INHOUD MAJOIE
CUBRA HOME

© 2017

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

Voici - John Majoie

De man die zijn lezers liet lachen

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

Aflevering 16 (301-320)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 27 december 1940

 

 

301 Nog meer zonder

 

Na soep zonder ballen,

Een week zonder vleesch,

Een nieuwe sensatie,

Zooals ik nu lees.

Daar achter in Rusland,

Zoo wordt ons verklaard,

Daar bouwden z'een vliegtuig

Zoowaar zonder staart.

We lazen zoo pas nog

Van een Ital'jaan,

Die zei dat een vliegtuig

Ook schroefloos kan gaan.

We wennen aan alles

- Dat mót je soms wel! -

Maar nou komt m'n snappert

Toch iets in de knel.

Ik zit al te denken:

Waar draait dat op uit

Wanneer de natuur de

Techniek niet meer stuit.

Straks brengt ons de krant nog

- Wanneer ze niet liegt -

Het nieuws dat men zonder

De vleugels óók vliegt.

Dan rest van het vliegtuig

Niets meer dan de romp

En als dát omhoog gaat,

Dán breekt me de klomp!

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Een vliegtuig is mooi én

Het gaat ook zoo vlug;

Ach, bracht men het maar tot

Het wáre doel terug.

Want was het niet beter,

Dat eer werd gestreefd

Een vliegtuig te maken,

Dat geen bommen meer heeft?...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 31 december 1940

 

 

302 Bij het afscheid van 1940

 

Een trieste dag besluit het jaar,

Dat triestig is verloopen

En donker gaat het nieuwe in,

Waarbij w'op beter hopen.

Op dezen laatsten, somb'ren dag

Passeeren in gedachten

De maanden welke in totaal

Meer leed dan lief ons brachten.

Wij denken op de eerste plaats

Aan onze dapp're helden,

Die voor het vaderland hun bloed

En leven borg stelden.

Ons land kon aan Europa's brand

Helaas wel niet ontkomen,

Doch onversaagd als steeds is reeds

Herstel ter hand genomen.

Het vuur woedt elders nog fel voort,

Het nieuwe komt door vlammen,

Doch hoe 't ook zij en hoe 't ook word'

Iets beters zal 'ruit stammen!

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Het ouwe jaar ijlt thans ten eind',

Men zal er niet om treuren;

Slechts vraagt men zich onzeker af:

Wat gaat er nú gebeuren?

Wel, als dit jaar wordt ingeluid

Met twaalf zware slagen,

Dan wordt een mand vol vuile wasch

Naar "Nergensoord" gedragen.

Staart dat niet na - doch richt met een

Koel hoofd den blik naar voren

En laat U zich bij voorbaat niet

Door klaaggezangen storen.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Het nieuwe jaar vereischt misschien

Weer and're zware plichten,

Doch meer vertrouwen, wat meer moed

Zal menig last verlichten.

Want wát er ook geschied'op aard'

Met menschen en met landen:

Wij zijn en alles is en blijft

Uiteind'lijk in God's handen!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 1 maart 1941

 

 

303 Honderdduizend!

 

1 Maart 1941.

 

Hiep, hiep, hoera! Komt, hoort het aan:

Het lang verbeide wicht

Zag heden in de achtste stad

Des lands het levenslicht!

De ooievaar kwam hier weer aan

Met weer zoo'n teere vracht;

Hij heeft zijn taak met meer élan

Dan anders thans volbracht.

Hij heeft weer ergens in de stad

Met baby aangebeld,

Wat heden tot gevolg had,

Dat men vijf nullen telt.

En niet alleen het ouderpaar

Van deze kleine schat

Is heden trotsch - maar zeker ook

Heel deze groote stad.

Die baby weet nu nog van niks

En doet als ieder kind;

(Behalve dat niet ied're spruit

Twéé kinderwagens vindt!)

Het komt in een geschonken wieg,

Eet twee jaar lang beschuit

En komt - als Pietje Roef het wil? -

Met d'honderdduizend uit!

Het is een zwaar verzekerd kind

En als men het maar kon,

Dan kreeg het ook nog gratis pap

Al was het op de bon!

Daarbij is't ook een oorlogskind,

Maar weet daar nog niets van;

Ik hoop maar dat het niettemin

Als koolraap groeien kan!

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Wij leven nu bepaald grootsteeds

En - da's ook int'ressánt -

Niet slechts meer in de "schônste" maar

Ook d'achtste stad van 't land.

Het is dus als een gróóte stad,

Dat Tilburg d'aandacht vraagt.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 12 april 1941

 

 

304 Mijn Paasch-cadeautje

 

Morgen is het "Zalig Paschen",

Komt het lang verwacht moment,

Op hetwelk ik iets zal krijgen,

Dat ik bijna was ontwend.

Morgen vroeg doe'k heel voorzichtig

Eerst de deur wat op een kier

En dan zal ik mij verkneuk'len

Van inwendig Paasch-plezier.

Even loer ik eerst naar binnen

Of de tafel is gedekt,

En dan zal ik iets zien schitt'ren

Dat beslist mijn aandacht trekt.

Bij mijn bordje op de tafel

Moet er iets te pronken staan,

Waar ik zachtjes mee zal hand'len

Maar de kop toch af moet slaan.

'k Zal er eerst eens vóór gaan zitten

En dan kijk ik er eens naar,

Zal er ook eens tegen lachen,

Want dat doe ik ieder jaar.

Doch het zal ditmaal voorzeker

Slechts een schamper lachje zijn,

Want er moet ook dezen keer weer

Heel wat water hij den wijn...

Oh, hoe zal ik het vertroet'len

Dat ovale witte ding

(Waar ik - na drie maanden zwijgen -

Weer een versje aan beging...)

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Vol verlangen klopt mijn hartje,

Oh, ik ben nu al zo blij;

Want ik krijg vanwege Paschen

Op de bon een extra-ei!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 18 april 1941

 

 

305 Het baviaansche avontuur

 

Naar aanleiding van een stel bavianen, die uit den Haagschen Dierentuin ontsnapten en twee dagen in de omgeving daarvan ronddoolden of over de daken der huizen klauterden.

 

Als je nou al vele maanden

Ied'ren dag weer in de krant

Al die narigheid moet lezen

Over dezen wereldbrand,

Kun je soms zoo echt genieten

Van zoo'n doodgewoon verhaal

Over Haagsche bavianen

En hun vrijheidsideaal.

Da's tenminste weer wat anders

Dan dat akelig gedoe

Over bommen, alsmaar bommen

Ach, wat ben ik die al moe!

Nee, wat heb ik zitten smullen

Van dat baviaansch bericht

En wat zijn we daar gezellig

Nu eens over ingelicht!

Later heb ik nog gelezen

Dat het boemelende stel

Netjes weer is teruggekropen

In de bavianen-cel.

Nou, die hadden zeker óók al

Zoo'n gekriebel in hun lijf,

Dat ze gauw eens gingen loeren

Buiten hun wat saai verblijf.

Maar ze vonden geen bananen,

Apennootjes evenmin

En het zoeken naar een worstje

Had nou heelemáál geen zin!

In de baviaansche magen

Bleef dat gekke, leeg gevoel

En ze zullen van ons denken:

Da's daar ook een kale boel!

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Zeg, ik vond toch, tusschen haakjes,

Heel die grap echt int'ressant

En je las door deze apen

Eens wat aardigs in de krant!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 april 1941

 

 

306 Voorjaarsverschijnselen (2)

 

Als er al viooltjes bloeien

En het gras wat groener wordt...

Als mijn buurman staat te spitten

Voor wat groente op zijn bord...

Als je aan de meeste boomen

Van die kleine knopjes ziet

En wanneer er uit den grond al

Hier en daar een kever schiet...

Als de bollenvelden lokken,

Bloeiend in hun kleurenpracht,

En de Betuuw' de genieters

Van den bloesem weer verwacht...

Als er sommigen al loopen

Met hun hoedje in de hand

En je in de krant gaat lezen

Van een bosch- en heidebrand...

Als die veel verwenschte beesten

Boven 't park en Heuvelplein

Souveniertjes laten vallen

En zoo "roeke-loozend" zijn...

Als je lust krijgt om te wand'len

Met een open staande jas

En je 's morgens zoo'n gevoel krijgt

Van "wat-ben-ik-in-m'n-sas"...

Als de melkman loopt te fluiten

En opnieuw met Sjaantje sjanst...

Als er al zoo'n mooie vlinder

In de frissche ruimte danst...

Als er in een sappig weitje

Al een dartel kalfje springt

En een straatmusch - met verbeelding -

In de dakgoot liedjes zingt...

Als men op café-terrassen

Weer die knusse zitjes plaatst

En de zon een tikje warmer

Op een kale bol weerkaatst...

Als dat eene leuke meisje

Met dat mooie blonde haar

Mij tot driemaal toe voorbij fietst

Met een blik van kom-nou-maar...

Als er fleuriger toiletjes

In de straten zijn te zien

En het daglicht zich al handhaaft

Tot zoo bijna half tien...

Als je dan aan alles waarneemt

Dat er iets verand'ren gaat...

(Ik bedoel daarmee te zeggen:

Het seizoen op wiss'len staat!...)

Als - tenslotte - dan het leven

Ons tóch nog zoo kwaad niet lijkt...

Nou, dán kan ik U verzeek'ren,

Dat de LENTE ons bereikt!!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 25 april 1941

 

 

307 Geen plaatje meer!

 

Het rijwielplaatje afgeschaft!

Heel fietsend Holland juicht!!

Dat dit besluit veel bijval vindt,

Weest dáár van overtuigd!

Wat gaf me dát een narigheid,

Dat akelige ding,

Zooals het daar onoog'lijk aan

Zoo menig jasje hing.

Dat plaatje heeft veel geld gekost

Uit vaak een kleine beurs;

Het was een onding voor 't publiek

En voor de controleurs.

Het was onsympathiek gedoe

Ook voor den ambtenaar,

Maar die loert niet meer om den hoek,

Die vraagt er niet meer naar!

Ach, als je 't soms vergeten had,

Al had je 't ook betaald,

Dan werd je tóch nog flink beboet

Je fiets soms "aangehaald".

Wel aardig, dat deez' nieuwe lent'

Een nieuw geluid ons gaf:

Totdusver kwam er steeds iets bij,

Nu gaat er eens wat af!...

Wij fietsen nu weer vrij door 't land

(Met "vrij" dan te verstaan,

Dat j'op je fiets nu plaatjesloos

Je gangetje kunt gaan).

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Maar naast dat goede rijwielnieuws

Stond nóg iets in de krant,

Waardoor bij mij de vraag rijst van:

"Hoe kom ik aan een band?"...

Dat pláátje is wel afgeschaft,

Men peddelt dus voor niets,

Maar als ik nou geen banden krijg,

Wat doe'k dan met een fiets?...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 26 april 1941

 

 

308 Lastige mannen

 

(Op verzoek van meerdere huisvrouwen).

 

D'r zijn van die mannen

 - Dat hoor ik zoo wel -

Die zijn in hun oordeel

Soms hard en te snel.

Ze zijn niet zoo kwaad

En bedoelen het goed,

Maar denken te vaak dat

Ze weten hoe 't moet.

Zoo zijn thans de klachten

Van menige vrouw

Aan wie werd gezworen

Veel liefde en trouw...

"Mijn man is zoo lastig!"

Zoo luidt vaak de klacht,

Omdat "zij" niet meebrengt,

Wat "hij" had verwacht.

En krijgt-ie goed eten

Dan kijkt-ie nóg zuur.

Want als het thans goed is

Dan is het ook duur!

En als dan de vrouw weer

Wat zuinig wil zijn,

Dan is het wéér mis en

De portie te klein.

De vrouw knapt het op en

De man pruttelt door:

Zoo komen veel twistjes

In 't huishouden voor.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Ik kan het bekijken

En ben nog "neutraal"

(Ik vond voor een huuw'lijk

Nog geen "ideaal"...)

Maar graag breek ik heden

Een lans voor de vrouw,

Die een huishouden leidt,

Want da's een gesjouw!

Dat bonnen-gescharrel,

Die jacht op het vleesch,

Dat zoeken naar boter

En steeds dan de vrees

Dat manlief zal mopp'ren:

"Dat is surrogaat!"

"Wat smaakt deze biefstuk

Naar kattegebraad!"

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Ach, man, wees niet lastig,

Trek niet zoo'n gezicht,

De taak van de huisvrouw

Is heusch niet zoo licht!

Ik doe een beroep op

Den lastigen man:

Waardeer toch je vrouw als

Ze doet wat ze kan!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 31 mei 1941

 

 

309 Pinksteren 1941

 

Dezen keer geen Pinkster-reizen

Naar het Rijnland of naar Han,

Want het is dit jaar een Pinkst'ren

Dat zooiets nou echt niet kan.

Dus geen busvee-escapades

Met hun wél maar ook veel wee;

Geen bestorming van de treinen

(Gaan er trouwens hoogstens twee!)

Ook geen volgeperste wegen

Met krioelend snelverkeer,

(Wat veel onheil zal voorkomen

Want daar kwam het vaak op neer!)

Geen gezanik aan loketten,

Geen gedrang naar 't zelfde doel;

Geen gejengel om een ijsco,

Herrie om een luie stoel.

Ook geen uittocht naar den zeekant,

Want het ziet er niet naar uit,

Dat je nú al kans kunt loopen

Op een doorgebraden huid.

Ook geen vluchten voor vijf gulden

Boven onze mooie(?) stad;

(Oh, d'r wordt nog wel gevlogen,

Maar dát soort zijn wij al zat!)

Ja, nu rest ons nog te fietsen,

(Zonder plaatje, reuze fijn!!)

Maar je moet je banden sparen

(Dat voorkomt weer zadelpijn!)

Nou, dan gaan we dus maar wand'len

(Want dat kan en mag nog net)

En het blijft voor deze dagen

Een gepast, gezond verzet.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Voor de meesten is zoo'n Pinkst'ren

Heusch nog niet zoo heel verkeerd

En er wordt misschien meteen ook

Weer wat huis'lijkheid geleerd.

Velen vinden de beperking

Van dit "feest" een heel gemis;

Laten die eens overwegen

Wat nu eig'lijk Pinkst'ren is!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 11 augustus 1941

 

 

310 De natte week

 

Naar aanleiding van de verregende vacantieweek in begin Augustus 1941.

 

Gunst, wat hebben we genoten

Van die pracht vacantieweek!

Nee, de zon heeft niet gestoken,

Maar ze liet ons in den steek.

Wat een weertje, wat een water!

Wat een aangenaam klimaat!...

Nee, we zijn maar niet gaan zwemmen,

Want we zwommen al op straat!

Dan daarbij dat westenwindje

Met zóó'n kille stoot erdoor,

Dat je binnen het idee kreeg

Of het buiten al wat vroor.

Met doordrenkte zomerpakken

En verkreukelde japons

Zijn we weer naar huis gedabberd

Zoo doorwaterd als een spons.

Als we samen gingen fietsen,

Kreeg de hemel weer een lek;

Telkens zijn we thuis gesukkeld

Met het water in den nek.

Van de zee is niets gekomen,

Reeds te land was water zat;

In de bosschen was het vochtig

En de heide was te nat!

Wat een water, wat een water,

Jasses, wat een vieze boel!

En daar zat je met vacantie

Vastgekluisterd op een stoel...

Heel de week viel in het water

En het water in de week;

Ach, in plaats van rood geblakerd

Zijn we nou nog even bleek!

Als je één-en-vijftig weken

Deze week hebt afgeteld,

Nou, dan ben je door die plas-sof

Wel heel zwaar teleurgesteld.

Alle plannen zijn verregend,

Maar al liep het dan ook mis,

Nou, dan weten we tenminste

Wat een natte moesson is!...

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Zoo'n vacantie is niet leuk meer

Als de zon er bij ontbreekt,

Maar nog erger is het als je

Door zóó'n week zoo wordt doorweekt!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 9 september 1941

 

 

311 De zon op de bon?

 

Toen de zon verstek liet gaan in den nazomer van 1941.

 

We leven nu in oorlogstijd:

Men heeft zich neer te leggen

Bij alles wat men zich daardoor

Nu eenmaal moet ontzeggen.

We eten dus "wat minder" spek

En drinken surrogaatjes

De vitamine trachten wij

Te redden met tomaatjes.

De distributie doet haar best

Om alles te verdeelen,

Maar de natuur kijkt niet zoo nauw

Tot ergernis van velen.

Want werd het niet een beetje kras

Zooals we moesten leven

In zulk een zomer die ons toch

Zoo weinig zon wou geven?

We zaten eerst al weken lang

Met regenweer te kijken;

Dat zoo'n seizoen soms zomer heet

Moet volgens mij nog blijken.

Een week of zes na Sint Margriet

Zou 't weer wel beter worden

En inderdaad - wij juichten al:

Verhangen zijn de borden!

September zette in met zon,

Het werd een reuze weertje,

Maar zomer bleef het slechts een week,

Toen nam de wind een keertje!

Want, ja, al blijven wij nu droog,

Toch voel je al September

En van dien zomer zegt U maar

Van: do you still remember?

Daar is de room nu ook al af,

Daar kunnen wij naar fluiten;

Slechts Juli blijft de zomermaand,

De rest die valt er buiten.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

We raken gauw aan veel gewend,

Toch moest men eens probeeren

Om ook de zon in dezen tijd

Wat meer te distrib'weeren!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 11 september 1941

 

 

312 De oude Piet

 

Ied'ren middag tegen drieën

Komt hij schuif'lend langs ons huis,

Maakt dan sleepend met zijn stokje

Een bekend geraakt geruisch.

Ied'ren middag tegen drieën,

Bij maar eenigszins goed weer,

Sloft hij langzaam naar het park,

Zet zich op "zijn" plekje neer.

Onder een der groote boomen

Staat een oude, houten bank

En daar kan hij uren zitten

Op zoo'n afgesleten plank.

Hij heet "Opa" bij de kind'ren,

Oud'ren noemen hem steeds Piet;

Nadere bijzonderheden

Weet ik van dit baasje niet.

Voor de rest moet ik maar gissen:

Kennelijk gepensionneerd,

Braaf geleefd en hard gewerkt,

Van het leven veel geleerd.

Maar nu kan hij echt genieten

Van een welverdiende rust;

Hij is oud, maar niet versleten,

Tint'lend nog van levenslust.

Ja, hij kijkt zoowaar nog pienter,

Op de straat ontgaat hem niets;

En hij geeft bij 't oversteken

Heusch wel voorrang aan een fiets.

Telkens ziet hij iets bijzonders,

Hij bekijkt het alles goed

En een vriendelijk, kort knikje

Is voor iedereen zijn groet.

Van deez' wereld vol verwarring

Trekt hij zich niet heel veel aan;

Neen bij al die groote feiten

Heeft hij nog niet stil gestaan.

Ach, wat zou hij zich vermoeien

In de kwesties van deez' tijd?

Hij is in zijn levensavond

En gestreden is "zijn" strijd...

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Ied'ren middag tegen drieën

Schuift hij langzaam over straat

Als hij sleepend met zijn stokje

Naar zijn bank in 't park gaat...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 13 september 1941

 

 

313 Een kwestie van papier

 

We moeten het nu minder doen,

Dat is nu eenmaal zoo;

Je krijgt waarachtig je rantsoen

Vandaag heusch niet cadeau!

Ach, heel de wereld zit ermee,

We zijn in oorlogstijd;

De Zweden drinken ook geen thee,

Da's nou de aardigheid!

Gedeelde smart is halve smart,

Aan alles komt een end;

Eens valt de steen wel van ons hart,

Dat is genoeg bekend.

We krimpen allemaal wat in,

Dat zie j'ook aan de krant;

Dat went wel weer, maar in 't begin

Viel 't blad haast uit mijn hand!

De reden der vermaag'ringskuur

En minder lees-plezier

Is - heel begrijp'lijk op den duur -

De schaarschte aan papier.

Daar leg ik mij nu graag bij neer,

Dat zal dan wel zoo zijn;

De krant geeft steeds de mode weer,

Dus nu: de slanke lijn!

Het is maar hoe men het bekijkt,

Men moppert soms te vlug,

Want wat in 't een' te weinig blijkt,

Vindt g'in het and're terug.

Gij, mannen, die de kranten leest,

Toch, heusch, vergeet gij iets;

Voorbarig zijt gij weer geweest,

Want eig'lijk mist gij niets.

Bekijkt de zaak eens nuchter hier,

Het is een wéét, zoowaar:

Want wat de krant mist aan papier

Dat zit om uw sigaar!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 17 september 1941

 

 

314 De groote truc

 

Naar aanleiding van het te Amsterdam gehouden eerste Nederlandsche goochelcongres, waarbij zoowel beroepsartisten als amateurs samen kwamen om hun nieuwste scheppingen te demonstreeren.

 

Aller aandacht is gevestigd

Op dit goochelaarscongres,

Waar men nieuwe trucs zal eeren

Met de kokers en de flesch.

Met de tooverstaf vol doekjes

Of de ingeslikte knaak

Of de leege doos met duiven

En zoo meer van dat vermaak.

Ook voor deze vlugge heeren

Is het nu een rare tijd

En daarmede te begrijpen,

Dat hun vak er onder lijdt.

Want er wordt zooveel gegoocheld,

Neem bv. maar een fiets;

Zet zoo'n ding eens langs de straat neer:

Even later staat er niets!

Groot is ook de concurrentie

Van de fiscus voor dit vak,

Want wat goochelt die toch handig

Ons de centen uit den zak!...

Ach, wat wordt er toch gegoocheld,

Ja, je staat gewoon verstijfd

En je kunt maar niet begrijpen

Waar het allemaal toch blijft.

Maar nu ben ik echt nieuwsgierig

Naar dit goochelaarscongres,

In 't bijzonder in verband met

Het beroemde ei-succes.

Want nu wil ik wel eens weten

Hoe die eene truc toch moet,

Ik bedoel in dezen tijd juist:

Ei'ren toov'ren uit een hoed!

Of dat and're smaak'lijk grapje

Dat ook welkom nu zou zijn,

Neem bv. dat gegoochel

Met zoo'n levend (echt) konijn!

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Ach, gij goochelende heeren,

Brengt den menschen nu eens bij

Hoe men met een enk'le handgreep

Een konijn krijgt of een ei!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 19 september 1941

 

 

315 De knappe agent

 

Ziet hem weer eens statig trappen,

Zachtjes-zeker door de straat,

Speurend of men niets zal gappen

Of verboden richting gaat.

Ied'ren morgen - om twee weken -

Komt hij trouw langs onze deur,

Vaak door meisjes aangekeken

(En dan krijgt hij soms een kleur).

Hij is blond, heeft blauwe oogen

(Tusschen haakjes: hij's agent);

Hij's niet streng, kan veel gedoogen,

Wel, hij lijkt een vlotte vent.

Hij's nog jong en versch gestoken

In een nieuw, zwart lakensch pak!

(Heeft al naar een kind gedoken

Dat gezakt was in een wak).

Hij is knap, heeft frissche wangen,

Ja, hij heeft een leuke snuit;

(Heeft ook al een dief gevangen

En een hollend paard gestuit).

Deze week moest hij weer waken

Overdag in ónze buurt

En dan zie'k zijn roode kaken

Als een meisje naar hem gluurt.

Maar het blijft steeds bij een "bloosje"

Dienst is dienst - hij's nauwgezet,

Hoogstens tikt-ie bleu voor Roosje

Van den dokter aan zijn pet.

Ied'ren morgen tegen achten

Vangt zijn eerste ronde aan,

Roosje staat dan al te wachten,

(Ja, die wil wel met hem gáán!)

Gist'ren morgen tegen achten

Sprong hij plots'ling van zijn fiets

En ik zag hoe beiden lachten

(Lachen doet men dan om niets).

Toen de rit was onderbroken

En het waken werd gestaakt,

Werd er even zacht gesproken,

Zoo'n echt babbeltje gemaakt.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Nou, de rest kunt U wel snappen,

's Avonds kwam het happy end,

Want toen zag ik Roosje stappen

Met háár knappen "plisiegent".

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 20 september 1941

 

 

316 De stille aanbidder

 

Z'is niet groot, een beetje mollig

En ze heeft een leuke snoet;

Uit d'r oogen kijkt ze lollig

En ze lacht als ik haar groet.

Zij is zwart, heeft roode lipjes

En een mantel met een kap;

Loopend maakt ze van die tripjes

Als een hondje van de trap.

Ied'ren middag tegen éénen

Komt ze langs - wáár zeg ik niet -

Want ik laat me hier niet leenen

Voor reclame voor die Griet!

Als ik kan dan sta'k te kijken,

Want ik zie haar toch zoo graag,

Maar dat laat ik nog niet blijken

Ook al voelt ze 't wellicht vaag.

Ied'ren middag tegen éénen

Komt ze in de verte aan;

Spoedig is ze weer verdwenen,

Is ze om den hoek gegaan.

Waarvandaan zij komt getrippeld

En waarhéén zij telkens gaat,

Heb ik nog niet uitgestippeld,

Heb nog nooit met haar gepraat.

Zonder meer haar aan te spreken

Kun je zóó toch maar niet doen;

Neen, ik houd niet van die streken

En daarmee wél m'n fatsoen!

Neen, ze is een keurig meisje

Als ik strakjes haar weer zie

Fluit ik maar dat mooie wijsje:

"Heut' bin ich verliebt wie nie!"

Als ze 't dán nog niet wil snappen

En me in m'n "hemd" laat staan,

Nou, dan staak ik al die grappen,

Want dan loopt ze naar de maan!

Maar ze blijft een beetje mollig

En ze houdt haar leuke snoet

En haar oogen blijven lollig

Als ze lacht mits... ik nog groet.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 24 september 1941

 

 

317 Laat het wit!

 

Nu de avonden weer lengen

En het vroeger donker wordt,

Hebben de gemeenteschilders

Weer de wapenen omgord.

Heden zijn ze weer begonnen

Met hun witsel en hun kwast,

Niet om alles vol te kladden,

Want da's iets wat hun niet past.

Neen, dit groepje straatbestrijkers

Trekt de lijn maar blijft tóch kwiek

En zij kwasten in de straten

Ten gerieve van 't publiek.

Als we 's avonds in het duister

Door de zwarte straten gaan,

Zien we op de juiste plaatsen

Hier en daar een witte baan,

Die ons leidt in goede richting,

Ons attent maakt op een paal,

Op een stoepeind of een zijstraat

Of iets anders dan normaal.

Leiding in deez' duist're tijden

Mag er heusch voor ons wel zijn

En U kunt Uw doel nooit missen

Bij het volgen van de lijn.

Voor die "leiding" moet ontzag zijn,

En - al klinkt dat gek misschien -

Steeds moet gij die witte lijnen

Om ze goed te zien ontzien.

Neemt dus steeds een grooter stapje,

Stapt ook hier maar overheen,

Des te langer zal het wit zijn

In 't belang van iedereen.

Laten wij die streepen sparen,

Anders wordt het wit te schaarsch;

Hier behoeft U geen wit voetje,

Lapt dit wit niet aan Uw laars!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 24 oktober 1941

 

 

318 Het zomersche najaar

 

De lucht is blauw, het blad nog groen,

Ik zit in zon te baden,

Een wesp gonst rond mijn hoofd of zwemt

In 't glaasje limonade.

Er fladdert nog een vlinder rond

Gelijk een lentebode

En menig bakvisch toont zich nog

Als was het zomermode.

De heide lokt en alles glanst,

Door zonlicht overgoten,

Wanneer het nu nog Juni was

Had ik mijn tuin bespoten.

De vogels hebben nog pleizier,

De zomer heeft een staartje

En geeft ons in d'Octobermaand

Nog haar visitekaartje.

Een overjas is overdag

Een overbodig drachtje;

(Slechts 's avonds kan die nuttig zijn

Tot het behoud van 't hachje).

De zomer heeft - hij weet het wel -

Hier nog wat goed te maken:

(Ik denk maar aan d'Augustusmaand

Toen onze zon ging staken).

De stemming was niet al te best:

Vacanties zijn verregend,

Want, immers, nooit zijn die geslaagd

Als haar de zon niet zegent.

Een weinig troost hervinden wij

Nu in deez' mooie dagen

Die ons het najaar biedt doch die...

Wij liever 's zomers zagen!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 7 oktober 1941

 

 

319 De haren maken den man

 

Kappers moeten haar bewaren,

Want daar maakt men kleeren van:

Ja, je staat er van te kijken

Wat men tegenwoordig kan!

Toch wel prettig, nu te weten

Wat men met mijn haren doet;

Ik zal straks nog rond gaan loopen

Met mijn haren in mijn hoed!

Oh, wat zal mij ooit dat pakje

Van "haar" haar toch eenig staan!

Zeg, ik trek nog eens een jasje

Van mijn tante's krullen aan!

Nou, ik heb het al gesnoten

En het is al voor mekaar:

Ik krijg geld toe van den kapper

Ik verkóóp voortaan mijn haar!

Ja, die man krijgt toch óók centen

Van den afval van mijn kop

En ik heb geen kalen knikker,

Hij aan mij dus nooit een strop!

Of ik ga nu gauw een bod doen

Op de lokken van vriend Jan,

Want die heeft een reuze dosje,

Maak je wel twéé jassen van!

Als ik nou een pak zou krijgen

Van die blonde kop van Gijs,

Wordt het na verloop van jaren

Niet slechts kaal, maar ook nog grijs!

Oh, ik hoor ze nu al kletsen:

"Zeg, heb jij dat mensch gezien

In een mantel van de vlechten

Van ons Kee of rooie Sien?"

Gunst, wat krijg je rare dingen:

Kleine lapjes van een sik

Of je leest nog: "Aller broeken

Gingen stijf staan van den schrik!"

Of: "Zijn pak rees hem te berge"

Of: "Miet's manteltje valt uit."

Denk eens in dat je gaat merken

Dat je broek een beetje ruit!...

Of je krijgt een "wit" colbertje

Van de zorgen op je dak!

Stel je voor: je vrouw wordt razend,

Rukt d'r haren uit je pak!!

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Alle gekheid op een stokje:

Maar ik vind het toch verkeerd

Dat mijn kale oome Janus

Op mijn haar parasiteert!

Ja, die heeft zoo'n gladden kaasbol,

Van diens haar snij ik geen riem;

Nee, die levert mij geen jassie,

Want diens haar smoort in de kiem!

Daarom ben ik voor belasting

Op de menschen zonder haar,

Want die pronken met de veeren

Van een ander, is niet waar?...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 10 oktober 1941

 

 

320 Van kalveren gesproken!

 

Eind'lijk heb ik dezer dagen

In de krant weer iets ontdekt,

Dat naast al die nare nieuwtjes

Weer wat lachlust heeft verwekt.

Op een Argentijnsche rancho

 - Op z'n Hollandsch boerderij -

Is een kalfje geboren

Van een rare makelij.

Met een paardekop, zoo las ik,

Kwam dit gekke dier op aard'

En het heeft een staart vol veeren

Oftewel een veeren staart.

Dit geval loeit als een kalf,

Maar het kraait ook als een haan;

Jammer, dat het niet kan praten,

Had j'er nog wat aanspraak aan!

Een commissie van geleerden

Kwam al kijken naar het beest,

Zeker om eens te probeeren

Of 't ook schrijven kan of leest!

Inderdaad is 't een verschijnsel

Dat wel eenig opzien baart:

't Is van acht'ren net een haantje

En van voren net een paard!

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Is dit haanpaardsch kalf eenig

Voor den doorsnee-Argentijn,

Spoedig zal voor óns, zoo vrees ik,

Een normaal al zeldzaam zijn!...

 

VOICI