INHOUD MAJOIE
CUBRA HOME

© 2017

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

John Majoie

Journalist

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

'Naar het land aan de Adria' - 7 reisverslagen - 16 mei 1931 - 24 juni 1931

 


Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 16 mei 1931

 

 

Naar het land aan de Adria 1

 

Joegoslavië opnieuw ontdekt

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

Gelijk wij in een vorig artikel, gewijd aan het bezoek aan de Nederlandsche bloemententoonstelling van Zagreb, zeiden, behoorden wij tot de negen Hollandsche journalisten, die door bemiddeling van de Nederlandsch-Joegoslavische Kamer van Koophandel een rondreis van veertien dagen maakten door Joegoslavië. Het doel van deze reis is voornamelijk om het schoon doch min of meer onbekende land aan de blauwe Adria op touristengebied meer bekend te maken! Het enthousiasme, dat zich gedurende deze veertiendaagsche droom van ons heeft meester gemaakt, draagt er ongetwijfeld het zijne toe bij om voor dit land op touristengebied een propaganda te maken, die het alleszins verdient.

Wij hebben Joegoslavië opnieuw ontdekt! Gelijk velen met ons wisten wij niet, dat dit land zoo mooi was, dat het op zulk een hoog peil van beschaving stond en dat er alles bijeen absoluut geen reden is om voor een reis naar dit land terug te schrikken. Inderdaad, Joegoslavië behoort tot de Balkan en de Balkan heeft nu eenmaal een slechten naam, maar Joegoslavië heeft met den Balkan en met dien slechten naam niets te maken. Die tijd is voorbij en nu is Joegoslavië een land waarin het aangenaam en comfortabel reizen is, waar de bevolking hard werkt en een goed hart heeft, een land dat voor West-Europa niet onderdoet. Wel merkt men natuurlijk aanstonds op, dat men in het Oosten van Europa is aangeland, maar het blijft ook bij een Oostersch en een romantisch doch geen slecht tintje.

Alvorens onze algemeene indrukken weer te geven van het geheele land, willen wij eerst een overzicht geven van de gevolgde route, die voerde van Zagreb naar Susak, van hier door de Adriatische Zee naar Ragusa, dan weer het land in naar Sarajevo-Belgrado, terug naar Laibach via Zagreb. Het is te begrijpen, dat men op een rondreis door zulk een groot land in den tijd van veertien dagen niet datgene opdoet, wat ons in staat zou stellen een volledig en juist oordeel te geven van Joegoslavië, doch wat wij in dien korten tijd, die goed besteed werd, zagen en ondervonden, is voldoende om den lof te verkondigen van een land van veertien millioen inwoners in het Zuid-Oosten van Europa, waarvan weinigen wisten, dat het vooral uit het oogpunt van tourisme een der interessantste en schoonste van Europa is.

Na den oorlog, die ook hier veel schade toebracht, is men met man en macht begonnen om Joegoslavië weer op te richten en op een nieuw peil te brengen, met welke zware taak men reeds heel ver gevorderd is. Vooral tot ons land voelde Joegoslavië zich aangetrokken en de politieke en economische betrekkingen zijn in den loop der laatste jaren tot zeer vriendschappelijke geworden en vooral op economisch gebied zijn de verhoudingen zeer hartelijk en openen zij een gevolgrijke toekomst. De ontvangst die de Hollandsche journalisten in Joegoslavië werd bereid, bewees duidelijk en zichtbaar hoe verheugd men was als het ware vertegenwoordigers welkom te heeten van het land, waarnaar vanuit Joegoslavië zooveel sympathie en oprechte hartelijkheid uitgaat en dit bezoek heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen om de vriendschappelijke banden te verstevigen, hetgeen vooral kan geschieden door een persoonlijk contact, zooals het hierbij gemaakt is. De eerste indrukken van Joegoslavië zijn, dat er in dit land hard en heel hard door iedereen, van den eenvoudigen werkman tot den groot-industrieel, gewerkt wordt aan den opbouw van een staat, die vóór tien jaren slechts niet die belangstelling waard was, die hij thans alleszins verdient.

Er is niet veel moeite voor noodig en er zijn geen reisbeslommeringen om vanuit Holland in Joegoslavië te komen. Men stapt 's morgens te Amsterdam (vanuit Tilburg te Arnhem) in den trein naar München, waar men 's avonds rond 10 uur aankomt. Hier stapt men over - de eenigste keer - in den nachttrein naar Belgrado, die een half uur later vertrekt en U slapende door Oostenrijk naar Joegoslavië's hoofdstad voert en ons den anderen morgen te Jesenice (Rosenbach) uitliet, waar ons een vertegenwoordiger der regering opwachtte en welkom heette, die ons verder door het koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen zou rondleiden. Tusschen hooge wit besneeuwde bergen soms nog, voerde de trein ons van de grensplaats Jesenice naar Zagreb (Agram), een stad van 200.000 inwoners en de tweede hoofdstad van het Rijk.

Zagreb is een moderne stad met een groot stationsplein, omgeven door hooge gebouwen, terwijl van het station naar het centrum der stad een breede singel leidt, in welks midden een plantsoen ligt, keurig aangelegd en reeds in volle zomersche tooi. Na een officieele ontvangst door vertegenwoordigers der te Zagreb juist gehouden voorjaarsmesse en der plaatselijke pers, namen wij onzen intrek in het Palace Hotel, waar wij kennis maakten met de Joegoslavische keuken, die veel aan de Weener keuken doet denken en in alle opzichten in overeenstemming is met de verdraagzaamheid der Hollandsche magen. Ook op onze verdere reis liet zich de Slavische kost best smaken. Het hotelleven is over het algemeen niet duur, er wordt goed geserveerd en wat men opdient is keurig in orde. Het voornaamste en zeer luxueuze hotel is het Hotel Esplanade, links van het station gelegen, waar ons de consul-generaal voor Holland, Crnadak, den tweeden avond van ons verblijf te Zagreb een banket aanbood, waarbij hartelijke woorden gesproken werden. De eerste avond brachten de Hollandsche journalisten bij hun collega's te Zagreb door, die op één punt zeker veel verder zijn dan wij in Holland. De journalisten van Zagreb nl. beschikken zelf over een schitterend clubgebouw, verdeeld in verschillende localen voor partijen, vergaderingen enz. terwijl een eigen restaurant eraan verbonden is. Op dit gebied is Zagreb voor ons nog een voorbeeld.

Verder geeft Zagreb het aspect van een groote royaal gebouwde stad en herbergt binnen zijn muren een belangrijk gedeelte van den Joegoslavischen handel. Een mooi bouwwerk is de St. Stephanus-kathedraal met z'n twee rijk bewerkte spitse torens en een kostbaar interieur. Interessant en ten zeerste een bezoek waard is het Ethnologisch museum, dat een schat bezit aan alle mogelijke kleederdrachten van vroeger en heden in Joegoslavië. Elke dracht heeft zijn eigen bijzondere symbolische beteekenis en de waarde van al hetgene wat in dit museum ligt uitgestald, valt niet te schatten. Zagreb heeft ook een dierentuin, die nog in opkomst is en eerst vijf jaren bestaat, doch reeds verschillende exotische dierensoorten bezit. De dierentuin is een heerlijk uitgestrekt park aan de Zuidzijde der stad met 't vroolijke restaurant Maksimir, waar op den zonnigen Zondagmorgen een gezellige drukte heerschte. Bij een rondrit door de schilderachtige omgeving der stad waren wij in het dorpje Remite getuige van het uitgaan der kerk en dat is het aanschouwen waard. Als de kerkdeuren na de Hoogmis zich openen, stroomt een bontkleurige mengelmoes naar buiten van boeren en boerinnen met hun kinderen in de nog onvervalschte en van jaren her dateerende kleederdracht.

Na een verblijf van twee dagen verlieten wij het bedrijvige Zagreb, de hoofdstad van Kroatië, die als eerste oponthoud reeds zulk een goeden indruk had gemaakt en aan de Hollandsche journalisten een onvergetelijke ontvangst had bereid.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 29 mei 1931

 

 

Naar het land aan de Adria 2

 

Het koninkrijk Joegoslavië

 

 

Alvorens onze artikels over dit nieuw ontdekte touristenland te vervolgen, zal het niet overbodig zijn allereerst eenige algemeene gegevens te verstrekken over het land zelf, dat wij zoo dikwijls hebben hooren verwisselen met de republiek Tsjecho-Slowakije. Joegoslavië ofwel het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen - de officieele benaming - is een nieuwe uit den wereldoorlog geboren staat, in 1918 samengesteld uit de Zuid-Slavische landen der uit elkaar gevallen Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie - waaraan thans nog vele plaatsen doen herinneren - Montenegro en het oude koninkrijk Servië, Bosnië en Herzegovina. Istrië met Fiume is, gelijk men zich herinnert, aan Italië gekomen. In dit gebied, zuiver Slavisch, wonen niet minder dan drie millioen Joegoslaven onder Italiaansch bewind, die zich daar in het geheel niet thuis voelen en dagelijks met tientallen Italië ontvluchten en over de grens naar het door andere landen betwiste vaderland terugkeeren, waar zij steeds hartelijk worden ontvangen en zoo spoedig mogelijk te werk worden gesteld. De Fiume-kwestie is de zwakke plek van den Joegoslaaf en wanneer men dit punt aanraakt, geraakt hij in vuur en stort opgewonden zijn hart uit over deze onmogelijke naoorlogsche toestanden.

De aanhankelijkheid onder de Serven, Kroaten en Slovenen is zeer groot, zelfs zoo groot, dat de Serven en Kroaten zich van eenzelfde spraak bedienen. De Serven wonen in het Zuid-Oostelijk, de Kroaten in het midden en Zuid-Westelijk deel en de Slovenen in het uiterst Noord-Westelijk deel van het Rijk, dat gezamenlijk momenteel bijna 13 millioen inwoners telt en de overgang naar het Oosten genoemd kan worden. Katholieken zijn er bijna 4,5 millioen, Orthodoxen ruim 5,5 millioen, Mohammedanen 1,5 millioen, Protestanten 220.000 en Joden 65.000. Het volk is er over het algemeen buitengewoon vriendelijk en gastvrij en tegenover vreemdelingen vooral voorkomend. In het bijzonder op het platteland is de schilderachtige kleederdracht in eere gebleven, die met haar rijke versierselen en symboliek interessant is te aanschouwen. De oppervlakte van Joegoslavië is 248.000 km2, terwijl het koninkrijk in 33 gebieden verdeeld is. Over elk gebied staat een zg. banus, die te vergelijken is met onzen Commissaris der Koningin. Men moet bij een bezoek aan dit land niet terugschrikken voor de taal en niet denken dat men trots zijn kennis der moderne talen in dit land geïsoleerd staat. Naast de landstaal, waar men natuurlijk geen jota van verstaat en die veel overeenkomst heeft met het Russisch, spreekt in het Westelijk gedeelte eenieder, tot de eenvoudigste werkman, Duitsch en in het Oostelijk gedeelte ieder ontwikkeld persoon Fransch. Een tourist kan zich in dit land dus steeds verstaanbaar maken.

De hoofdmunt is de dinar (4.50 ct.) verdeeld in 100 para. Dat wil evenwel niet zeggen, dat het er erg goedkoop is, doch duur evenmin, maar over het algemeen is Joegoslavië voor den Hollander een land, dat te vergelijken is met België, althans wat de uitgaven en onkosten betreft. De goede hotels d.w.z. de eerste en tweede ranghotels zijn zeer zindelijk en modern, niet anders dan de West-Europeesche, met stroomend koud en warm water, baden enz. en in de groote steden zooals Zagreb en Belgrado zijn groote luxueuze hotels, die te vergelijken zijn met Carlton te Amsterdam. Het is misschien een gek praatje, maar een eventueel vacantiedoorbrenger in Joegoslavië dient er toch op voorbereid te zijn, nl. in welk hotel men ook komt, het is eigenaardig en opvallend, waar 't 'em in zit weet ik niet, maar de toiletten, tot in de first class hotels toe, zijn overal even slecht verzorgd. Niet direct onzindelijk zoodat men schrik heeft om er gebruik van te maken, doch men ziet duidelijk, dat hier niet die zorg aan besteed is, die men anders in het geheele overige gedeelte van het hotel aantreft.

Het overwegend deel der bevolking doet aan landbouw, moet hierbij echter hard werken en weinig verdienen en zich bedienen met voorhistorische werktuigen. Sinds eenige jaren voert de regeering een nieuwe agrarische politiek en arbeidt met kracht aan verbetering van het lot van den landbouwer, die althans tegenwoordig reeds vrij en onafhankelijk is en voor zich zelf kan werken, wat voor enige jaren nog niet het geval was. De kust aan de Adriatische Zee levert veel zuidvruchten en de wijnteelt vooral is van belang. Witte wijn is dan ook een zeer gebruikelijke doch ook een goede drank, waarvan men in de hotels de beste soorten schenkt tegen lage prijzen. In het binnenland worden veel pruimen geteeld en in het bergland is veeteelt overwegend. Langs de kust aan de Adriatische Zee doet men veel aan visscherij. Het land zelf is rijk aan mineralen en de bodem is veelbelovend rijk en biedt nog veel meer dan er tot heden aan onttrokken werd. Het klimaat is subtropisch en warmer dan in onze streken. In den zomer kan het er zelfs zeer warm zijn, doch een vacantie aan de zeekust, waar frissche winden langs strijken, is heusch niet ondraaglijk. Hooggebergte komt in het Westelijk gedeelte langs de Oostenrijksche grens en vooral langs de Adriatische kust achter het steile meestal ontoegankelijk rotsgebergte veel voor en vele bergen vallen hier te bewonderen met toppen, die met hun eeuwige sneeuw in de zon schitteren.

Momenteel heeft Joegoslavië een dictatuur, die door Koning Alexander, een bemind vorst, geleid wordt en met de beste bedoelingen is ingesteld en dus niet te vergelijken is met een Spaansche of Poolsche dictatuur. De Joegoslavische dictatuur is door den koning voor eenige jaren ter hand genomen om persoonlijk de leiding te hebben in den heropbouw van het land, voor welken arbeid de koning in het parlement met zijn politieke partijbelangen niet die medewerking ondervond, die voor het belang van het land noodzakelijk was. Het is dan ook een dictatuur, waarmede ieder weldenkend Joegoslaaf ingenomen is en waarvan met het goede inziet. De koninklijke familie is zeer gezien en in elke openbaar gebouw, in hotels en groote café's, in de meeste particuliere huizen prijken tegen den wand groote portretten, dikwijls werkelijk schitterende foto's of schilderijen, van den nog betrekkelijk jongen energieken koning en zijn gemalin, een buitengewoon knappe Roemeensche prinses, die door den Joegoslaaf lachend, doch eigenlijk niet zonder reden, "Miss Joegoslavia" genoemd wordt. Bemind bij het volk zijn ook vooral de drie even mooie koningskinderen, twee jongens en een meisje, waarvan de kleine leuke kroonprins Peter wel het populairst is.

Het spoorwegverkeer is na den oorlog belangrijk uitgebreid en leidt letterlijk en figuurlijk langs goede banen. Het is alleen jammer, dat de locomotieven zulk een vuile dikke walmende rook uitstooten. In het Oostelijk gedeelte, voornamelijk in Servië, komt nog smalspoor voor, aangezien de zware locomotieven en groote wagons niet geschikt zijn voor het moeilijke bergland, waar doorheen de spoorlijnen zich kronkelen. De tocht door het woeste bergland van Ragusa via Sarajevo naar Belgrado leidt dan ook over smalspoor langs vele serpentinenbanen en door tientallen tunnels. De groote internationale lijn gaat door het Noorden van Ljubljana via Zagreb naar de hoofdstad Belgrado. Een vierde gedeelte van het spoorwegverkeer behoort nog aan particuliere ondernemingen, doch past zich volkomen aan bij het Staatsbeheer. De treinen zien er zindelijk uit, zijn comfortabel, hebben op lange afstanden restauratiewagens en zijn eenvoudig niet anders dan die in West-Europa.

Het luchtvaartverkeer draagt een internationaal karakter en Belgrado onderhoudt een dienst met alle groote Europeesche hoofdsteden. Het civiele binnenlandsche luchtverkeer bestaat alleen uit de luchtlijn Belgrado - Zagreb. Het scheepvaartverkeer door de Adriatische Zee is werkelijk subliem. Prachtige en luxueus ingerichte schepen varen langs de geheele Adriatische kust en doen elke plaats van beteekenis aan. Op de groote routes zijn de stoomschepen voorzien van slaaphutten, zooals van Susak naar Ragusa en verder.

Dit is in het kort een overzicht van het geheele land, waarvan men tevoren kennis diene te nemen, wanneer men zich interesseert voor de artikels op touristisch gebied, welke wij ons voorstellen na bovenstaande in ons blad te laten volgen.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 3 juni 1931

 

 

Naar het land aan de Adria 3

 

De havenplaats van Susak - Eigenaardige grensverhoudingen

 

 

Op politiek gebied is Susak (uitspr.: Soesjak) de beduidende havenplaats aan de Adriatische kust, weggescholen in den uitersten hoek, gevormd door het schiereiland Istrië en Kroatië, wel het interessantst. Vroeger was Susak een voorstad van Fiume, doch door het vredesverdrag van Rapallo is in 1920 Fiume bij Italië gekomen. Aangezien Susak echter geheel met Fiume is aaneengebouwd, loopt de grens tussen Italië en Joegoslavië hier dwars door eigenlijk een stad en wordt gevormd door de rivier Rijecina. De sneltrein van Zagreb kruipt ver vóór Susak hoog de bergen in, om dan vlak bij de kust aangekomen de rotsachtige bergen, die zich steil aan weerszijden van de spoorlijn verheffen, te verlaten en langzaam in kronkelingen naar de stad af te dalen. Een prachtig uitzicht krijgt men dan op de blauwe baai van de Adriatische Zee welk uitzicht telkens duidelijker en mooier bij het naar beneden cirkelen terugkeert. Wanneer men Susak betreedt, behoeft men niet te vragen, welke industrie hier overheerscht, want de heele stad, die vanaf de kust tegen de bergen is opgebouwd, ligt overstroomd van houtopslagplaatsen, die bijna een heele onafzienbare straat vormen vanaf het station naar de haven. Susak is dan ook de grootste houtexporthaven van het land. Het hout komt uit het achterland van Susak en op de reis van Zagreb naar Susak kan men wel zien waar het hout vandaan komt.

In de haven van Susak heerschte steeds een levendige drukte, die met den dag toeneemt evenals de haven zelf, die bijna met den dag uitgebreid moet worden als het ware. Het scheepvaartverkeer wordt er steeds drukker en ook voor groote zeeschepen biedt deze haven gelegenheid tot ankeren. Ook de haven is verdeeld in een Joegoslavisch en een Italiaansch gedeelte. Dit is waarschijnlijk wel de reden waarom het er zoo krioelt van groen geüniformeerde douanebeambten. Wij konden dan ook met onze eigen oogen aanschouwen - want men moet in zulke gevallen zoo oppassen voor eenzijdige voorlichting - hoe het Joegoslavische gedeelte één groote drukte en vertier was van ladende, lossende, in- en uitvarende schepen en hoe daar vlak naast het Italiaansche gedeelte de stilte en eenzaamheid zelve was. Er was letterlijk niets te doen. De eenigste schepen die er voor anker lagen - hoe typeerend! - waren drie oorlogsschepen, warmpjes toegedekt onder groote zware zeildoeken. Men bedenke daarbij, dat Susak's haven vijfmaal kleiner is dan die van Fiume, terwijl toch niettegenstaande dat 40 pct. van het gezamenlijke scheepvaartverkeer bestemd is voor Susak. Frankrijk is de grootste afnemer van het Slavische hout en wel het meest in den vorm van dwarsliggers voor de spoorwegen. Zoo waren wij getuigen van het laden van een schip met 60.000 van deze massieve paaltjes, bestemd voor Frankrijk. Ook vele Nederlandsche vrachtschepen doen geregeld deze haven aan.

Om van Susak in tien stappen in Fiume en daarmede in Italië te komen moet men over een ijzeren brug, die over de grens (gelijk boven gezegd maakt deze de rivier de Rijecina uit) geslagen is. Loopt men in Susak langs deze grensrivier, dan ziet men aan de andere zijde het koninkrijk Italië met Italiaansche winkels, althans winkels met Italiaansche prijzen, auto's met Italiaansche nummerplaten enz., maar of er nu allemaal echte Italiaansche mensen wonen, daar zijn wij nog niet zoo heel zeker van. Men weet op welke manier voor een tiental jaren Fiume bij Italië is gekomen! De eenige toegang tot Italië is van hieruit de brug over de Rijecina. Aan deze zijde staan minstens tien zwaar gewapende geüniformeerde douanebeambten en aan de Italiaansche zijde zeker niet minder. Deze staan twintig meter van elkaar, even zoo lang als de brug is. Boven het midden van de brug hangt een groote lamp en vlak daaronder is de grensafscheiding. Tot zoover mogen van beide zijden de douaniers komen. De Joegoslavische beambten maken echter van dit recht nooit gebruik, zooals wij ook zagen, doch de Italiaansche wel. Zij loopen aanhoudend tot het midden van de brug op en neer alsof zij willen zeggen: "Tot zoover mogen wij komen en zoover zullen wij dan gaan ook!" Het is onbegrijpelijk dat een dergelijke verhouding niet elken dag tot grensconflicten aanleiding geeft. Het zou wellicht reeds dikwijls zoover gekomen zijn, indien de Joegoslaven niet verstandig waren en reageerden op de vele Italiaansche provocaties. Zij blijven echter steeds kalm en gaan op geen enkele provocatie in. Dikwijls trekken langs de overzijde der rivier fascistische betoogers, die extra naar Fiume komen om langs de grens te trekken en zingend met banieren te zwaaien, doch de bevolking van Susak kijkt er nog niet eens naar en gaat rustig haar gang.

Op de brug heerscht een levendig va-et-vient en een druk transportverkeer. Aan beide zijden wordt alles nauwkeurig onderzocht, pakken en tasschen moeten open gemaakt worden, terwijl men nooit zonder paspoort "over de brug komt". Het maken van foto's bij de brug is streng verboden en er wordt angstvallig gelet op personen, die met kiektoestellen in de omgeving van de brug zwerven. Vermeldenswaardig is nog een kapelletje, dat vlak bij de brug staat en waarover men 't bij het bepalen van het verdrag niet eens kon worden. Men heeft ten slotte de kwestie zoo opgelost, dat om het kleine kapelletje een hooge muur is gebouwd, zoodat men er niet meer bij kan komen. Het kapelletjes is nu van niemand, noch van Italië, noch van Joegoslavië, maar waarschijnlijk alleen van den Heilige, wiens beeltenis er in staat. Men zal zich herinneren, dat d'Annunzio bij de beschieting van Fiume een brug heeft opgeblazen over het bewuste riviertje Rijecina in plaats waarvan toen de beroemde grensbrug is gekomen. Bij het verdrag van Rapallo in 1920 werd bepaald, dat Italië aanstonds zou beginnen met deze brug opnieuw op te bouwen. Men is er echter eerst het vorige jaar aan begonnen en er wordt zoo hard aan gewerkt, dat men momenteel al twaalf pijlers in den grond heeft staan voor een eenvoudige houten brug, waar men in normalen bouwtijd misschien nog geen drie maanden over doet!

Het voornaamste hotel van Susak is hotel, het grootste en modernste ingerichte met 50 nette kamers, met balcons, die uitzien op de zee. Het hotel wordt aan de achterzijde, waar dan ook de op de zee uitzicht gevende kamers liggen, direct bespoeld door het heldere blauwe water der Adriatische Zee, zoodat aan dit hotel een groot strandbad is verbonden en men op de eerste verdieping maar een paar treden naar beneden behoeft te gaan om in zee te stappen. Men kan hier geen ruimere badkamer hebben! Zoowel te water als te land kan men vanuit Susak heerlijke uitstapjes maken. Tegen de bergen op leidt een groote serpentinenautobaan langs verschillende groote gebouwen de prachtige natuur in. Zoo ligt daar het majestueuze raadhuis als een der mooiste gebouwen, dat de omgeving beheerscht en van waaruit het stadsbestuur een goeden uitkijk heeft op alles wat aan zijn zorgen is toevertrouwd. Geheel boven de stad ligt de oude burcht Trsat en de bekende Welvaartskerk met het Wonderbeeld der Heilige Maagd, bekend uit de legende van den Evangelist Lucas. Hoogerop gaat de weg langs steile afgronden en hooge rotsen de loop van het riviertje Rijecina volgende, dat nog steeds hier tusschen de bergen in een diepen kloof de Italiaansch-Joegoslavische grens uitmaakt.

Vanuit de haven is er gelegenheid te over om de Adriatische Zee op te varen langs de geheele kust en langs het schoone Dalmatië. Hiervoor zorgt de "Jadranska Plovidba d.d." (N.V. Adriatische Stoomvaart Mij.), die met haar 63 comfortabele schepen 47 routes bevaart langs de geheele Adriatische kust tot Albanië en Griekenland. Driemaal in de week vertrekt van Susak naar Kotor - d.i. van boven naar onder langs de geheele kust tusschen ontelbare schilderachtige eilandjes door - een "Schnelldampfer" van genoemde maatschappij, welke gelegenheid geen enkel tourist, die Joegoslavië bezoekt, voorbij mag laten gaan. Ook wij maakten deze onvergetelijke boottocht, die een dag en een nacht duurt, van Susak tot Dubrovnik geheel in het Zuiden en stellen ons voor in een volgend artikel het een en ander daarover te vertellen. Wanneer wij spreken van Dubrovnik zullen weinigen weten waar deze plaats ligt en velen er wellicht nooit van gehoord hebben. Wanneer wij echter zeggen, dat Dubrovnik de Slavische naam is voor Ragusa, zal velen een licht opgaan en zal men denken aan deze beroemde oude Romeinsche stad en zeker niet minder aan de bekende badplaats aan de kust van Zuid-Dalmatië.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 6 juni 1931

 

 

Naar het land aan de Adria 4

 

Langs de Rivièra van Joegoslavië

 

 

Een boottocht langs de Adriatische kust is een evenement op touristisch gebied, dat men niet licht vergeet. De kust van Zuid-Slavië heeft sinds 1919 een lengte van 780 km en wordt grootendeels door hooge rotsen gevormd, waarin hier en daar natuurlijke havens liggen waaraan meestal een stad van beteekenis en tevens een aanlegplaats voor de luxueuze en snelvarende booten van een maatschappij, die wellicht een van de mooiste routes in Europa bevaart. De reis gaat van Susak tot Kotor, dus geheel van het Noorden naar het uiterste Zuiden der Dalmatijnsche kust, die een rijkdom bezit aan natuurschoon en daarnaast bezaaid is met vele steden van een historische beteekenis. Men kan het traject in 28 uren afleggen of in enkele dagen. Wanneer men niet aan tijd gebonden is, is het laatste natuurlijk aan te raden, aangezien er dan gelegenheid bestaat een kort bezoek te brengen aan de interessante oude plaatsen, die worden aangedaan. Daarbij treft men aan de kust vele badplaatsen aan, die een meerdere bekendheid waard zijn en dit ook langzamerhand schijnen te verkrijgen, daar de seizoendrukte met het jaar grooter wordt.

Tot bijna aan Dubrovnik (Ragusa) toe gaat de tocht tusschen ontelbare schilderachtige uit de zee oprijzende eilandjes door, waaraan de kust van Dalmatië zeer rijk is. Dat men zich reeds in de Zuidelijke wateren bevindt, kan men zien aan de vele telkens uit het water opspringende groote dolfijnen, wier spel een interessanten aanblik oplevert. "De Rivièra van de Adriatische Zee" heet niet ten onrechte deze streek en wat het natuurschoon betreft, doet zij voor de Côte d'Azur niet onder. De bevolking van dit kustland is arm, doch arbeidzaam, eerlijk en opgewekt, gastvrij en tegemoetkomend tegenover de vreemdelingen. De mannen hebben als zeelieden en als soldaten een aardig stuk van de wereld gezien en spreken meerdere talen, wat in den omgang met buitenlandsche gasten een voordeel is.

In het geheele kustland is de wijn- en vijgencultuur overheerschend. Het badseizoen begint eind April en duurt tot October of soms nog langer. Achter de eerste rotsen vlak langs de kust verheffen zich tot 1600 m hooge bergen met toppen, die met eeuwige sneeuw bedekt zijn. Het zou ons te ver voeren alle plaatsen aan deze kust te bespreken, doch wij willen bij de voornaamste en schoonste even stil staan, gelijk de boot het doet, die na Susak het pittoreske eiland Rab als eerste aanlegplaats heeft en dat van de geheele Dalmatijnsche kust wellicht het bekoorlijkst is. In de smalle oude straatjes is geen ander verkeer mogelijk dan te voet of per ezel. Rab is voorts rijk aan oude torens en paleizen, die herinneren aan de Romeinsche overheerschingen, is op zich zelf een museum. Het moet er zoo gezond leven zijn, dat er alleen kleine kinderen en grijsaards dood gaan. Het oude klooster der Franciscanen op dit eiland met 2000 inwoners bezit een schat aan oude handschriften. Het grootste gedeelte van dit eiland, dat een oppervlakte heeft van 104 km2, is met woud en bosch bedekt. Het oude stadje Rab is sedert de Middeleeuwen bijna onveranderd gebleven.

Langs de doode, bijna totaal uitgestorven stad Zara gaat de tocht verder naar Sibenik ofwel Sebenico, dat al even historisch is als Rab. Sibenik ligt verscholen in een inham der kust en is het Den Helder van Joegoslavië, wat zeggen wil, dat het een garnizoensplaats der marine is. Aan weerszijden van de baai heeft men versterkte vestingen in de rotsen uitgebouwd, waar wachtposten het in- en uitvarend verkeer overzien. Telkens wanneer een touristenschip binnenloopt, loopt het geheele stadje, dat 16.000 inwoners telt, uit naar de kade, waar dan een heele drukte heerscht, waar tusschendoor vele opvallend knappe meisjes paradeeren, die coquetteeren met de keurig geüniformeerde marine-officieren. Ook Sibenik is rijk aan vele historische gebouwen en monumenten, waar bovenuit zich de groote oude domkerk verheft. Het is avond wanneer men dan in Split (Spalato) aankomt met z'n prachtige met palmen beplante boulevard. De stad breidt zich steeds meer uit, heeft een groote haven en is met verschillende spoorweglijnen met het binnenland verbonden. Het oude Diocletiaansch paleis is een der mooiste monumentale gebouwen, die deze stad bij tientallen bezit.

Als de boot Spalato's haven weer uitvaart en een stad met honderden boven elkaar flikkerende lichtjes achterlaat, wordt het nacht en het is wederom bij het aanbreken van een nieuwen dag, wanneer men in de groote beduidende badplaats Ragusa aankomt. Deze stad bestaat eigenlijk uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte, waar men per boot of trein aankomt, bestaat uit de natuurlijk gevormde haven met daaromheen aan den voet van hooge met bosschen begroeide bergen eenige groote gebouwen zooals douanekantoor, station, postkantoor, opslagplaatsen en hotels. Wil men rustig wonen, dan neme men Grand Hotel Lapad, gelegen in de Bocht van Lapad aan de rustige zijde van de haven. De electrische tram gaat langs dit hotel naar het stille strand van Lapad, waar men verzekerd is van een rustig en kalm zeestrand. In Zuidelijke richting leidt een tramlijn door een villawijk naar het tweede en drukke gedeelte der stad, waar men het majestueuze Hotel Imperial vindt, midden in de eigenlijke stad Ragusa, waar natuur en kunst naast elkaar leven. Het groote strand ligt tien minuten buiten de stad, maar als badplaats is Ragusa niet anders dan andere steden. Het interessante van het oud-Romeinsche Ragusa zijn zijn oude vestingen en middeleeuwsche kloosters, die buitengewone historische schatten bezitten en herinneren aan het Venetiaansche tijdperk, want eens reikte de macht van Venetië ook tot hier. Ragusa - in het Slavisch Dubrovnik - doet denken aan Avignon, Carcassonne en Venetië en is rijk aan oude paleizen, kloosters en kerken en het is daarom zeer interessant ook eens iets van de historie dezer stad te weten.

Sinds de 7e eeuw was Ragusa een formeele onafhankelijke republiek met sterke wallen en verdedigingswerken, die tot op heden in bijna ongeschonden staat zijn bewaard. Midden in de binnenstad staat 't groote standbeeld van St. Blasius, die voor Ragusa is geweest gelijk de San Marco-leeuw van Venetië. De lengte van den elleboog van St. Blasius' standbeeld gold vroeger als standaard-lengtemaat! Ragusa is zuiver het Venetië zonder water en heeft ook zijn San Marco-plein met honderden duiven, die uit de hand eten. De zelfstandige, aristocratische handelsrepubliek Ragusa bewaarde haar onafhankelijkheid tot Napoleon I er een einde aan maakte en de veroveraar, generaal Marmont, den titel kreeg van Duc de Raguse. In 1814 werd de stad bij Oostenrijk ingelijfd tot na den oorlog. Sindsdien is Ragusa een der belangrijkste Zuid-Slavische havens.

Aanbevelenswaardig is een wandeltocht over de oude wallen en vestingwerken, van waar af men een prachtig uitzicht heeft op de zee en de stad, die 15.000 inwoners telt. In den zomer is het er erg heet, maar aan zee is gelegenheid te over om af te koelen. Daartegenover staat, dat in de wintermaanden een verblijf in deze stad evengoed is uit te houden als in de lente. Een bezoek waard zijn de oude kloosters der Dominicanen en Franciscanen met hun kostbare bibliotheken en hun binnenhoven waar sinaasappels en citroenen groeien en zoo van de boom te plukken zijn (als de Paters niet kijken!). Niet ver van Ragusa ligt het eiland Lokrum met het oude Franciscanenklooster, dat momenteel als kindertehuis gebruikt wordt. Een klein wandelpaadje loopt om het gehele eiland, dat met z'n oud klooster als een bolwerk uit zee oprijst.

Het is wel een lange en sensationeele autotocht om vanuit Ragusa in Montenegro te komen met de hoofdstad Cetinje, dat op 1700 m hoogte ligt. In 1922 is Montenegro bij Zuid-Slavië ingelijfd en de bevolking, die haar typische kleederdracht voor het overgroote deel nog bewaard heeft, leeft in volkomen overeenstemming met deze inlijving, die bovendien uit eigen beweging is aangevraagd. Zulk een tocht door de beroemde Zwarte Bergen neemt een heele dag in beslag, maar is iets onvergetelijks. Montenegro blijft echter een wereldje op zich zelf met z'n typische bevolking en zijn kleine arme dorpjes, weggescholen in de woeste bergen. De mannen dragen daar nog zware revolvers met lange loopen en rijk versierde kolven.

Ragusa, dat wellicht ooit de kleinste republiek ter wereld is geweest - men legt binnen het uur de afstand af die de vroegere republiek uitmaakte - heeft naast zijn eigen schoonheden nog een schitterende omgeving en een paradijs van bloemen, planten en palmen. Het achterland wordt gevormd door Bosnië en Herzegovina, bestaande uit onafzienbare woeste rotsachtige streken en grillige bergen, waar doorheen zich het smalspoortje kronkelt naar de beroemde half-Oostersche plaats Sarajevo, waaraan wij ons voorstellen een volgend artikel te wijden.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 9 juni 1931

 

 

Naar het land aan de Adria 5

 

Door Bosnië en Herzegovina naar Sarajevo

 

 

Door het woeste maar mooie berglandschap van Bosnië en Herzegovina leidt het smalspoortje van Ragusa naar Sarajevo. Wanneer men de zonnige kust van Dalmatië den rug toekeert en de Bosnische bergen inspoort, is het alsof men een nieuw land binnentrekt. Al behoort deze streek geographisch tot Europa, het aspect is absoluut Oostersch en men waant zich in Klein-Azië of Turkije. De reis van Ragusa naar Sarajevo duurt niet minder dan 13 uren - ook aan groote afstanden geraakt men in dit land gewend - en het spoorlijntje slingert zich in tallooze kronkelingen en door eventjes 140 tunnels door de bergen heen. De eigenlijke afstand Ragusa - Sarajevo is misschien maar van Tilburg naar Groningen, doch de omwegen, die gemaakt moeten worden om de groote bergen te omzeilen, zijn oorzaak, dat de reis zoo lang duurt.

Men had de spoorlijn misschien ook in één rechte lijn kunnen leggen, doch vermoedelijk zou men dan vanaf Ragusa tot Sarajevo door één tunnel moeten bolderen, wat toch nog onaangenamer is dan door 140 kleinere en grootere. Men moet echter niet denken, dat deze tunnels om hun groot aantal misschien maar heel kort zijn en dat men er meestal in een oogopslag doorheen is. Dit is geenszins het geval, want de kortste tunnel is een halve minuut lang en de overigen zijn meestal van 3 tot 6 minuten en zelfs een van bijna 10 minuten. Het eenig oncomfortabele van deze reis, die van 's morgens zeven tot 's avonds acht uur duurt, is dat op deze route de trein niet beschikt over een restauratiewagen, zoodat men de proviand zelve van tevoren maar mee moet nemen om niet uitgehongerd een inval in Sarajevo te doen.

Een andere reden van den langen duur dezer reis is, dat de trein, die natuurlijk maar eens per dag gaat, niet harder rijdt dan 40 km. Een grootere snelheid staan de tallooze bochten en diepe ravijnen, waar vlak langs gebolderd wordt, niet toe. Men krijge echter van deze reis geen verkeerd idee en denke niet aan een vóórhistorische onderneming, want de wagons, hoewel op dit smalspoor kleiner van formaat, zien er zeer behoorlijk uit en hebben gezellige coupé's met slechts vier hoekplaatsen. Dan is het landschap dat men doorreist, juist omdat het zoo woest is met z'n bergen en rotsen, zeer interessant en loopt daarbij de route grootendeels langs de wilde stroom Neretva.

De trein heeft elken dag natuurlijk veel passagiers en is vrij lang, omdat hij de eenigste snelverbinding met de bewoonde wereld uitmaakt en de aangewezen verkeersmogelijkheid is voor de dorpsbewoners in deze streken. Het zijn dan ook steeds lieden uit het eigen land, die deze reis maken en vreemdelingen zal men in den trein zelden ontmoeten. Het is te begrijpen, dat een trein, die slechts eenmaal per dag deze streken doorkruist - natuurlijk gaat er ook één trein per dag in tegenovergestelde richting - aan elk plaatsje, dat meer dan 10 huizen telt, stopt, al is het telkens maar voor een of twee minuten. Het treinpersoneel hetzij van een particuliere of staatsonderneming, is - dit zij bijzonder vermeld - overal in Joegoslavië uiterst correct en voorkomend en de organisatie is tegen het militaire aan. Men kan geen enkele blokpost passeeren of een zeer net geüniformeerde spoorwegbeambte staat buiten in stramme militaire houding, in zijn rechterhand een roode vlag stijf naast het lichaam gedrukt houdende en salueerende naar den hoofdconducteur van den passeerenden trein. Op de stations treedt bij het binnenstroomen van den trein het geheele dienstdoende personeel in de houding aan en is verplicht zich met inlichtingen geheel ter beschikking te stellen van de uitstappende reizigers.

Aan de stations waar gestopt wordt, kan men steeds de meest uiteenloopende volkstypen bewonderen, afkomstig uit een landstreek, waar Oost en West te zamen vloeit. Een der plaatsen, die men op deze reis passeert - wij vermelden het slechts uit curiositeit - heet X Y M-Hum. Hebt u daar al eens van gehoord of hebt u op school deze plaats ook geleerd? Een andere plaats heet - verslik u niet - Krsk. Verder komt men op deze reis o.a. ook nog tot de ontdekking, dat er menschen op de wereld zijn, die in het dorp Srtmkr wonen. De meesten zullen van Bosnië echter alleen die mooie groote postzegels kennen uit den nog niet zoo lang vervlogen tijd, dat dit land een zelfstandig gebied was.

Aan den bouwtrant der huizen, de landbouw, de kleederdracht en aan de typen en hun gebaren kan men aanstonds zien, dat men hier in het Oosten is en dat de Godsvereering volgens den ritus van den Islam hier een beduidende rol speelt. Het geheele origineele Oostersche leven kan men in deze streken zien vooral op de markten, in steden en dorpen, die eenzelfde beeld bieden als door geheel Azië tot tegen de Chineesche grenzen toe. Momenteel is deze streek nog niet in die mate op touristenverkeer berekend, dat het aanbevelenswaardig is om voor enkele dagen den trein te verlaten en te midden dezer typische bevolking te vertoeven en voorloopig doet men dan ook het beste zich te beperken tot een reis in één dag er dwars doorheen. Gedurende 400 jaren stond dit gebied onder Turksche heerschappij en gedurende deze overheersching ging de oorspronkelijke christelijke bevolking tot den Mohammedaanschen godsdienst over, die tot op heden nog door bijna 12 pct. der Zuid-Slavische bevolking beleden wordt. De mannen dragen hier nog - immers buiten Turkije - de fez als hoofdbedekking en als schoeisel de zg. opanken, die van voren een sterk naar boven gekrulde neus hebben en met lange riemen om de enkels worden vastgehouden. De vrouwen waren vroeger zwaarder gesluierd dan tegenwoordig, nu zij volstaan met een doorzichtige zwart-gazen sluier tot boven den mond.

De voornaamste plaats, die men op de reis door Bosnië en Herzegovina passeert is Mostar, juist halfweg Ragusa - Sarajevo. Mostar is een overwegend Mohammedaansche plaats met moskeeën met hun roode koepeldaken en slanke minarets. Met z'n kleurige daken en witte torentjes steekt dit stadje typisch af tegen het roodachtig rotsgebergte op den achtergrond. De trein stopt hier (zelfs twintig minuten), een oponthoud, dat gelegenheid te over geeft om in de kleine dompige stationsrestauratie een origineel kopje Turksche koffie te consumeeren. Deze pikzwarte, dikke en zeer bittere koffie wordt in geheel Joegoslavië geserveerd en bij voorkeur na de diners. Men kan natuurlijk ook gewone koffie, zelfs Koffie-Hag, krijgen, doch wanneer men een paar keeren Turksche koffie gedronken heeft, geraakt men ook daar aan gewend en velen krijgen er zelfs beslist de smaak van beet. De Turksche koffie wordt steeds opgediend in heele kleine, kunstig bewerkte kopjes of in tinnen schoteltjes, zoodat men in twee teugjes de heele koffie naar binnen heeft. Men moet er anders van houden.

Langs de schuimende Neretva gaat de reis verder naar Sarajevo, dat vanaf Mostar nog ruim zes uren sporen is. Even buiten Mostar gaat de trein vlak langs de Buna-bron aan den voet van een hoogen rots, waarop de ruïne van den ouden Stjepan grad-burcht. Het water welt op uit een breede spleet in de rots, welke spleet hoe dieper hoe grooter wordt en overgaat in een druipgrot, verschillende kilometers ver onder het rotsgebergte. Tusschen de bergen in treft men soms plotseling wijde gelijke vlakten aan, alsof ze tusschen de bergen zijn uitgesneden. Hierop wordt dan door de meestal arme bewoners der omliggende dorpen de landbouw beoefend en vindt het vee, over het algemeen logge trekossen, zijn voedsel. Dikwijls treft men langs den spoorweg bij een dorpje een Mohammedaansch kerkhof aan, dat bestaat uit vierkante, spits toeloopende uit den grond oprijzende steenen palen - te vergelijken met onze kilometerpalen - en uit andere steenen kolommetjes van hoogstens een meter hoog, waaromheen een tulband uitgehouwen is. Dit laatste is een teeken, dat daaronder een man begraven ligt. De paaltjes staan kriskras door elkaar en dragen meestal een kort onleesbaar opschrift. Het zijn juist paddestoelen, die hier en daar opeens uit den grond opsteken, want meermalen treft men een dergelijk graf, kenbaar gemaakt door zoo'n wit paaltje, op de onmogelijkste plaatsen aan, zooals in tuinen, vlak langs wegen, boven op een eenzamen berg of waar ook.

Intusschen spoort men uren verder door een landschap van steenen en nog eens steenen, door een zee van rotsen, door een landstreek, die men alleen op de maan kan verwachten. Een groote gaping in deze rotsenzee is het Popowo Polje-dal, dat in het najaar geheel vol water staat. De vlakte wordt dan een zee van bijna 25 km lengte en soms 20 m diepte. In het voorjaar druipt het water letterlijk langzaam af en wijkt terug, op den voet gevolgd door den boer, die dan aanstonds op het uitgedroogde meer dat een vruchtbaar terrein is geworden, gaat ploegen, het land met verschillende producten bebouwt en bijna steeds een rijken oogst binnenhaalt. Uit deze oase, het Karstdal genaamd, daalt men af in Herzegovina en slingert de trein zich door groene velden, beschut door hooge bergranden. Het duurt dan niet lang meer of het treintje puft 's avonds goed acht uur na een heele dagreis het station van Sarajevo binnen.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 13 juni 1931

 

 

Naar het land aan de Adria 6

 

Het Oostersche en Europeesche Sarajevo

 

 

Door één slag - nl. een bomaanslag! - is Sarajevo, de half-Oostersche stad in Servië, beroemd geworden. Bij het uitspreken van dezen naam denkt men onwillekeurig aan den bloedigen aanslag in 1914, die een einde maakte aan de levens van het Oostenrijksch hertogelijk paar, doch daarnaast de aanleiding was van den vreeselijke wereldoorlog. Zoo beroemd als Sarajevo - op z'n Hollandsch misschien Serajevo - is, zoo interessant is het ook. Speciaal is het interessante van deze stad te zoeken in het Mohammedaansche gedeelte met z'n moskeeën, oude Turksche krotjes en steegjes en niet het minst met z'n Carsija, het middelpunt van deze wijk.

De Carsija is de Mohammedaansche bazar en hieronder versta men niet een gebouw als dat van de Bijenkorf noch een eenvoudiger warenhuis, want deze bazar is niet ondergebracht in een gebouw, doch bestaat uit een permanente markt, een aparte wijk met een tiental nauwe straatjes, gevormd door houten kraampjes, die 's nachts met een eenvoudig slot "afgesloten" worden. Overdag zitten de fraaiste Turksche typen voor hun standjes en wachten geduldig op de koopers, die er gewoonlijk genoeg zijn, hoewel de Turken niet goedkoop zijn. Het zijn meestal snuisterijen zooals koperen potjes en pannetjes, halssnoeren, Turksche serviezen, pantoffels e.d. die hier verkocht worden. Dikwijls is aan de kraam een "werkplaats" verbonden, waar men kan zien hoe die kunstmatig bewerkte blaadjes en kopjes, schaaltjes en kettinkjes tot stand komen. In het "Koperstraatje" bijv. is het een gehamer en geklop van belang, want hier huizen de koperslagers, die op hun hurken zittend en mysterieus zingend blikken platen om en om draaien, ze terwijl bekloppend en uithollend tot een welgevormd tinnen bord of zooiets. Natuurlijk ontvangt de Mohammedaan den vreemdeling graag in zijn winkelwijk, doch hij zal hem niet hinderlijk overvragen. Hij biedt u een kopje Turksche koffie aan, heet u welkom in zijn magazijntje en zegt wat het kost en vraagt of hij zoo vrij mag zijn ook nog dit en dat even te laten zien. Elk ambacht wordt in deze wijk op straat uitgeoefend. Zelfs de geitenslachter vertoont zijn kunsten in de openlucht, steeds onder groote belangstelling der jeugd. En tusschen dat alles door is het een mengelmoes van baardige Turken met tulbanden en vreemde krulschoenen, elkaar in de ooren smoezend of druk gesticuleerend in 'n onverstaanbaar taaltje; gesluierde vrouwen die hun oogen echter goed den kost geven, al willen ze zelf niet gezien worden; maar ook chique hupsche dametjes in een modern mantelpakje, lichte kousen en schoentjes, een leuk hoedje op de nieuwste manier achter op het hoofd, maar… gesluierd tot over de neus toe! Hoe modern ook, Mohammedaansch blijven ze!

Vlak bij de bazar staat de grootste moskee van Sarajevo, de Husrev Beg-moskee, vóór 400 jaren gebouwd door dengene naar wien het prachtige gebouw genoemd is en wiens graf sinds 1541 in de onmiddellijke nabijheid ligt. Hooge populieren omgeven de moskee en het pleintje daarvoor is met keien belegd, die beslist ook van 1500 moeten dateeren! In de moskee, die men alleen met ontbloot hoofd en ongeschoeide voeten mag betreden, wordt een stuk uit den mantel van Mohammed bewaard. In een voorgalerij treft men steeds Turken aan, die in diep gebed verzonken zijn en op hun knieën zittend aanhoudend voorover buigen, totdat ze met hun neus de grond raken. De handen gaan op en neer van boven de schouders tot op den grond. Een zeer vermoeiend gebed!

Typisch is een Mohammedaansche begrafenis, die men hier bijna elken dag kan meemaken. Dat is veel maar toch is het zoo. Waarschijnlijk komen er weer evenveel bij als er afvallen. Na een plechtigheid in de moskee waarbij de onmogelijkste gesties worden gemaakt, wordt de baar door vier lieden opgenomen en weggedragen naar het kerkhof, dat soms een half uur ver tegen een berg op ligt, doch welke zeer vermoeiende afstand geheel te voet wordt afgelegd. De vier baardragers worden voortdurend, zoo goed als elke tien seconden, afgelost door vier anderen en zoo gaat het onder het loopen maar voort. Telkens schijnen vier anderen een oogenblik de baar te moeten torsen. Een paars kleed bedekt meestal de baar en wanneer er een fez op ligt of een ander hoofddeksel, dan is het een man, die ten grave wordt gedragen. Is het een vrouw, dan ligt er niets op de baar. Het zijn steeds bij man en vrouw, de mannelijke familieleden, vrienden, kennissen en belangstellenden, die de baar volgen en om korte beurten dragen. De stoet gaat dikwijls dwars door modern Sarajevo, doch baant zich door het verkeer gemakkelijk een weg. Dit te meer omdat men door elkaar voor, opzij en achter de baar loopt, druk pratend en gebaren makend, gewoon alsof men een eindje oploopt om de hond uit te laten. Toch ligt er een zekere waas over deze Mohammedaansche godsdienstige gebruiken, die respect afdwingen, vooral omdat zeden en gewoonten door de eeuwen heen, te midden van alle tijdsveranderingen op fanatiek Turksche wijze bewaard zijn gebleven. Mohammedanen hebben in Sarajevo hun eigen wereldje, waar zij rustig hun gang gaan en ook anderen, die niet tot hun secte behooren, vrij en ongehinderd laten in al hun bewegingen, zoolang die natuurlijk ook niet tegen de Oostersche fijne gevoelen indruischen.

De Mohammedaansche kerkhoven liggen soms midden in de stad verspreid en bij het aanleggen der straten heeft men dikwijls omwegen moeten maken om de kerkhoven te ontwijken, want indien men die had opgeruimd of verplaatst, dan zou de Mohammedaan in het diepst van zijn hart gekwetst zijn en tot alles in staat zijn om 't gepleegde onrecht te herstellen. De kerkhoven moeten onaangetast blijven en het gemeentebestuur, dat de godsdienstige gevoelens der Mohammedaansche inwoners evengoed wil respecteeren, houdt daar rekening mee en legt met genoegen een bocht in de straat om een kerkhof te ontwijken.

Het Turksche gedeelte, dat 20 van de 70 duizend inwoners der geheele stad telt, ligt tegen een heuvel, op welks top een oude Turksche vesting ligt. Gelijk er muziek en rythme ligt in den naam Sarajevo zelf, zoo ligt er klank en lijn in het bonte, kleurige Oostersche panorama, dat deze stad biedt. Dit panorama is zoo gemakkelijk te schilderen. Als men vanaf het stadspark, dat op een berg ligt, op Sarajevo neerziet, dan moet men wel poëtisch worden en Sarajevo beschrijven als een stad, die beschut ligt aan den voet van een gordel van bergen die in een halve cirkel om de stad liggen, terwijl de stad als 't ware in de grijparmen der bergen genesteld ligt. Talrijke moskeeën met roode koepels verheffen zich boven de oneffen daken, die geëscorteerd worden door statige groene populieren en door slanke minarets, als witte vingers die in de lucht steken.

Op bepaalde uren van den dag verschijnen boven in de minarets, die bijna bovenaan den spits een rond balcon hebben, de hodja's - Turksche priesters - die naar alle windstreken oproepen tot gebed. Wanneer van al deze tientallen minarets de hodja's hun oproep doen, ontstaat een voor vreemden zeer typisch koor, dat vreemd door de lucht klinkt. Uit dit stukje Oriënt met z'n kleurig, opgewekt leven, met z'n schelle tinten der kleeren van vrouwen en meisjes, de stoere figuren der land- en marktlieden, de trotsche voorname rust van de Mohammedaansche Aga's, de vrachtdieren en karren, belandt men plotseling zonder eenige overgang in het moderne Sarajevo met z'n grootsch stadhuis, vanwaar de Oostenrijksche troonopvolger aartshertog Frans Ferdinand zijn laatste gang maakte. Langs het stadhuis en tevens midden door de stad stroomt de rivier Miljacka, een snelle bruinkleurige stroom, overspannen door een tiental bruggen, waarvan er één beroemd is gebleven als de Aanslagbrug, het bewuste punt waarbij den aanslag op 28 Juni 1914 plaats had. Om andere politieke gevoelens niet te kwetsen, is men bij het aanbrengen van herdenkingsteekenen zeer bescheiden geweest. Een steenen rustbank bij den oprit van de brug en een zwarte marmeren gedenkplaat - van zeer kleinen omvang - aangebracht in de muur van een hoekhuis, herinnert aan den moorddadigen aanslag. Naast verschillende groote gebouwen, zooals de orthodoxe kathedraal, het gymnasium en postkantoor, beschikt Sarajevo over eenige goede hotels en verder over een Ethnografisch museum, dat met z'n inhoud voor soortgelijke musea in andere steden niet onderdoet. Wanneer men Sarajevo bezoekt, moet men ook de Staatstapijtweverij bezoeken, waar men nog op de origineele manier met de oude houten weefgetouwen de fijnste Slavische tapijten maakt. Een groot magazijn is aan de weverij verbonden waarvan men direct, zonder dat er hier winst gemaakt moet worden en dus zeer goedkoop, de kleurigste en fijnste tapijten en kleedjes kan betrekken.

Zoo is Sarajevo, een stad met bijna 100 moskeeën, twintig maal duizend Mohammedanen, een prachtig in Byzanthijnschen stijl opgetrokken stadhuis, gesluierde vrouwen en mannen met tulbanden, kleine Turksche slopjes, maar ook met een moderne Europeesche wijk waarin groote huizen en kantoorgebouwen, vijftig maal duizend Europeesche menschen, een statige domkerk in Romaanschen stijl, electrische trams en groote, breede winkelstraten. Een zeer interessante stad, waar Oost en West onder eenzelfde bestuur in de beste harmonie naast elkander leven.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 24 juni 1931

 

 

Naar het land aan de Adria 7 (slot)

 

Een laatste uiting van enthousiasme over Joegoslavië

 

 

Belgrado, de hoofdstad van het koninkrijk Joegoslavië, is een groote flinke stad, doch niet van dien omvang zooals velen zich wellicht zullen voorstellen. Bij het hooren van dezen naam denkt men aan een groote wereldstad ergens ver weg in Oost-Europa met misschien wel meer dan één millioen inwoners. Belgrado ligt wel ver weg, geeft tevens het idee van grootstad, doch heeft slechts 340.000 inwoners. Ons Amsterdam heeft dus meer dan tweemaal zooveel inwoners. Maar de stad breidt zich verrassend snel uit en het zal niet lang meer duren of het is een echte wereldstad. In den wereldoorlog is Belgrado tweemaal gebombardeerd en in haar kleinen omvang van toen bijna geheel verwoest. Zoo komt het dat men overal groote nieuwe gebouwen aantreft, hoekhuizen met koepeltorens, zooals men die te Parijs vindt, met beeldhouwwerk versierde gevels, dat alles dikwijls tusschen kleine Turksche huisjes in, die bij het bombardement gespaard gebleven zijn. Belgrado is het best te vergelijken met Brussel en is als grootstad niet anders dan andere dergelijke steden met plantsoenen, groote bank- en kantoorgebouwen, café's, parken, electrische trams en veel politieagenten en een druk centrum met breede winkelstraten. De opvallendste gebouwen zijn de nieuwe ministeries, die alle rondom het koninklijk paleis gegroepeerd liggen. Het paleis ligt ook bijna midden in de stad, onmiddellijk aan de straat. Het is natuurlijk een groot gebouw, doch omdat er die in zulke steden zooveel zijn, zou het koninklijk paleis niet eens opvallen, wanneer daarvoor niet in kleurige uniformen gestoken schildwachten stonden. Zooals gezegd breidt Belgrado zich zeer snel uit en de aanwas houdt nog steeds aan; men bedenke dat in 1914 Belgrado nog maar zoo groot was als Tilburg thans is en maar 80.000 inwoners telde.

Binnen de laatste tien jaren is Belgrado geheel heropgebouwd. Toen de bewoners na het tweede zware bombardement in de stad terugkeerden, vonden zij niets dan ruïnes. De enkele huizen, die aan het vernielingswerk ontsnapt waren, werden geheel leeggeplunderd teruggevonden. Alles was door den vijand meegenomen en de winkels waren heelemaal leeggehaald. Zelfs alles wat men voor het eerste gebruik noodig had, was niet meer te krijgen. Belgrado was als een doode stad. Maar waar iedereen aan den heropbouw wilde werken en de toestand onhoudbaar was, wist men wel aan materiaal te komen en gezamenlijk toog de geheele stad aan den arbeid. Iedereen droeg als het ware steenen aan en geheel Belgrado scheen bevolkt door bouwarbeiders, door metselaars en timmerlieden. Niet meer tevreden met huizen van een of twee verdiepingen, bouwden de menschen hooge gebouwen met zes of zeven etages. De verandering was radicaal, maar noodzakelijk in verband met de gewijzigde omstandigheden. Belgrado werd een stad met een belangrijkheid van nooit tevoren en verdriedubbelde binnen de twaalf jaren in inwonersaantal. En de aanbouw duurt nog steeds voort, omdat ook de aanwas voortduurt en de vraag naar huizen dus ook blijft. Wanneer het bouwen van huizen in een dergelijk snel tempo moet geschieden, is 't te begrijpen, dat er de fraaiheid in architectuur bij inschiet. En waar men er bovendien zoo'n soort eigen stijltje op na houdt, is het tevens begrijpelijk, dat men hier geen gebouwen moet zoeken, die het oog bekoren. Architectonische schoonheid is hier ver te zoeken. Doch daar ging het bij de inwoners van Belgrado ook niet om en zij zijn er alleen maar trotsch op, dat zij het binnen zoo korten tijd klaar gespeeld hebben een dergelijke stad uit den grond te stampen.

De Serven houden niet van lange wandeltochten door de stad. 's Avonds loopen zij wat op of doen mee aan de "pantoffelparade" in de Corso, de Kalverstraat van Belgrado, waar een bonte menigte heen en weer drentelt. Oud en jong ontmoet zich hier. De heeren, die zich 's avonds keurig optuigen, rooken (slechte) sigaren en wandelen met dikke wandelstokken, pratend steeds over de politiek. De dames, al even modern gekleed als elders en niet minder "bijgewerkt" als te Parijs, trippelen lustig tusschen de zwaar boomende heeren door. Alles bijeen 'n aspect dat iedere groote stad 's avonds biedt.

Belgrado heeft een universiteit, waar bijna evenveel meisjes studeeren als jongens. Dat op sociaal gebied veel gedaan wordt - wat ook een eerste vereischte is in een land zooals Joegoslavië, dat zich aan het opwerken is - bewijst bijv. het door koning Alexander geschonken studentenhuis dat drie jaren bestaat en waarin 500 studenten kost en inwoning genieten, terwijl er nog 150 studenten zijn, die er alleen de maaltijden gebruiken. De zeer onbemiddelde student heeft hier een gratis verblijf en de hoogste kostprijs is f 35,- per maand. Midden in de stad staat en steekt daar met z'n koepels ver boven uit, 't parlement, dat echter, gelijk bekend, sinds de schietpartij van 1927 ontbonden is verklaard en nu leeg staat. Het is te begrijpen, dat men zich bij den snellen opbouw der stad geen tijd gegund heeft om musea te stichten. De twee eenigste musea van beteekenis zijn het Nationale en het Ethnografisch museum, welker inhoud trots het bombardement bewaard is kunnen blijven. Overigens is Belgrado een stad gelijk iedere andere Europeesche metropool en zouden wij in eentonigheid vervallen, indien wij overgingen tot een opsomming van bezienswaardige gebouwen, die elke dergelijke stad biedt.

 

Langs de groote internationale route brengt de nachttrein ons van Belgrado naar Ljubljana (Laibach), een luxestad van 60.000 inwoners, hoofdstad van Slovenië. Ljubljana is beslist een schitterende stad met vele prachtige gebouwen en ook historische kloosters, kerken en kasteelen, fraai aangelegde pleinen en met een overwegend neringdoende bevolking. Veel zonneschijn, een interessante en mooie omgeving maken een zomerverblijf in deze stad aangenaam. Een oud kasteel uit de 15e eeuw boven op een bijna 100 meter hoogen berg beheerscht de stad, die vanaf dezen berg een prachtig panorama oplevert. De met sneeuw bedekte Oost-Alpen, een frisch zomerklimaat door de nabijheid van de Adriatische Zee en de Alpen, een niet strenge winter, die gelegenheid biedt voor skitochten, verhoogt 't aangename van te wonen in deze stad.

Niet ver van Ljubljana, doorsneden door de blauwe rivier Ljubljanica, ligt het schitterendste puntje van geheel Joegoslavië nl. Bled. Stel u voor een groot meer in welks midden een eiland, waarop een oud klein kerkje; het meer omgeven door met dichte bosschen bezette bergen en direct daarachter de Alpen met hun witte toppen schitterende in de zon. Bled is het zomerverblijf van de Joegoslaven, maar wordt meer en meer bekend ook onder de buitenlandsche touristen. Onmiddellijk achter de Oostenrijksche grens liggend is het ook niet zoo ver gelegen van West-Europa. Een groot hotel, het Park-Hotel, met meer dan 400 kamers, casino, paviljoenen enz. luxueus ingericht als een Carlton of Century-Hotel, is het aangewezen verblijf voor den buitenlander. Wie niet in Bled is geweest, heeft Joegoslavië niet gezien.

 

Wij willen deze reisindrukken over Joegoslavië niet eindigen zonder een woord van hulde en dank te brengen aan 't buitengewoon georganiseerde en eenigste, tevens semi-officieele reisbureau "Putnik" (Reiziger), dat in elke stad van eenige beteekenis in geheel het land een bijkantoor heeft en op uitstekende wijze de belangen van iederen tourist behartigt. Putnik doet hier werkelijk alles en men mist voor 80 pct. aan comfort wanneer men verwaarloost zich op een reis door Joegoslavië in verbinding te stellen met dit reisbureau, dat alles regelt en bereddert en elke inlichting verschaft. Zonder Putnik is het geen reizen in Joegoslavië!

Over den levensstandaard in Joegoslavië tot slot het volgende. Als Nederlandsch reiziger kan men over het algemeen wel rekenen op lagere onkosten, hoewel 't veel verschil niet uitmaakt. Hotels en maaltijden zijn goedkoop. Importartikelen zijn duurder en vooral sigaren (breng die zelf mee, smokkelen is geen doodzonde!) en lucifers zijn zelfs zeer duur. Wanneer men kiekjes wil maken, is het aan te raden de films zelf mee te brengen, want die zijn in Joegoslavië meer dan de helft duurder! Een reis per auto is niet aan te raden; de wegen zijn nog lang niet in orde en de benzine kost niet minder dan 27 cent per liter, wat met zich meebrengt dat ook taxi's duur zijn.

Doch alles bijeen is een reis door Joegoslavië, dat veel schooner is dan menigeen zich voorstelt en ook veel beschaafder dan velen ten onrechte denken, ten volle aan te bevelen en vooral voor degenen, die in Europa bereisd zijn - d.w.z. op touristisch gebied de bekende touristenlanden Frankrijk, Spanje, Zwitserland of Italië bezochten - is het evenveel waard ook eens een zomervacantie in Joegoslavië door te brengen. Wij hopen door een en ander in samenwerking met andere bladen, die ook hierover schreven, de welverdiende belangstelling voor dit nieuw ontdekte touristenland te hebben opgewekt, zoodat spoedig Joegoslavië zich ook zal mogen verheugen in het veelvuldig bezoek van Nederlandsche touristen.

 

JOHN MAJOIE