INHOUD MAJOIE
CUBRA HOME

© 2017

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

Voici - John Majoie

De man die zijn lezers liet lachen

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

Aflevering 5 (081-100)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 6 januari 1930

 

 

081 De nieuwe verkeersregeling

 

Geachte burgers van de stad,

Indien gij wilt dat nooit de klad

In deze nieuwe reeg'ling komt,

Zoo legt u dan bij alles neer

En schikt u naar het nieuw verkeer.

 

Want in deez' uitgebreide stad

Alwaar men steeds te kampen had

Met iets wat onoplosbaar scheen,

Daar heeft men thans na rijp beraad

Een nieuwe reeg'ling voor de straat.

 

In straten waar men vroeger vrij

Met eeuwig op-en-neer-gerij

Z'n kostb'ren tijd verspelen kon,

Daar is dat spelletje gedaan:

De nieuwe ord' is ingegaan.

 

"Gaat vóór d'r in en achter uit",

Zóó is het dat de wet thans luidt,

En zijt ge zulks niet van zin

Dan gaat ge zonder een pardon

Ook onverbidd'lijk op de bon.

 

Ik weet het wel: het valt niet mee,

Dat gaat zoo niet in hup, een, twee,

Doch wat u wel bedenken moet,

Is dat het in d'éénrichtingstraat

Toch ongetwijfeld vlugger gaat.

 

Wat had men vroeger niet een last,

Aanhoudend zat het zaakje vast,

Men kon noch vóór- noch achteruit;

Doch dat is voort' nu van de baan,

Het zal nu wel gesmeerder gaan.

 

Dus moppert niet en gaat uw gang,

Men doet het toch in uw belang,

En rijdt dus maar een straatje om:

Wanneer g'eenmaal het kunstje kent

Dan raakt g'er spoedig aan gewend.

 

Want met een auto of per fiets

Was 't vroeger een ondoenlijk iets

Om door de binnenstad te gaan;

Doch deze "trubbel" is niet meer

Door het éénrichting-snelverkeer.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 9 januari 1930

 

 

082 De tweede Haagsche

 

Op de Haagsche Conferentie

Is de stemming g'animeerd;

Zelden heeft er zulk een zitting

Zoo uitstekend gemarcheerd.

Met de meening om te slagen

Kwamen allen weer heel graag

Naar de schoone residentie,

Naar het hartje van Den Haag.

Binnen d'ingetogen muren

Van de Tweede Kamerzaal

Klinkt er nu weer heel wat anders

Dan de Kamerledentaal.

Snowden snauwt thans heel wat minder

Dan hij onlangs had gedaan,

En waardoor die Conferentie

Bijna was uiteengegaan.

Frankrijk's delegatieleider

Dré Tardieu is zeer actief,

Ook al was hij in zijn woorden

Tegen Duitschland te sportief.

Curtius en Moldenhauer,

Voor het eerst in 't openbaar,

Maakten wel een goeden indruk,

Blijken een heldhaftig paar.

Schober kan maar niet betalen

Ook al deed hij het zoo graag,

Of hij echter wil betalen

Is toch ook nog maar een vraag.

Die Briand, al wordt hij ouder,

Blijft maar even forsch en kras,

En Jaspar, die laat betalen,

Is geweldig in zijn sas.

Doch deez' Haagsche Conferentie

Leidt toch wel tot resultaat,

Iets waarmee de zaak des Vredes

Weer niet weinig is gebaat.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 14 januari 1930

 

 

083 Diplomatieke autobotsing

 

Als de heeren diplomaten

Naar een conferentie gaan,

Sluiten dikwijls hunne dames

Zich bij hun echtgenooten aan.

Als hun mannen confereeren,

Debatteeren en zoo meer,

Rijden dan hun lieve dames

Door Den Haag wat op en neer.

Zoo reed ditmaal ook miss Snowden

Met haar auto door de stad

Wijl zij, zooals ied're dame,

Ook de "winkelkoorts" bezat.

Toen zij echter met haar wagen

In een zijstraat wilde slaan,

Reed zij met een matig vaartje

Op een and're auto aan.

In deez' wagen was gezeten,

't Is toevallig, maar toch waar,

België's gedelegeerde,

Minister Leopold Jaspar!

Deze botsing was historisch,

Doch het eenigst accident,

Dat deez' Haagsche Conferentie

Bij haar zitting heeft gekend.

Zulk een botsing was nog aardig,

En kan heelemaal geen kwaad,

Het verloop der conferentie

Is er geenszins mee geschaad.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 16 januari 1930

 

 

084 Spoken!

 

Altijd moet er toch iets wezen

Wat bijzonder d'aandacht trekt,

Zoo is in een tweetal steden

Van ons land een spook ontdekt.

Vroeger was men bang van spoken,

Ging men ijlings aan den haal;

Tegenwoordig is het anders,

Vindt men spoken slechts banaal!

Maar nu is het meer sensatie,

Loopt een heele stad misschien

Niet meer weg doch recht er henen

Om het spook eens goed te zien.

Zoo in Rotterdam en Gouda

Was de halve stad op straat

Om zich eens te overtuigen

Van een spook dat niet bestaat.

Van een spook met groene oogen,

Met een grijnzend wit gezicht,

Dat gehuld is in een laken,

Met zich voert een zwaaiend licht.

Van een spook dat op den zolder

Van een huis zijn schuilplaats heeft;

Van een spook dat luid kabalend

Langs het dak en ramen zweeft.

Wel opvallend is het echter,

Dat sinds het publiek er komt,

Geen vertooning wordt gegeven,

Het lawaai plots is verstomd.

De politie en recherche

Loert en zoekt zich half ziek,

Mag de straten telkens zuiv'ren

Van't onvoldane Jan Publiek.

 

Ondertusschen is gebleken,

Dat een stoute kleine meid

d'Oorzaak was van heel deez' flauwe,

Zeer misplaatste aardigheid.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 28 januari 1930

 

 

085 Het afgejakkerd duifje

 

Och, afgetobde vredesduif,

Wat wordt ge toch misbruikt!

Zijn uwe vleugels nog niet lam,

Of minstens toch verstuikt?

Ge vliegt alsmaar van ginds naar hier,

Van links naar rechts steeds voort,

Terwijl ge u aan rust noch nest

Een oogenblikje stoort.

Van Spa, Locarno, Genua,

San Remo naar Parijs;

Zoo jaagt ge afgejakkerd voort,

Volbrengt uw vredesreis.

Het nieuwe jaar begon reeds met

Een reisje naar Den Haag;

Ge waart vermoeid, men zag het goed,

Het ging tenminste traag.

Toen vloogt ge naar Genève heen,

Daar zijt ge wel bekend;

Ge hebt ze weer een keer te meer

Den Vrede ingeprent.

Toch was je werk niet volbracht,

Nog meer stond op 't program;

Gevraagd werd of je ook nog maar

Naar Londen even kwam.

En uitgeput, zwaar afgetobd

Kwaamt gij in Londen aan,

Alwaar ge nu met frissche moed

Aan 't werken bent gegaan.

Doch al uw moeite en gesjouw

Heeft weinig nog gebaat,

Want zagen wij tot heden toe

Een afdoend resultaat?...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 5 februari 1930

 

 

086 De regenmaker

 

Uit ons midden is verrezen

Een zeer int'ressante man,

Die 't zoo maar voor de vuist weg

Even reeg'nen laten kan.

Altijd heeft ons kleine landje

Wijd en zijd bekend gestaan

Om zijn groote wijze mannen

Die bereids zijn heengegaan.

Was er onder deze lieden

Echter ooit een heerschap bij,

Die een regenbui kan maken,

Grenst dat niet aan tooverij?

Deze rare regenmaker,

Regen-meteoroloog,

Laat het pijpenstralen gieten,

Maakt kletsnat wat eens was droog.

In de toekomst meldt De Bilt nu:

Oostenwind, mooi weer op til,

Doch wellicht een weinig neerslag

Als Veraart het anders wil.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 7 februari 1930

 

 

087 Langzaam maar zeker

 

Daar op Londen's conferentie

Gaat het zoo maar langzaam toe;

't Is er alles bij elkaar wel

Een gemoedelijk gedoe.

Na een wijdsche oop'ningsrede

Van het welbekende soort,

Heeft men van deez' vlootcomédie

Niets bijzonders meer gehoord.

Als wat babbelen over schepen,

Over grootte, hoeveel ton;

Hoe de dikte wel mag wezen

Van een 8-duims scheepskanon.

d'Een doet niet voor d'ander onder,

Het vertrouwen is niet groot;

't Is een offer om te scheiden

Van een duur betaalde vloot.

Daar men dit niet wil bekennen,

Leek het hun toch maar het best

Om de pers niet toe te laten,

Evenwel tot groot protest.

En naar buiten lijkt dit alles

Niets dan mooie zonneschijn,

Bleef het bij wat onderonsjes,

En gezellig samenzijn.

Om er rond voor uit te komen

Zijn ze allen veel te bang;

Wat tot nu toe werd behandeld

Was van geenerlei belang.

Doch wat thans wel is gebleken,

Evenals hier in Den Haag,

Dat de weg naar d'eeuwige Vrede

Schijnt te leiden door de maag.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 12 februari 1930

 

 

088 Papegaaienziekte

 

Toch heeft nog die rare ziekte,

Hoe angstvallig ook geweerd,

Ongevraagd ons kleine landje

Met haar kwaad bezoek vereerd.

Ongevraagd en toch gekomen

Was het daar in Amsterdam,

Dat de papegaaienziekte

Voor het eerst tevoorschijn kwam.

Was het onlangs de alastrim,

Die veel consternatie bracht,

Heden werden wij weer met een

Ander vreemd gevaar bedacht.

Ja, die gekke papegaaien

Apen toch ook alles na,

Hebben dit weer afgekeken

Van een stam uit Afrika.

Menschen die thuis in een kooitje

Zulk een beestje hebben staan,

Loopen kans met Lorre samen

Gauw het hoekje om te gaan.

Blijf bij al die lieve beesten

Dus voorlopig uit de buurt,

Tot die vreemde papegaaien

Heelemaal zijn uitgekuurd.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 20 februari 1930

 

 

089 Van koning tot huurbaas

 

d'Eens gevierde Amanullah

Uit het schoon' Afghanistan

Trekt zich van de wels en weeën

Van zijn landje niets meer an.

Wat kan hem het nu nog schelen

Wat er in dat land geschiedt,

Dat hij goed een jaar geleden

Als een vluchteling verliet.

Hij is met zijn heele zaakje

Maar naar Rome toegegaan,

Leeft er ver doch zeer gelukkig

Van zijn troebel land vandaan.

Om zijn geld goed te beleggen

Leek een bank hem niet te safe,

Neen, hij wilde duid'lijk weten

Waar zijn kapitaaltje bleef.

Daarom werd hij huisjesmelker,

Kocht een aantal huizen op,

Die hij nu weer gaat verhuren

Als een huurbaas in den dop.

Wat er nu weer is geworden

Van wat eens een koning was,

Ziet men hier wel in dit lid van

Een uitstervend koningsras.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 22 februari 1930

 

 

090 Rare toestanden

 

Volgens de wet is het verboden, dat de brandweer van een dorp of stad aan een ander assistentie verleent, wanneer deze niet officieel gevraagd is.

 

Iets wat nog schijnt te dateeren

Uit voorwereldlijken tijd,

Heeft een dezer dagen tot een

Te voorkomen brand geleid.

Bergschen Hoek daar in Noord-Holland

Werd geteisterd door een brand

En dit dorp had zoo maar geen

Groote brandspuit bij de hand.

Hilligersberg, een klein stadje,

Dat in de nabijheid lag,

Had een zeer ervaren brandweer

Die den brand haars nabuurs zag.

Deze trok ter assistentie

Om behulpzaam te zijn

Bij het blusschen van dit brandje

En dat was zoowaar geen klein.

Eenmaal aangekomen zijnde

Op de plaats van dezen brand

Mochten zij geen water geven

Op bevel van overhand.

Want de wet, o oude tijden,

Die verbiedt in dit raar land,

Dat men ongevraagd komt helpen

Bij het blusschen van een brand.

En zoo brandden de gebouwen

Allen tot den grond toe af,

Wijl een goed geschoolde brandweer

Op bevel geen water gaf.

Aangeboden goede diensten

Worden zelden maar aanvaard,

Blijkt ook hier weer uit dit voorval

Door een wet die is verjaard.

 

VOICI

 

 

De versjes van Voici werden toch wel goed gelezen. Dus toen er een foutje in stond, viel dat Voilà meteen op en hij voelde zich ook geroepen daar de poëet toch maar eens fijntjes op te wijzen, waarna Voici zijn misser ruiterlijk toegaf.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 25 februari 1930

 

 

Mijnheer,

 

Beleefd verzoek om opname. Bij voorbaat mijn dank.

 

Gister las ik een gedichtje

Van "Voici" in onze krant,

Deze keer was 't van een brandweer

Die wou blusschen bij een brand.

Bergschen Hoek zei echter "blijf maar",

Want wij kunnen 't zelf wel af,

Hilligersberg stond toe te kijken,

Alles brandde af, voor straf.

'k Moet u op één fout betrappen,

Hoeveel of mij dat ook spijt,

Van uw aardrijkskunde zijt ge

Zeker al een weinig kwijt.

Beide plaatsen die gij noemdet,

Liggen, 'k zeg het u nu dra,

Niet in Noord-, doch in Zuid-Holland.

Met vriendelijken groet,

                                       VOILÀ.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 26 februari 1930

 

 

Aan Voilà

 

'k Dank u zeer voor uw correctie,

U hebt inderdaad gelijk,

En geeft van een beet're kennis

Onzer aardrijkskunde blijk.

'k Zal mij voortaan beter hoeden

Voor vergissing van dien aard,

Hopend dat u in de toekomst

Voor mijn fouten wordt gespaard.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 26 februari 1930

 

 

091 Overdreven kunstmin

 

In het gilde van de dieven

- Ook in Holland niet meer klein -

Schijnen zelfs ook aanbidders

Van de schilderkunst te zijn.

En het blijft niet bij bewond'ren

Of bij in extase staan

Voor het een of ander werk

Dat een schilder heeft gedaan.

Hangt een stuk van groote waarde

In een stil en klein musée,

Dan bedenken zij zich nimmer,

Nemen het eenvoudig mee.

Twee van zulke "kunstliefhebbers",

Wel een weinig rap ter hand,

Zwerven thans langs de musea

Van ons schilderkunstrijk land.

Een van deze vreemde heeren,

Die al heel wat had gegapt,

Is intusschen trots zijn kunstmin

Schilderachtig hier gesnapt.

Zulk een zwak voor schilderijen,

Zulk' aanbidders van Jan Steen,

Ziet men in dit schilderstukken

Rijke landje liever geen.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 5 maart 1930

 

 

092 Het was op een zomerschen winterdag…

 

Wie zag er ooit zoo'n winterdag

Vol warmen zonneschijn,

Wat kan het in dit mistig land

Soms ook nog heerlijk zijn!

Herdenk toch eens het vorig jaar

Met die enorme kou,

En vergelijk dan eens die tijd

Met het getij van nou!

Hoe reden wij een jaartje terug

Al over Maas en Waal,

(En zitten nu in rupsenplaag

En papegaaienkwaal!)

Hoe wees de thermometer toen

Wel min zestien graden aan,

Terwijl we nu haast zonder jas

Uit wand'len kunnen gaan.

De winter schijnt thans afgeschaft

En telt dit jaar niet mee,

Want vorig jaar toen gold hij ook

In hevigheid voor twee.

Hoe schijnt thans niet die voorjaarszon

Alsof het lente was;

De bloem ontluikt een maand te vroeg

En bloeit in't groenend gras.

De winter die het vorig jaar

Zoo'n vorst heeft uitgebraakt,

Heeft thans het groote leed van toen

Wel ruimschoots goed gemaakt.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 14 maart 1930

 

 

093 't Kan verkeeren

 

Mrs. Pankhurst, een bekende Engelsche suffragette, om haar agitatie meermalen onder hevig verzet gearresteerd, heeft thans een standbeeld gekregen.

 

Wat kan het in deez' rare wereld

Dikwijls eigenaardig gaan,

En wat kan er veel verand'ren

In een menschelijk bestaan.

Nog geen twintig jaar geleden

Een gevreesde suffragette,

Heeft men nu voor dit mevrouwtje

Een groot standbeeld neergezet.

Zij heeft nooit den moed verloren,

Als een strijder die nooit wijkt

Heeft zij trots veel arrestaties

Toch haar groote doel bereikt.

Door haar wilde propaganda

En haar ongehoorzaamheid

Trad zij na veel moeilijkheden

Toch als winnaar uit den strijd.

Zij verkreeg wat zij verlangde

Waaraan zij alles had besteed:

Kiesrecht voor de Britsche vrouwen,

Waarvoor zij heel haar leven streed.

En wie had nu kunnen denken,

Dat deez' groote "helleveeg"

Die men vroeger zoo bespotte

Nog eens ooit een standbeeld kreeg.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 18 maart 1930

 

 

094 Ook een zesdaagsche

 

Een 61-jarig persoon wandelde in zes dagen van Hoorn naar Vlissingen.

 

Dat men onder de touristen

Ook nog veteranen heeft,

Heeft men dezer dagen in die

Krasse zestiger beleefd.

Deze man, hij kwam uit Hoorn,

Liet zich trots zijn zestig jaar,

Gelden als een zeer "doortrapte"

En geharde tippelaar.

En hij wandeld'in zes dagen

Met zijn hoedje in de hand

Als een echt sportieve kerel

Bijna door het gansche land.

Dat is nog eens waar tourisme

Van de goede oude soort,

Dat helaas niet tot het safe-ste

Van deez' tijden meer behoort.

Want het is toch wel een wonder

Dat hij op zoo'n lange route

Er zijn leven door een auto

Hier niet bij heeft ingeboet.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 24 maart 1930

 

 

095 Wordt verwacht: Regen!

 

Wilt u allen er om denken,

Dat op 25 Maart

Het verschrikkelijk zal gieten,

Zonder dat het iets bedaart.

Het zal pijpenstralen stroomen,

Ja, het wordt ontzettend weer;

Heel ons landje wordt herschapen

In een horizontloos meer.

Blijft dus op genoemden datum

Lekker droogjes in uw huis,

Of laat, moet u toch naar buiten,

Dan uw paraplu niet thuis.

En waarom, zoo zult u vragen,

Waar vandaan zoo'n regenval?

Weet jij dagen van tevoren

Dat het strakjes reeg'nen zal?

Inderdaad, het zal zoo wezen,

Want de regenman Veraart

Heeft tenminste zoo gesproken,

Heeft dit alles zoo verklaard.

Hij wil 25 dezer

Met een afgekoeld stuk ijs

Weer wat regen gaan verwekken,

(Maak je zuster nu wat wijs.)

Bovendien, die regenproeven

Zijn toch in practijk te duur,

Laat de regen nu maar over

Aan de werking der natuur.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 26 maart 1930

 

 

096 Fietsen op de zee

 

De werken aan de Zuiderzee

Die schieten aardig op;

Er ligt reeds menig stukje land,

Waar eerst was schuimend sop.

Het oppervlak dat aan de zee

Zoo snel ontworsteld is,

Groeit met den dag, al zij het ook

Tot België's ergernis.

Maar wij verstaan pas goed de kunst,

Wij doen het met beleid;

Wij annexeeren een stuk land

Zeer vreedzaam zonder strijd.

Zoo heeft men thans met man en macht

En na een zwaar gevecht

Met 't koud'en natte element

Een groot stuk drooggelegd.

Zoo schijnt er blijkbaar ook al reeds

Voldoende plaats te zijn

Voor iets wat toch onmisbaar is:

Een voetbalsportterrein.

En wat men nimmer had gedacht

Is sinds een week of twee:

Men fietst er niet meer langs of in,

Maar óp de Zuiderzee.

Zoo hebben wij in korten tijd

Ons Nederland vergroot,

En constateert het buitenland

Wat energie hier bood.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 27 maart 1930

 

 

097 Om aan den gang te blijven

 

Eindelijk is 't er van gekomen,

Is Veraart dus uitgekuurd,

Ook al heeft het voor 't gebeurde

Wel bijzonder lang geduurd.

Want herhaald'lijk werd het drama

Ons tevoren reeds vermeld,

Om dan later te vernemen

Dat het weer was uitgesteld.

Maar ik vind het toch niet aardig,

Wat er gist'ren is gedaan,

Toen Veraart, dat regenwonder,

Daar de lucht is ingegaan.

Want hij ging met zijn machine

En dat regenprocédé

Zijn experiment vertoonen

Boven onze Zuiderzee.

Die men pas met zooveel moeite

Voor een groot deel heeft gedroogd;

Ik begrijp niet dat men zooiets

Zoo maar zonder meer gedoogt.

Waarom moest dat juist gebeuren

Op dit droogdgelegde land?

Waarom niet gelijk de afspraak

Boven Scheveningen's strand?

Als de proef nu eens gelukt was,

(Dit is niet als spot bedoeld,)

Had men al het drooggelegde

Weer met regen onderspoeld.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 31 maart 1930

 

 

098 1 April

 

Als ge van uw scheurkalender

Strakjes weer een blaadje trekt,

Wordt uw aandacht door een vreemde,

Gekke datum opgewekt.

Denk er om, wees op uw hoede:

Morgen is het 1 April,

Da's de dag waarop eenieder

U te pakken nemen wil.

Laat u niet in 't ootje nemen,

Haal geen gekke dingen uit;

Let niet op een nieuwsberichtje,

Dat soms heel onnozel luidt.

Haal geen pakje mond- en klauwzeer

Of een doosje zoet azijn;

Ga niet naar verkeerd' adressen

Of naar Oirschot met den trein.

Doe geen allerzotste dingen,

Stel geen idiote daad;

Denk er om, want morgen is het

1 April, weest dus paraat!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 17 april 1930

 

 

099 De inconsequente Gandhi

 

Wat een herrie om die Gandhi,

Wat een leven om één man;

't Lijkt wel of de heele wereld

Zonder hem niet draaien kan.

Elken dag is het wat anders,

Gandhi hier en Gandhi daar;

Gandhi heeft z'n kop gestooten,

Maakt zich tot den oorlog klaar.

Gandhi houdt een groote rede,

Gandhi heeft de wet vertrapt,

Gandhi heeft de kust genaderd,

Gandhi heeft met zout gedabd.

Gandhi spoort zijn volgelingen

Aan tot lijdelijk verzet;

Gandhi heeft een beetje hoofdpijn,

Gandhi overtreedt de wet.

En zoo is het met die Gandhi

Dat de krant ons bezig houdt,

Die zijn leven wil besteden

Aan het smokkelen van zout.

En dat alles om die Gandhi,

Om die heele kleine man,

Met z'n ronde kale hoofdje

En dat witte frakkie an.

Die bv. niets wil weten

Van wat uit Europa komt;

Maar van één ding tusschen haakjes

Sta ik toch wel zeer verstomd.

Want ik las daar dat die Gandhi

Met z'n heele zoutwet-strijd

Raadselachtig in een echte

Europeesche auto rijdt.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 april 1930

 

 

100 Zalig Paschen!

 

Zalig Paschen zeg je heden

Tot eenieder die je kent;

Ja, dat doe je zoo vanzelf,

Ben je eenmaal nu gewend.

Denk dan ondertusschen ook eens

Aan de afgeloopen week,

Die toch veel meer op een Natte

Dan een Goede Week geleek.

Wat er deez' week is gevallen

Vult de heele Zuiderzee;

Zooveel water neemt Veraart niet

In zijn regenvliegtuig mee.

En dan zeg je: Zalig Paschen,

Als je toch vooruit reeds weet,

Dat het Hoogfeest wordt bedorven

Door dat hemelwaterleed.

Maak dus maar geen vaste plannen,

Want die vallen, dat staat vast,

Allen letterlijk in 't water

Zooals dat met Paschen past.

Maar bedenkt, wat er ook kome,

Regenweer of zonneschijn:

Zoowel binnen als wel buiten

Kan een Paschen zalig zijn.

 

VOICI