijn arm verscheen om de hoek en zette een mensenschedeldak op de vloer neer. Er kwamen dikke, geknakte poten en een papegaaiekop onder uit.

Even stond het stil; dan begon de prehistorie voort te sjokken.

'Zei u iets?' vroeg Hilde.

'Ik? Nee, niets,' zei archibald strohalm bleek. Hij had gemompeld: 'Daar heb je mijn hoofd...'

'Vindt u hem niet aardig?'

'Ja, alleraardigst,' zei archibald strohalm.

1954

De diamant

 

De orde van de papegaai

De heerser legde de rijkdom op zijn troon en wendde zich tot Diptadharma.

'Ik geef je er tweemaal zoveel voor als anders, man,' zei hij. 'Bovendien krijg je een geit en een kip; en ten slotte behaagt het mij, je te benoemen tot commandeur in de orde van de gele papegaai. De audiëntie is beëindigd. Goedemiddag.'

'Maar...' stotterde Diptadharma, met het gevoel, in lood te worden gekookt, 'maar... dit is de grootste - '

'Ik heb gezegd!' onderbrak de heerser hem verbolgen, terwijl hij weer plaats nam en de steen tegen zijn wang vlijde. 'Trouwens, ik heb veel grotere. Wees blij dat ik hem koop, man. Het behaagt mij bovendien, je te benoemen tot commandeur in de orde van de groene papegaai.

Goedemiddag.' Hij legde de steen op zijn hoofd.

'Maar...' snikte Diptadharma, de dood nabij.

Nu werd koning Asatya woedend.

'Ik heb gezegd, zeg ik je toch!' schreeuwde hij, om zich heen scharmaaiend. 'Verdwijn onmiddellijk! Het behaagt mij om je ook nog te benoemen tot commandeur in de orde van de rode en de blauwe en de paarse papegaai en alle vervloekte papegaaien op de hele wereld bij elkaar, als je maar verdwijnt!' Vlammen en spoken sloegen van hem af.

'Maar...' huilde Diptadharma.

'Spies hem op,' zei de heerser, plotseling kalm, over zijn schouder tot een wacht.

Enkele minuten later stierf Diptadharma opgespiest in de wind van de stinkende stad.

 

Huisorde van de kleurloze papegaai

'Het is goed. De dingen komen tot rust. Breng mijn gevoelens van hoogachting over aan uw keizer. Zeg hem, dat ik hem bij verstek heb benoemd tot grootmeester in de huisorde van de kleurloze papegaai. Zonen van luizen,' wendde hij zich tot de hovelingen, — maar de scheldwoorden klonken zacht en als uit gewoonte gesproken, - 'vaders van kakkerlakken, tantes van pissebedden, begeleid mijn gast naar Gamadha.'

1957

De versierde mens

 

Schemerende papegaaienkleuren

De lucht was vet en broeierig, in de stikdonkere hoeken scharrelden een paar kippen. Buiten bij het hek loeiden de koeien hard en klaaglijk. Aan de andere kant schuurden de varkens tegen de planken van de stal, Ankot hoorde hun geknor en gewroet. Tussen de balken in de nok schemerden de kleuren van de papegaai.

 

Schommelende papegaai

Op het ogenblik dat hij zich bukte en met iedere hand een zware kandelaar met een dozijn kaarsen van het kleed pakte, zweefde de papegaai laag boven de grond het huis in, de sparren in zijn staart. Met langzame wiekslagen vloog hij door de hall, vlak boven het spoor van mest en grint. In de kamer scheerde hij rood en groen en blauw omhoog en toen Ankor zich met de kaarsen oprichtte, nestelde hij zich mekkerend en klapperend met zijn vleugels in het kristallen gevaarte aan het plafond. Schommelend tuurde hij even later met éen oog in het gezicht van Ankor.

 

Razende papegaai

Nacht. De hoge deuren braken open en met opgeheven armen kwam Ankor op het donkere terras, een bal in zijn borst, ineens op zijn tenen, er was een trap in de lucht die hij op moest. Een meter boven zijn hoofd wervelde de papegaai tevoorschijn, tot razernij vervallen, en begon in wijde cirkels en lussen over de tuin te tollen, steeds op dezelfde hoogte. Van alle kanten klonk het rumoer van de beesten.

 

Papegaai als een oordeel

De lucht was zwart als inkt. Plotseling klapwiekte de papegaai als een dol oordeel boven zijn hoofd. Wankelend wierp Ankor zijn hoofd in zijn nek en schreeuwde: 'In de nok! In de nok!'

Hij wees omhoog. De vogel begon steeds hoger te buitelen, steeds hoger, en verdween in de kooi. Even later stierf ook zijn gefladder weg en Ankor sloeg languit achterover op de aarde, zijn gezicht naar boven.

 

Papegaaienkooi in de nok

Hij stond op en liep naar de stal, zijn blote borst in de wind. Blij draaide het paard zijn hoofd naar hem toe; het gewonde oog was dichtgekoekt. De papegaai zat vlak bij zijn staart op zijn rug en woelde met zijn kop achterstevoren in de veren. In de nok moest hij overnacht hebben: boven in de blauwe koepel van de lucht een haak met een kooi er aan, waarin hij had toegekeken hoe de aarde zich in plooien wrong! Ankor keek naar de twee dieren en lachte dat hij het zelf hoorde. De vogel lette niet op, het paard was blij: nergens was nog gevaar. Hij luisterde. De varkens schuurden tegen de wand, maar het joeg hem geen angst aan. Het was een vredig geluid, vredig. Ankors ogen schitterden, met zijn ene hand kneedde hij de andere, hij wist zich geen raad van blijdschap.

'Wat moet ik doen?'

 

Papegaai te paard

De papegaai had zijn plaats op het paard niet verlaten; bij een onverwachte beweging fladderde hij even, voor de rest hield hij zijn ogen dicht en sliep misschien.

 

Versleten staartveren

Het was warm en er zoemden veel insekten; de papegaai dook nu en dan onder de vleugel en liep in de schaduw mee, zijn staartveren verslijtend over de keien. Een enkele keer kwamen zij langs een verwoeste hoeve.

 

Papegaai op de bochel

Soms zat hij te paard als een ridder ter valkenjacht, de papegaai op zijn bochel, en zong het hoogste lied.

 

Bebloede veren

De papegaai maakte nu lange tochten, niet zelden was hij van de ochtend tot de avond weg; bij schemering kwam hij weer aangevlogen, soms met bloed op zijn veren.

 

Aarde wordt tot papegaai

Hij stond op en keek met holle ogen naar de papegaai, die honderd meter verder boven het dal vloog, met plechtige wiekslagen. De aarde die tot papegaai wordt, opstijgt en kleurig rondvliegt - een walgelijke grap!

 

Papegaai zonder vlees

Het paardje bloedde over zijn hele lijf uit schrammen en wonden en het zich moedeloos door de vleugel voorttrekken. Op zijn rug zat de doorweekte papegaai; er was geen vlees meer onder zijn veren.

 

Verfomfaaide papegaai

Hij hield het wrak tegen en liet het halfdode paard stilhouden. Meteen ging het met de verfomfaaide papegaai door zijn poten.

 

Argwanende papegaai

Toen, met een geluid als een snik, omhelsde hij zijn paard en het mes in zijn rechterhand verdween in de grote hals. Schokkend zakte het lijf opzij, Ankor zakte mee, zijn hoofd tegen dat van het dier gedrukt en viel in slaap zoals een steen in het water glijdt. De papegaai liep snel de grond op, klom op een kei en bleef daar zitten met zijn veren overeind, een kraaloog op Ankor gericht...

 

De papegaai verdwenen

De papegaai liet niets meer van zich horen; misschien zat hij op het deksel, misschien was hij eindelijk weggevlogen, of ook gestorven.

 

Bloedige papegaaienvleugels

Op een sofa lag een halfnaakte, met eczeem overdekte man in zijn ontlasting te boeren, te stinken en te spreken. In iedere hand had hij een bloedige papegaaienvleugel.

 

De resten van de papegaai

Over de grond verstrooid lagen de andere resten van de papegaai.

Donkere schilderijen hingen schots en scheef aan de wanden: de beeltenis van een oude, biddende vrouw, een kardinaal in het rood, een melkmeisje, en boven de sofa het zelfportret van een pafferige man met een baret en een geniale knolneus. Ook lagen hier en daar boeken.

In het zwarte gat hing de leegte te fluiten als een vogelaar.

1961

Voer voor psychologen

 

Mesozoïsche vingertjes

In de achterkamer ga ik bij de papegaai zitten eten. Boven mij, in K.V.K.'s slaapkamer, hoor ik stemmen. Kauwend steek ik mijn vinger in de kooi. De papegaai schuifelt kirrend over zijn stok naderbij, gaat scheef staan en klemt drie harde, mesozoïsche vingertjes om mijn vinger. Een vreemd genot doorstroomt mij. Bleek, leeg ligt de tuin in de herfst. Kauwend kijk ik er naar, terwijl de papegaai mijn vinger niet loslaat: buigingen makend begint hij tegen mij te koeren, jaloers springt de hond tegen mij op.

1985

Hoogste tijd

 

Razernij

Uit zijn ooghoeken keek Uli naar Jopie's arm. Het ding lag op de bar als een slurf, die een invasie van gedrochten uit een andere wereld doorliet: groene panters met opengesperde muilen en slagtanden, blauwe vleermuizen in de aanval, vrouwelijke vampyrs, tot razernij vervallen papegaaien, vuurspuwende draken, waar tussendoor nog allerlei onbestemd fabelgedierte in de richting van zijn hand en de ordinaire, namaakgouden ring aan zijn pink krioelde.

1992

De ontdekking van de hemel

 

Krijsende papegaaien

Hij stelde zich een amerikaanse soldaat voor, op verkenning in de jungle van Vietnam.

Klik. Doodstil bleef hij staan. Bij de volgende stap zou hij aan flarden worden gescheurd. Wat nu? Zijn patrouille was hij kwijtgeraakt en schreeuwen had geen zin te midden van het oorverdovende gekrijs van apen en papegaaien en kaketoes.

 

Papegaaienschakelaar

Zij wensten elkaar welterusten en hij ging in bed liggen. Naast hem hing een koord tegen de muur; de schakelaar bij het plafond was net zo'n papegaaiensnavel als die in zijn eigen jongenskamer, thuis bij zijn moeder. Hij produceerde dezelfde klik en meteen overweldigde de duisternis hem.

 

Het papegaaienprincipe

Max had hij gevraagd, of Onno het goed zou vinden als hij de serie op een dag zou exposeren; waarop Max hem had verzekerd, dat hij Onno vermoedelijk zelfs wel zo ver kon krijgen om de tentoonstelling te openen, maar dat hij er dan rekening mee moest houden, dat deze als vader alle eer naar zichzelf toe zou trekken. Ongetwijfeld zou hij een constructie bedenken, waarin voor de kunstenaar niets anders overbleef dan domme verdubbeling van de werkelijkheid, — dat wil zeggen: het bewijs van zijn totale overbodigheid.

'Dat zou hij dan vermoedelijk het «papegaaienprincipe» noemen of iets dergelijks,' zei Max, - terwijl hij weer besefte, hoe zeer Onno een deel van zijn eigen wezen was geworden.

2010, 29 oktober Harry Mulisch overlijdt in Amsterdam