INHOUD MAJOIE
CUBRA HOME

© 2017

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

Voici - John Majoie

De man die zijn lezers liet lachen

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

Aflevering 11 (201-220)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 3 juni 1938

 

 

201 Beter voorkomen dan genezen

 

Nog klinkt de echo door het land,

Nog suist de knal in d'ooren

Van dien verraderlijken bom

Die Holland's rust kwam storen.

Want niet alleen daar waar het lijk

En waar de stukken lagen,

Maar in het heele land is wel

Die bom diep ingeslagen.

Gelukkig kenden wij nog niet

Deez' politiek-manieren;

(Wij laten slechts een spuwbak-pers

Den vrijen teugel vieren!...)

Nu staan wij in ontnuchtering

Daar naar die plek te staren

En vragen af of wij niet een

TE gastvrij volk waren.

Wal elders wijs'lijk wordt gespuid

Stroomt hier gemoed'lijk binnen

En zit hier ongestoord op de

Gemeenste zaak te zinnen.

De Nederlandsche Leeuw mag heusch

Wat meer de grens bewaken

En zal er dan een nieuw devies:

"Je préviendrai" van maken.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 4 juni 1938

 

 

202 Eskimo's op de fiets

 

Naar aanleiding van een bericht - in Juni '38 - dat twee Eskimo's volgens hun keuze ieder een rijwiel cadeau kregen als belooning voor door hen verleende medewerking bij het opsporen van in het Poolgebied verongelukte vliegers.

 

Er waren eens twee Eskimo's

Die waren dol op fietsen;

(Da's weer wat anders dan een visch

Rap aan een speer te spietsen!)

Zij gaven als belooning voor

Verleende assistentie

Bij 't zoeken naar twee vliegers aan

Twee fietsen preferentie.

Dat wordt daar vast een leuke boel:

Ik zie die twee al slippen

En schuiven op het gladde ijs

Of langs hun hutjes glippen.

Waar is een idealer oord

Om op de fiets te springen

En onderweg ijskoud en vrij

Een Poollied uit te zingen.

Waar fietst men ongestoorder voort,

Dan in die witte streken,

Waar niet een auto ons vermoordt

Wanneer wij oversteken.

Daar houdt je nooit een smeris aan

Om naar een kaart te vragen

En evenmin hoef j'op je borst

Zoo'n ding-in-blik te dragen.

Totdat ook daar de animo

Weer al te groot gaat worden

En heel de Pool wordt volgeplant

Met al die gekke borden.

Maar in dat ijzig witte land

Is één ding heusch niet noodig:

Om op te vallen is daar een

Wit spatbord overbodig!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 19 augustus 1938

 

 

203 Bij den dood van Pastoor Aelen

 

De populaire Tilburgsche herder, die medio Augustus 1938 door een auto-ongeval in Luxemburg om het leven kwam.

 

Weer deed de dood een woeste zwaai

Dwars door het snelverkeer

En sloeg ditmaal met éénen slag

Een priesterleven neer.

De echo van den zwaren klap

Drong door tot in de stad,

Die jaren lang in dezen mensch

Een nobel herder had.

Hij zocht voor enk'le dagen slechts

Ontspanning in een reis,

Waarop de dood te loeren stond

Met d'immer scherpe zeis.

Verdekt had hij zich opgesteld

Daar ergens in een bocht

En wie zegt waarom juist nu weer

Zóó'n leven werd gezocht?...

Een leven vol beminn'lijkheid

Gewijd aan zieleheil,

Dat lang nog niet geschreden scheen

In d'allerlaatste mijl.

Hij was gezien in allen kring,

Hij was ook populair,

Hij wist hoe hij zich geven moest

Als priester met een flair.

Een man die altijd opgewekt

Zijn heil'ge taak volbracht;

Met gullen lach en breed gebaar

Veel leed vaak heeft verzacht.

Een priester, echt voor dezen tijd

Waarin men het wel mag,

Zooals hij met een breeden kijk

De juiste dingen zag.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

God heeft gewild, God heeft beschikt,

Dat plots dit einde kwam,

Waarbij Hij in ons oog te vroeg

Deez' herder tot Zich nam.

God's wegen zijn zoo wonderbaar:

Juist hij werd neergeveld,

Die and'ren onder hoede van

Christoffel had gesteld...

Maar deze heeft voorzeker hem

Den rechten weg getoond

Naar't Rijk waar tot in eeuwigheid

Zijn arbeid zij beloond!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 22 augustus 1938

 

 

204 Zou het?

 

Naar aanleiding van het ééne stukje goud, dat na heel lang baggeren in Aug. '38 uit een vroeger bij onze kust gezonken goudtransportschip werd opgehaald.

 

Er is al veel te doen geweest

Om 't goud van de "Lutine",

Waaraan, zoo dacht er menigeen,

Wel iets viel te verdienen.

Dat zal ook wel, maar als de zee

Het ons niet terug wil geven,

Dan is de club gauw uitgepraat

En blijft het bij een streven.

De "Karimata" kwam er bij,

Zij baggerde met snukken,

Maar haalde er wat rommel uit

En zit nu wéér met stukken.

Het bleef bij klodders zand en klei

Bij munten en kanonnen

En wat er meer naar boven kwam

Lijkt lichtelijk verzonnen.

Want zou dat ééne staafje goud,

Dat stukkie veler droomen,

Nou heelemaal en werk'lijk waar

Van ond'ren zijn gekomen?...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 4 januari 1940

 

 

205 De nuttelooze strijd

 

Het oude jaar bracht niet veel goeds,

Maar wel een oorlogsramp

Bij 't vierde lustrum van het end

Van vroeg'ren volk'renkamp.

De menschheid bleek nog dwaas genoeg

Opnieuw in strijd te gaan

In plaats van met gezond verstand

Elkander te verstaan.

Europa heeft nog niets geleerd,

Gebruikte weer geweld,

Hoewel het van de voor'ge wond

Maar nauw'lijks was hersteld.

Zoo vloeit er nu weer menschenbloed

In stroomen nut'loos weg,

Hoewel men méér bereiken zou

Met reed'lijk overleg.

Bij dezen strijd heeft niemand baat,

Geen land, dat overwint;

Slechts een vervloekte leer zal't zijn

Die hierbij zijde spint.

Want als we straks, gansch uitgeput,

Bij d'eigen chaos staan

Dan zal een grijnzend' oude beer

Zijn klauwen uit gaan slaan.

Te laat ziet dan het menschdom in

Hoe laag het heeft geleefd

En eens een hooger ideaal

Te zeer verwaarloosd heeft…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 5 januari 1940

 

 

206 Doe leuk en gewoon!

 

Zoo zijn we weer met frisschen moed

In 't nieuwe jaar gegaan

En zullen maar niet jankend bij

Het oude blijven staan.

De toekomst ziet er somber uit:

Het is een rare tijd;

Het voortbestaan der wereld schijnt

Niet moog'lijk zonder strijd.

Zoolang ons landje blijft gespaard

Voor dezen massamoord,

Zoolang doen wij niet beter dan

Te waken voor ons poort,

Opdat god Mars niet binnenvalt

En ons met ruste laat,

In onzen vredelievend' en

Beschaafden vrijen staat.

Wij doen gewoon dan gaat het ook

Gewoon, zoo is de spreuk;

En als we dan nog leuk gaan doen

Dan gaat het ook wel leuk!

Wij dulden nu geen kankerpit,

Geen kribbebijterstaal;

Maakt wat er van te maken is,

Dat zij ons ideaal!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 6 januari 1940

 

 

207 We blijven thuis!

 

Toen in Januari 1940 de grenzen gesloten werden.

 

De oorlog deed de grenzen dicht,

We blijven nu maar thuis

En zoeken voor den eersten keer

Vertier in eigen huis.

We rijden niet met bussen uit

Naar Brussel of Parijs,

Naar Luxemburg, Spa of naar

Antwerpen's Sportpaleis.

Er is "niks an" in 't buitenland:

Je moet er vroeg naar bed,

Want overal wordt j'al om tien

Uur op de straat gezet.

Ook op de zee is het niet pluis,

Een bootreis is riskant;

Ontmoet j'een mijn dan kom je nooit

Meer terug in 't vaderland.

De wintersport - dat zou nog gaan,

Maar da's zoo ver van huis

En als er soms eens "herrie" komt,

Dan raak je niet meer thuis.

De goede zijde van dit al

Die ligt wel voor de hand:

Leert kennen en bereist nu eens

Ons eigen Nederland!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 8 januari 1940

 

 

208 De dissonant

 

(Historisch)

 

Het was op Driekoningenavond

Er trokken drie zangertjes rond,

Ze zongen van allerlei liedjes,

Hun kleeding en zang waren bont.

Ze liepen in witzwarte hemden

Of kleurige doeken om 't lijf

En hielden 'n doos met 'n lichie

Pal voor zich uit en wat stijf.

Bestreken in niet matig tempo

En weloverwogen de straat;

Ze wisten niet veel van folklore,

Maar wel waar het meestal om gaat!...

Ze zongen zooiets van Herodes,

Dat was eens een koning zoo wreed,

Al wisten ze niet zoo héél zeker

Wat of die dan eigenlijk deed.

Ook zongen ze van Mad-de-le-na,

Ze slikten iets in over "graf"

En zeiden dat een der drie Wijzen

Heel zwart was en ook nog wat gaf.

Ze zongen met zeer schelle stemmen:

"De sterre was stil blijven staan."

(En toen ze een stuivertje kregen

Zijn ze gauw verder gegaan).

Zoo kwamen ze ook op den Heuvel

En kweelden daar in een café,

Maar hoe ze wel-luidend ook zongen:

Het publikum leefde niet mee.

Men had er genoeg van gekregen;

Er waren er zóóveel geweest;

Men liet er de jochies maar zingen

Al deden ze't lang niet bedeesd.

Toen konden ze't niet meer verkroppen,

Ze hielden niet langer zich koest

En vlak na't ontroerende liedje

Riep een van de "vorsten": "Verroest!"

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 9 januari 1940

 

 

209 Wintergrillen

 

Die Koning Winter speelt ons soms

Toch echte rare parten

En weet ons zoo van tijd tot tijd

Heel aardig uit te tarten.

Met een bescheiden vrachtje sneeuw

Begon hij eerst zijn luimen;

Te weinig om eens mooi te zijn,

Te veel om op te ruimen.

Toen ging het ver beneden nul:

We konden weer gaan schaatsen

En menigeen heeft weer zijn bol

Op d'ijsvloer laten kaatsen.

Maar toen de ijssport overal

Haar toppunt ging bereiken,

Toen kwam de dooi weer in het land

En zaten we te kijken

Met bruine brij en slikkesneeuw,

Met zeldzaam vette straten,

(Zijn ditmaal - onder ons gezegd -

Hier zoo maar vet gelaten!)

Doch nauw'lijks was de zaak goed nat

En volop "van den vieze"

Of dáár begon de pret opnieuw,

Ging het zoowaar weer vriezen.

Het werd een groote glijpartij,

Wat onder zat kwam boven;

De menschen van den kouwen grond

Zijn ijs'lijk uitgeschoven.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 10 januari 1940

 

 

210 Vijandelijke leveranties

 

De wereld - voor zoover beschaafd -

Leeft mede met die Finnen

En hoopt dat deze helden eens

Den eindstrijd zullen winnen.

Dit legioen kampt immers niet

Alleen tot eigen zegen,

Maar houdt toch feit'lijk ook voor ons

"Iets zeer unheimisch" tegen.

De roode macht, ons voorgesteld

Als een geweldig wapen,

Bleek in praktijk een log kolos,

Maar amper uitgeslapen.

(Als dit geval bestemd is om

Europa te bestormen,

Dan kunnen wij hier nog wel gauw

Een kegelclubje vormen!)

'Lijk David eens op Goliath

Zoo zal hier triomfeeren

Een leger dat met handigheid

Den vijand weet te keeren.

 

Maar wel verbaast het mij toch dat

Die Finnen wapens vragen,

Want als je die triomfen leest,

Dan valt er niet te klagen.

Ik snap er wel niet heel veel van,

Maar concludéér intusschen:

De meeste wapens kregen zij

Tot dusver van de Russen!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 11 januari 1940

 

 

211 Dat kan gebeuren!

 

Twee Engelsche soldaten

Nabij het West'lijk front,

Die hadden een vrij uurtje

En doolden zoo wat rond.

Het was voor deze Tommies

Nu al de tweede maal,

Dat zij zich lieten gelden

Aan dezen kant van 't Kanaal.

Ze zochten naar ontspanning

Wat Frankrijk nogal biedt;

Ze hadden dorst voor zeven,

Veel centen echter niet.

Toen zei de een tot d'ander:

"Hier, kijk eens: Chez José,

Hier gaan w'er eentje nemen,

Come on, boy, doe je mee?"

Maar d'ander dacht aan '18,

Aan d'oorlog uit dien tijd;

Hier moest-ie net niet wezen:

Hij stond er nog in't krijt!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 12 januari 1940

 

 

212 De wereld wil bevlogen zijn

 

Amerika gaat vliegtuigen bouwen, die 800 kilometer per uur halen. (Krantenbericht)

 

Het gaat nog steeds niet snel genoeg,

Het moet nóg sneller gaan,

En daarom doet dit luchtvaartnieuws

Ons werk'lijk prettig aan.

We leven eenmaal in de eeuw

Van supervliegerij;

Het toppunt schijnt nog niet bereikt,

Dit kan er nog wel bij!...

Met razend tempo suist men voort,

Steeds sneller door de lucht;

Ja, straks passeert een vliegtuig ons

Niet in een vloek en zucht,

Maar scheert er ons een stip voorbij

Die nauw'lijks is te zien;

Juist als je met je oogen knipt,

Passeert een vliegmachien.

Ik zie de toekomst sneller in:

Straks gaan we na't ontbijt

In San Francisco zaken doen

Met overschot van tijd.

We lunchen dan in Tokio,

Dineeren bij een Pruis,

Zien dan een film in Parijs

En zijn om één uur thuis.

 

De wereld wil bevlogen zijn,

Al doet ze zo maar scheef,

Ik kijk het liever nog eens af,

Dat lijkt me net zoo safe.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 13 januari 1940

 

 

213 Een praatje over luchtbescherming

 

(Historisch)

 

Er zaten eens twee kereltjes

Van hoogstens vijf-zes jaar

Hier onlangs in een autobus

Heel knusjes bij elkaar.

Zoo'n ritje in zoo'n hobbelbus,

Dat was een heel moment;

Zij maakten onderweg elkaar

Op allerlei attent.

Zoo zagen zij een wagen gaan,

Heel lang en groen van kleur;

Er stonden roode kruisen op,

Soldaat was de chauffeur.

"Och, Pietje, kèk, zei't eene jong,

Dè's nà van 't rooje kruis;

Daor gooie ze gin bomme op

Net as op't ziekenhuis.

En op 't dak lee 'ne doek,

Maar dè's toch zoo mar stom,

Want as't hard waait dan vliegt-ie'r af

En krijt-ie toch 'ne bom."

"Jè, zei het and're joch toen slim,

Dè is toch mar gemak,

Dan schildert onze pa òk mar

'n Róói kruis op ons dak!"…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 17 januari 1940

 

 

214 Warm aanbevolen!

 

(Een verzoek aan den nieuwen burgemeester)

 

Hooggeachte burgemeester,

Och, wat is het toch weer koud

En deswege wou 'k 'ns vragen

Of u ook van warmte houdt.

Wel, natuurlijk - zonder gekheid -

Daarom wend ik mij tot u;

Als u óóit voor iets kunt zorgen

Nou, dan is het toch wel nú!

Want u bent pás burgervader

Van de "schònste stad van't land";

Die heel blij is als u zorgt,

Dat op straat de kachel brandt.

Ik bedoel zoo'n lekker vuurtje

In een ijz'ren traliepot,

Hier en daar op enk'le pleinen,

Wel, dat lijkt me niet zoo zot?

En ik wed dat vele menschen,

Die door deze koude gaan,

Graag eens even bij zoo'n kachel

Zich te warmen willen staan.

Op den Heuvel, bij het Park,

Op stations- en Vrouweplein

En nog enk'le and're plaatsen

Zou dat toch wel aardig zijn.

Och, dat zal zooveel niet kosten

(Ze verdienen toch genoeg;

Ik bedoel die lichtbedrijven,

Waar u't schepenschap van droeg.)

Dus zoo'n tijd'lijk schepje kolen,

Nou, dat kan er toch wel bij;

En u maakt meteen uzelve

Populair - en and'ren blij.

Als u dus eens leuk wilt wezen,

Zet er dan wat kachels neer;

Want d'r is iets voor te zeggen

Met dit aak'lig koude weer.

Nou, ik hoop dat ik dat straatvuur

Hier en daar gauw branden zie

En dan krijgt u namens velen

Ook een dankwoord van

 

                                    VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 18 september 1940

 

 

215 Het offer

 

(Brief van een gemobiliseerde)

 

"Ergens in Nederland"

Januari 1940

 

Beste vrouw en lieve kind'ren

Dezen keer gaat het per brief

Want voorloopig moet je't stellen

Zonder man en vaderlief.

Onverwacht zijn de verloven

Weer een tijdje van de baan

En nu kan ik dus niet komen,

Want ik mag hier niet vandaan.

Er is iets weer niet in orde

En dus blijven wij op post,

Ook al weten wij dat dit ons

Allen weer een offer kost.

'kHad zoo graag na veertien dagen

Jullie weer eens teruggezien,

Maar nu moeten we weer wachten,

Hoogstens maar een week misschien.

Ja, de dienst is soms niet makk'lijk

En ook hier is het heel koud,

Toch is't beter dan te vechten

In de sneeuw van't Finsche woud

Of te waken in een linie

In de diepte van den grond,

Waar men twintig jaar geleden

Reeds elkaar den dood in zond.

Nee, dan mag ik nog niet klagen,

Sta ik liever nog op wacht

Ook al kan dat wel eens taai zijn

In zoo'n langen guren nacht.

Dan vooral denk ik aan jullie,

Voel ik mij een beetje raar,

Komt een traantje in m'n oogen,

Valt het offer wel eens zwaar.

Doch dat heb ik maar héél even,

Ben ik gauw weer overheen;

Och, er zijn wel erger dingen

En ik tref het niet alleen.

Eeuwig zijn we niet gescheiden,

Flink zijn dus, den moed bewaard;

En bidt God dat Hij ons landje

Voor de oorlogsrampen spaart.

Troost je nu met de gedachte,

Dat er elders vrouwen zijn,

Die hun man nóóit weer zien keeren

 

En zóó'n offer is niet klein…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 19 januari 1940

 

 

216 De witte wereld

 

Toch wel aardig voor 'n keertje

Zulk een wintersch stadsgezicht;

Geeft toch weer een ander sfeertje

(En ook stof voor een gedicht!)

Wat 'n sneeuw viel op ons stadje,

Wat 'n vlokken vielen neer,

Wat 'n menschen op hun…

(Hé, wat zei u dáár nou weer!...)

Wat 'n mooie witte straten,

Boomen wit en daken wit;

(Heeft men echter in de gaten,

Dat men straks in modder zit?)

Maar de sneeuw kan ons ook foppen,

Velen vaak tot hinder zijn;

(Voor de mannen met de schoppen

Is het zéker lang geen gijn.)

Jongens nemen nu hun kansen,

Zoeken met een sneeuwbal "prooi";

(Meisjes die niet kunnen "sjansen",

Huich'len dan: "Dè hè'k zò nooi!)

 

Sneeuw is altijd een verrassing,

Hoe verschillend z'ook kan zijn;

Oud'ren vinden haar soms lastig,

Maar de jeugd roept: "Hé, wat fijn!"

En zoo heeft die witte wereld

Uiterlijk een vredig beeld;

Zij is één door haar blank dekkleed,

Doch daaronder zoo verdeeld…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 20 januari 1940

 

 

217 Aan onzen nieuwen Burgemeester

 

Zaterdag 20 Januari 1940.

 

Burgemeester van de Mortel

Eerste burger van de stad,

Heden is er iets bijzonders

Wat ik U te zeggen had.

Heden zijt ge met veel luister

Officieel geïnstalleerd

In het ambt waarin g'in loco

Reeds Uw deel hebt gepresteerd.

Want aan deze hoofdpositie

Zijt ge eenigszins gewend;

(Het is goed dat nu eenieder

Ook den burgemeester ként).

Moge onder Uwe leiding

Deze stad crescendo gaan,

En heel spoedig bij de serie

Van de honderdduizend staan.

U neemt over nu het stadsroer

Op een wel critiek moment,

Maar we weten allen zeker

Dat g'er zeer geschikt voor bent.

In de jaren die U resten

Zult g'er wel in staat toe zijn

Van deez' "stad" een stad te maken,

Van het Heuvel-"plein" een plein.

Graaf een tunnel naar Uw meening,

Want U hebt een beter plan;

Laat ons hieromtrent niet vragen:

"Komt er nou nog ooit iets van?"

Maak een degelijker centrum

En een mooi're Raadhuisstraat

Op een wijze dat men niet meer

Langs een muur en schutting gaat.

De politie vraagt een auto

En een beter hoofdbureau,

Want dat is daar wel zoo'n beetje

Van: bij-ons-gaat-alles-zóó!

Geef den Besterd eens verlichting

En vooral een goed trottoir,

Want dat bagg'ren in het duister

Is toch eig'lijk zoo maar raar.

En dan is er nog één kwestie,

Die op moeilijkheden stuit,

Maar die gij moog' overwinnen:

Roei de werkeloosheid uit!

Al die plannen zijn wel sneller

Neergepend dan uitgebouwd,

Maar ik meen te mogen zeggen:

Nou, ze zijn U toevertrouwd.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Hooggeachte burgemeester,

Neem de teugels nu ter hand;

Tilburg zij onder Uw hoede

Ook de béste stad van 't land!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 22 januari 1940

 

 

218 Rare tijden - Rare menschen

 

De wereld was al in de war,

Nu ook nog de natuur,

Gezien dat rare koersverschil

In deze temp'ratuur.

In heel Europa is het leed

Van dezen winter groot,

In Spanje waar men anders puft,

Daar vriezen stieren dood.

Het sneeuwt, het vriest en alles zit

In zwaren witten last;

Men leest: rivieren zétten zich

En treinen rijden vast.

In Groenland is het nu zoowaar

Drie graden boven nul;

Dan vraagt men zich toch even af:

Wa's dat nou toch voor spul?...

De Eskimo lacht ons en trekt

Zijn dikke pelsjas - uit,

Hij neemt een zonnebad en brandt

De vellen van z'n huid!

 

Waar moet dat heen met deze aard'?

Wat spookt er in dien bol?

Want de natuur is van de kook,

Het menschdom is op hol.

Het is toch maar een rare tijd

Zoo alles bij elkaar;

Och, menschen, klopt eens op de borst:

Doen wij niet even raar?!...

 

VOICI

 

 

De opmerking hieronder van Voilà dat het lang geleden is dat er een versje van Voici in de krant stond, doet een beetje vreemd aan omdat het in de voorafgaande drie weken toch al veertien maal prijs was. Voilà heeft het echter over 1939 gehad, dat immers een geheel Voici-loos jaar genoemd moet worden.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 24 januari 1940

 

 

Aan Voici

 

't Was al 'n heele tijd geleên,

Als ik het goed bezie,

Dat in de krant 'n versje stond

Ten name van Voici.

Of elk 'n rijmpje aardig vindt,

Dat is en blijft 'n vraag;

Ik kom er eerlijk maar voor uit

En lees die versjes graag.

Voor iemand die de N.T. Krant

Meestal maar half leest,

Is 't lezen van zoo'n overzicht

'n Uitkomst steeds geweest.

Men blijft toch immer bij en bij

Zoo op de hoogte, want

Is iets bijzonders ooit gebeurd,

Gij dicht dat zeer frappant.

En daarbij, is de tijd voor ons

Niet lang reeds lam geweest?...

Men kikkert weer eens lekker op,

Als men zoo'n versje leest.

Bij al het leed, dat ieder kent,

Moet toch zoo nu en dan

'n Vroolijk intermezzo zijn,

Want elk geniet daarvan.

M'n compliment aan u, Voici,

Laat lachen, hi, ho, ha,

Rijm as-je-blief er maar op los

En nu, good bye!

 

VOILÀ

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 25 januari 1940

 

 

219 Noodkreet van een musch

 

Vanmorgen al om zeven uur

(Ik sliep toen nog heel knus)

Werd ik een uur te vroeg gewekt

Door't tjielpen van een musch.

Ze zat op't randje van de goot

En tikte heel brutaal

Flink met haar bekje op het raam

En sprak in musschentaal:

"Ik ben de chef van't garnizoen

Der musschen in deez' stad,

Waar elke bonafide musch

Een goed bestaantje had.

Wij raakten echter door die sneeuw

En met die kou in nood;

Ach, ja meneer, zoowaar ik tjielp:

Er vriezen musschen dood!

We hebben hier steeds goed gemuscht,

Maar nu voor d'eerste keer

Sinds vele jaren klagen wij:

D'r is geen eten meer!

Zoo'n winter waren wij ontwend,

Zijn wij niet op gebouwd,

Thans wordt door alle musschen op

Liefdadigheid vertrouwd.

Nu heb ik wel eens ooit gehoord,

Dat u in kranten "dicht";

Wel, luister eens en trek nou niet

Zoo'n slaperig gezicht.

Doe alle musschen een pleizier,

Gebruik de macht der pers,

En doe dan een goed woordje voor

De musschen in een vers.

Ook and're vogels stemmen daar

Voorzeker wel mee in;

(Meneer Voilà denkt ook beslist:

Zóó'n vers heeft nog eens zin!...)

Wel, als u dus zoo goed wilt zijn,

Vraag dan eens heel beleefd

Of stad en omtrek voor de musch

Nog kruimels over heeft!"

 

Ik ben na deze vogelklacht

Onmidd'lijk opgestaan

En heb hiermede aan't verzoek

Van't musschenhoofd voldaan.

De dank van deze diertjes is

Bij voorbaat reuze groot;

Gedenkt het wel: voor vogels juist

Zijn kruimeltjes óók brood!

 

VOICI

 

 

Een zekere Opa Sperling liet zich de kans niet ontnemen om eens ludiek te scoren:

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 26 januari 1940

 

 

De dankbare musschen

 

Al heb ik u wat vroeg gestoord,

Mijn beste heer Voici,

Het is wel niet zooals behoort,

Maar honger drijft en zie…

Vanavond las ik in de krant

Uw heerlijk gedicht

En knijp ik in mijn ledikant

Mijn oogjes hoopvol dicht.

En morgen kom ik voor uw raam,

Zing dan een dankend lied;

Van kou, op éénen poot gestaan,

Dat hindert u toch niet?

Ik ben wat later op appèl,

Met uitgestreken frak,

Ik trek eerst even aan de bel,

Dan wip ik op uw dak,

Ja, heer Voici, 't is ellend',

En al ben ik Opa musch,

Zoo'n winter heb ik nooit gekend,

En ik ben al negen dus…

De winter is een zware tijd,

Voor al wat vogel heet,

Ellende en rampzaligheid,

Honger, verdriet en leed.

Het is beslist een ergernis,

Als men zóó moet bestaan;

Ik ben steeds ter begrafenis

Of kom er juist vandaan.

Dat uw verzoek nu door de pers

Ons honger stilt en dooft,

Dankt Opa musch hier door dit vers

Als musschenopperhoofd.

 

Opa Sperling

 

 

Een paar dagen later werd er ook een serieuze reactie op het vers van Voici in de NTC geplaatst:

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 29 januari 1940

 

 

Aan Mijnheer Voici

 

Mijnheer Voici, gij rijmelaar,

Och, flinke rijmelvrind,

'k Weet zeker dat g'op mijn verzoek

Een passend rijmpje vindt.

Gij rijmde zulk een mooi gedicht

Voor musschen in den nood

Opdat de mensch hen geven zou

De afval en wat brood.

Maar beste Mr. rijmelaar,

Is het u niet bekend,

Dat er in menig huisgezin

Heerscht koude en ellend'.

Bedoeld wordt hier het menschenkind

Al is het groot en sterk,

Dat in deez' dwaze maatschappij

Verstoken is van werk.

Geen werk beteekent in deez' tijd

Geen warmte of geen brood,

Geen dekking, ligging enz.,

Begrijpt u wat een nood.

Dus beste Rijmelaar Voici,

Begrijpt u wel mijn beê,

Help door uw mooie rijm'larij

Aan ondersteuning mee.

Maak iets over hun tekort,

Zeer spoedig en zeer goed,

Dat overal begrepen wordt,

Ontdooit het koudst gemoed.

 

P.C.

 

 

Voetnoot van de redactie NTC:

Wij hebben deze ontboezeming aan onzen betreffenden medewerker voorgelegd, die daarop het volgende antwoordde:

 

Mij onbekende heer P.C.

In antwoord op uw beê:

Wat u bedoelt te steunen door

Een versje - valt niet mee.

Aan deze kwestie is zoo vaak

Veel proza reeds besteed;

Door woorden iets te veel wellicht,

Zoodoende blééf veel leed.

Wanneer ik werk verschaffen kon

Alleen door poëzie,

Dan was ik wereldhervormer, maar

Geen rijmelaar

                        VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 26 januari 1940

 

 

220 Beschaving

 

Wij staan er nauw'lijks nog bij stil,

Men leest er overheen,

Het maakt op ons geen indruk meer

Al zijn we niet van steen.

Wij lezen ied'ren dag opnieuw

Van rampen op de zee;

Dáár is de oorlog doch op't land

Lijkt alles pais en vree.

Daar op het water loert de mijn,

Gelegd met eigen hand

Door den verdwaasden mensch met het

Vertroebelde verstand.

Vernuftig is het uitgedacht,

Héél fijn is't afgesteld;

Het resultaat wordt later door

De kranten wel gemeld…

Het eene schip na't and're zinkt,

Vernietigd door een mijn;

De negers vragen zich nu af:

Moet dit beschaving zijn?...

 

VOICI