INHOUD MAJOIE
CUBRA HOME

© 2017

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

Voici - John Majoie

De man die zijn lezers liet lachen

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

Aflevering 9 (161-180)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 1 juli 1933

 

 

161 De transatlantische massavlucht

 

We hadden al zoo vaak gevraagd:

Waar blijven d'Italianen?

Maar eind'lijk zijn ze toch gestart

Met hun aeroplanen.

Hoe vaak de start werd uitgesteld

Dat valt niet meer te tellen;

Maar nu toch wordt de sprong gewaagd

Door Balbo's vrijgezellen.

Bij voorbaat zijn z'erin geslaagd

Om spanning te verwekken,

Al zullen z'ook wel zonder dat

De aandacht blijven trekken.

Want vier-en-twintig tegelijk

Zijn nog nooit opgestegen

Voor een Atlantisch' overtocht

Langs zulke hooge wegen.

Ze hebben zich den tijd gegund

Om het goed uit te kijken

En zullen veilig daarom wel

Den overkant bereiken.

De Luchtvaart maakt met deze vlucht

Opnieuw een stuk historie,

Terwijl er veel wordt toegevoegd

Aan d'Italiaansche glorie.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 5 juli 1933

 

 

162 Het einde van den oudste

 

Toen de Turk Zaro Agha - in Juli 1933 - de oudste man ter wereld, op sterven lag. Hij verkeerde in de grootste armoede en was door iedereen verlaten.

 

Ieder leven neemt een einde

Ook al duurt het wel eens lang

En de dood kijkt niet naar leeftijd

Niet naar tijd en niet naar rang.

Zaro Agha ligt op sterven,

Ook het eind' is dus in zicht

Van den man die 't langst van allen

Op deez' aard' is opgelicht.

Want U weet wel Zaro Agha

Is het oudst van allemaal,

Hij is nu al 160

Ook al is-ie nog niet kaal!

Thans schijnt ook de tijd gekomen

Voor den oudsten onder ons,

Die den laatsten tijd ging lijken

Op een uitgeknepen spons.

Wijl hij abnormaal bejaard was,

Vond men het de moeite waard

Dezen grijsaard t'exploiteeren

Als de oudste man ter aard'.

Maar hij heeft niets dan misère

Op deez' wereld slechts gekend

En geloof maar dat-ie blij is

En verlangend naar het end.

Door zich aan te laten gapen

Had hij heel veel geld gespaard,

Maar dat heeft hij weer verloren,

Hebben and'ren thans vergaard.

Eenzaam ligt hij op zijn ziekbed,

Zijn familie kent hem niet;

Vreemden moeten collecteeren

Nu men hem niet eens meer ziet.

Dat is dus het tragische einde

Van den oudsten wereldling,

Die misschien nog niet van oudheid

Maar van narigheid verging!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 21 juli 1933

 

 

163 Rijmelarij van Voici

 

Aangenaam was ik getroffen

Door uw vers - ook dát was áf -

In hetwelk u als "Bér" (?) mij

Werkelijk voldoening gaf.

Aardig was het te vernemen

Van een onbekenden gast,

Dat ik hem door mijne versjes

Naar genoegen had verrast.

Zulk een uiting van waardering

Moedigt ongetwijfeld aan

En ik zal er dan voorloopig

Wel mee verder blijven gaan.

Wil ze echter steeds beschouwen

Als bescheiden rijm'larij;

Als tragiek of als satire

Op de grote maatschappij.

Zeker, stof is steeds aanwezig

Die benut ik dan ook graag,

Maar of élken dag een versje

Leuk zou zijn is nog een vraag.

Daarom dicht ik niet te dikwijls,

Maak m'n versjes ook maar klein

En ik hoop dat z'u en and'ren

Lang nog naar genoegen zijn.

 

VOICI

 

PS Het is mij meermalen gebleken, dat er geachte lezers(essen) zijn, die gaarne een rijmelarijtje gemaakt zagen op een of andere gebeurtenis of toestand. Ik houd steeds gaarne rekening met de wenschen van het publiek, die mijn "poëtische ontboezemingen" onder de oogen krijgen en daarom wil ik aan dergelijke verzoeken - mits niet te bezwaarlijk en geen reclame - best voldoen. Men richte ze daartoe, evenals op- of aanmerkingen of andere correspondentie, via de redactie eenvoudig aan

                                                                               VOICI

 

 

Voici schreef het bovenstaande "Rijmelarij van Voici" naar aanleiding van het op donderdag 20 juli in de NTC onder Ingezonden Stukken gepubliceerde volgende vers:

 

 

Rijmelarijen aan Voici

 

't Werd van mij al een gewoonte,

'k Vond het o zoo int'ressant,

Versjes van Voici te lezen

In uw veelgelezen krant.

Werkelijk, 'k vond ze toch zoo aardig

Uwe rijmpjes, waarde Heer,

Waarom schrijft u, want je kent het,

Die gedichtjes niet veel meer.

 

Tusschen Tekst en Tusschen Letteren

Was het opschrift laatste tijd,

De redactie schold u daarom

Al het risico zoo kwijt.

Ga dus verder met uw verzen,

Schrijf gerust maar iederen dag,

Uwe rijmen zijn in orde

Dat ze ieder lezen mag.

 

Stof dat kan je daaglijks krijgen,

Ongelukken, en nog meer,

Waarom schreef je van Heer Balbo

Zijn prestaties niet eens neer.

Bijna honderd stoere vliegers

Vlogen over d'Oceaan,

Dunkt u niet dat zoo'n prestatie

Niet eens in een vers mag staan?

 

Ook de zware ongelukken,

't Is geen kleinigheidje, zeg,

Die er Zondag pas gebeurden

Op dien gladden slibberweg.

Is de tijd nog niet gekomen

Dat hieraan iets wordt gedaan?

Nou, dan zullen door dien rotweg

Meerd'ren naar het kerkhof gaan.

 

Nu de hoop maar dat ik spoedig

Uit de hand van Heer Voici

Wederom zijn leuke versjes

In uw blad verschijnen zie.

Daaglijks in de krant zoo'n versje,

Ieder leeft daarin toch mee

En de krant krijgt door uw rijmpjes

Menig nieuwe abonné.

 

Bér

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 25 juli 1933

 

 

164 Pioniers

 

'tIs haast niet meer bij te houden

Al dat racen door de lucht;

Wat maar naam heeft in het vliegen

Is ineens omhoog gevlucht.

Balbo met z'n volgelingen

Koos het hoopvol hoogerop;

Zijn machines ronkten smalend:

"Zeil en stoom, wat doe j'in't sop?"

Wiley Post heeft ons bewezen

Dat het toch niet moeilijk bleek

Om de wereld rond te vliegen

In, wanneer je wilt, een week.

Strakjes koop je - ik voorzie het -

Zoo eens even voor verzet

Voor een tochtje om de wereld

Een achtdaagsch retourbiljet.

Ook de Lindy's zijn weer bezig

Met het zoeken naar een route

Langs dewelke men het kortste

Over'n oceaanvlucht doet.

Mollison en echtgenoote

Hebben ons eens laten zien,

Dat je ook best pech kunt hebben

Met een oceanisch vliegmachien.

d'Eerste tocht van John en Amy

Was bij het begin al slecht;

Bij de tweede kwam het echtpaar

In het ziekenhuis terecht.

And'ren 'lijk Litouwen's vliegers

Brachten het er tragisch af;

'tEinde van hun haast geslaagde

Oceaansprong werd het graf…

Zij verdienen onze hulde

Ook al kwamen zij niet weer,

Want zij zullen voor ons blijven

Pioniers van't luchtverkeer.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant -woensdag 26 juli 1933

 

 

165 Hondsdagen

 

Als de droppels op je hoofd staan

En er straaltjes langs't gezicht

Langzaam langs je mond afvloeien

Die meer open staat dan dicht…

Als je liever lui dan moe bent

Of veel beter ligt dan loopt…

En je aan je hals geen boord draagt,

Mouwen van je hemd opgestroopt…

Als de kleeding aan je lijf plakt

En je niets dan puffen doet…

Als j'alleen maar naar je werk gaat

Daar je voor de kost dat moet…

Als het eten niet wil smaken

En je niets dan water drinkt…

Als je stilstaand het gevoel hebt

Of je recht den grond inzinkt…

Als je scheel wordt van de kleuren

Van de polohemden-dracht

En het meisje zonder kousen

Zich niet onfatsoenlijk acht…

Als de musschen niet meer vliegen

En de hond de schaduw zoekt…

Als de zwem- en badinrichting

Een record bezoekers boekt…

Als je achter op de fietsen

Niets dan badhanddoeken vindt

En de ijscolui beweren

Dat een beet're tijd begint…

Als de ramen en de deuren

Heel den dag wijd open staan

En je met een natte zakdoek

Om je ooren loopt te slaan…

Als de menschen niet meer weten

Wat te doen tot lafenis…

 

Nou, dan kun j'uit variatie

Zeggen dat "'t warrem is!"

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 1 augustus 1933

 

 

166 Gandhi weer ongehoorzaam

 

Gandhi werd alwéér gegrepen,

In zijn leiderstaak gestoord;

Was weer ernstig ongehoorzaam,

Zette zijn campagne voort.

Even taai en onverzett'lijk,

Toonde zich het Britsch gezag,

Arresteerde den Mahatma

Die iets deed wat weer niet mag.

'tIs weer een begin van lijden,

'n Mogelijkheid tot hongerkuur;

Wáárvan haalt in vredesnaam toch

Gandhi 't lijd'lijk strijdersvuur.

Één ding is ons opgevallen

Wijl't hier anders pleegt te zijn

Namelijk de kalme houding

Buiten arrestatielijn.

Slaat men hier aan't razen, tieren,

Liefst gepaard nog met verzet,

Gandhi doet het heel deemoedig,

Geeft zich over met gebed.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 3 augustus 1933

 

 

167 Zeven in één slag

 

Ontroering en ontsteltenis

Vaart door het heele land

Bij d'autoramp die thans zoo koud

Vermeld staat in de krant.

Al kent ge deze menschen niet

En staat g'er ver vandaan,

Ook door u heen zal toch wel iets

Van diepe deernis gaan.

Voor deze mannen was wellicht

Het visschen een genot,

Maar hard trof in d'ontspanning na

Den arbeid hun dit lot.

Wat moet er niet zijn omgegaan

Toen plots de wreede dood

Hen met een ruk in 't water joeg

En zeven levens sloot.

In vijf gezinnen is hierdoor

Weer diepe rouw gezaaid,

Waar de verkeersdood zeven maal

In één slag heeft gemaaid.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 3 augustus 1933

 

 

168 Rijwielplaatjes

 

Fietsers en gij, fietseressen,

Hebt gij allen reeds gedacht

Aan het nieuwe rijwielplaatje,

Dat weer blinkend op u wacht?

Op den eersten van Augustus

Is het ieder jaar den tijd,

Dat men zich zoo'n (on)ding aanschaft

Wijl men dan geruster rijdt.

Een rijksdaalder vraagt de fiscus

Voor de luxe van een fiets;

En wanneer dat soms te veel is

Krijg j'een plaatje wel voor niets.

Maar toch blijft het een gezanik

Al die rijwielplaatjeslast,

Daar men steeds hieraan moet denken:

Ziet men het en zit het vast.

Want men moet het zichtbaar voeren

En ook goed zijn vastgelapt,

Wil het door een lange vinger

Straks niet worden weggegapt…

Wil je narigheid voorkomen

Dok dan die f 2,50 maar,

Anders wordt het ook een Oogstmaand

Voor den "Halt-Rijksambtenaar"!

'kHoud niet van zoo'n blik-kwitantie,

Ook al kreeg ik het voor niets;

'tAardigste rijwielplaatje vind ik

Een leuk meisje op de fiets.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 8 augustus 1933

 

 

169 Zomerzondag

 

Indrukken van een dagjesmensch.

 

Zondag zijn we met z'n allen

Maar naar buiten toe gegaan,

Want zoo'n ongewone hitte

Is in huis niet uit te staan.

Nou, we waren met z'n achten:

Eerst m'n vrouw (die telt voor twee),

Sjaantje, Krisje, Toos en Tiesje

En de kleine ging ook mee.

's Morgens vroeg zijn we vertrokken

Met z'n allen in de bus;

Aangezien die daâlijk vol was,

Hing ik vast al aan de lus.

Tiesje, want dat is een snotneus,

Gaf ik al heel gauw een pats,

Want hij zette met een krijtje,

Op m'n rug een groote krats.

Ik was blij toen wij er waren

En ik buiten werd gezet,

Ook al wist ik toen vooruit al:

Nou begint ze pas de pret!

Krisje ving al aan met zeuren

Of-ie nog geen ijsco kreeg,

Maar in plaats van toe te geven,

Gaf ik hem een rake veeg.

Sjaantje, d'oudste, die per uur groeit,

Zei al dat ze honger had,

Maar ik zei dat ze most wachten

Of maar teruggaan naar de stad.

Als we nou al gingen eten

Zou er 's middags niets meer zijn;

Jopie kreeg nu wel de flesch vast,

Want die is ook nog zoo klein.

Eerst zijn w'in het bosch gaan wand'len

En daar was het lekker frisch;

Tiesje wou weer vuurtje stoken,

(Met die jongen loopt het mis!)

't Is me wat met al die kinders,

Houden nooit d'r vlerken thuis;

Nou, ik heb ze flink gewaarschouwd

En gedreigd: "We gaan naar huis!"

Om ze maar wat zoet te houden,

Heb ik limonaad' gevoerd;

Toosje stiet direct d'r glas om

Sjaantje zei: "Ik wor beroerd!"

Maar dat was van haar een smoesje

En dat zegt ze wel eens meer,

Want dan wil ze nóg een glaasje,

Nou, ik dee't voor dezen keer.

Als je zoo een dagje uit bent,

Kijk je niet zoo nauw, niet waar?

Mie, m'n vrouw, zat flink te puffen,

Maar die doet wel meer zoo raar.

's Middags kwam de groote "piekniek"

In een rustig deel van 't bosch;

En toen kwamen naast de tongen

Ook de magen even los.

Tiesje, want dat is een vlegel,

Gaf ik weer een flinke tik,

Want hij zat al vóór de ei'ren

T'eten van de krentenmik.

En ik moest er maar gauw bij zijn

Anders kreeg ik zelf niks;

Alles bij elkander kostte

Deze luns ons nog geen riks.

En we hebben fijn gegeten,

Alles zoo maar uit de hand;

't Smaakte best al was de boter

En het brood vermengd met zand.

Toen de piekniek eind'lijk op was

Zijn we maar weer opgestapt;

Sjaantje scheurde weer d'r jurk,

Maar dat wordt wel opgelapt.

Onderweg kreeg Krisje ruzie

Met ons Tiesje om m'n vest,

Wie het langste het most dragen,

Maar ik gaf ze op d'r test.

Stel je voor m'n Zondagsch vessie:

Ieder had een slippie vast

En ze hebben zóó staan rukken,

Dat het van geen kant meer past.

Toen nog even naar den speeltuin,

Waar het al weer vechten was

Om de rechten op een schommel,

(Tiesje kostte het z'n das).

En terwijl de kinders speelden,

Zaten Jopie, vrouw en ik

Rustig op een stoel te eten

Van de resten van den mik.

Plots kwam Sjaantje simmend roepen:

"Pa, ze doet het weer ons To!"

Wat ze deed kon mij niet schelen,

Maar ik zei: "Kwijk toch nie zoo!"

Want je zoudt je toch sjeneeren

Met zoo'n opgeschoten kind,

Ook al is ze thuis een hulp

Als je zelden zoo maar vindt.

Tegen zessen zijn we allen

Langzaam maar weer opgestapt;

Ik vond óók dat er voldoende

Lucht en hitte was gehapt.

De kind'ren waren moe en lastig,

Hangerig en erg zwart,

Ook al waren ze vervelend,

Sloeg ik daarom niet zoo hard.

Toen weer in de bus naar huistoe

Na wat eten gauw naar bed;

En ik zit nú al te sidd'ren

Voor zoo'n nieuwe Zondagspret!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 12 augustus 1933

 

 

170 Ze missen niets!

 

Wanneer je thans het wel en wee

Der aarde moest bezingen

Dan kon je best volstaan met niets

Dan akelige dingen.

Want als je thans de kranten leest

Dan denk je: "Wat is 't leven?"

Het is voort' niets dan narigheid

Die er staat neergeschreven.

Het eerste blad begint al vast

Met honger en ellende

Op Cuba waar het opstand is

En weer een reuze bende.

Dan lees je van Amerika

Van moorden en ontvoering;

Een politieke hetze brengt

Heel Ierland in beroering.

Tyfonen, stormen en zoo meer

En and're groote rampen

Die zorgen dat we weer opnieuw

Voor 't leven moeten kampen.

Dan staat de krant ook altijd vol

Van brand en ongelukken;

Van "hij kwam in de vlammen om"

Of "reden hem in stukken".

En als je daar soms niet van leest,

Dan hoor je wel van moorden,

Van overvallen of van roof

In allerlei accoorden.

En waar geen werkeloosheid is

Daar hoor je wel van staken

Wat meestal dan gepaard moet gaan

Met flink wat herrie maken.

Zoo is het alles bij elkaar

Een reeks van aak'ligheden,

Zoodat er niets gemist wordt door

Hen die reeds overleden.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 17 augustus 1933

 

 

171 't Wordt belachelijk

 

Of ze nemen met die Gandhi

Of die Gandhi neemt met hen

Daar in Indië voort' een loopje,

Want nou wordt het toch maar "jen".

Gandhi heeft het maar voor't zeggen,

Als men weigert wat hij wil,

Gaat hij maar een beetje staken;

Da's voor hem voort' een paskwil.

Want dat vasten werd van Gandhi

Het gebruik'lijk dreigement

En het is voortaan een kunstje

Dat slechts hij het beste kent.

Gandhi zei tot de regeering:

"Nou is't uit, ik vast me dood!"

Met het zegerijk gevolg

Dat men hem excuus aanbood.

En hij heeft het weer gewonnen,

At weer gauw een stuk citroen;

De "regeering" nam een houding

Van "ik zal het niet meer doen".

Voor mijn part is al dat Gandhi,

Van belangrijk vleesch en bloed,

Voor wie echter een regeering

Zich niet b'lach'lijk maken moet.

Het kan zijn, dat men voorloopig

Hier weer herrie mee verdrijft,

Maar ik vraag aan de regeering

Waar nu haar prestige blijft.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 augustus 1933

 

 

172 Het meisje op z'n malst!

 

't Doorsnee meisje van het heden,

Dat zich vreemd is gaan (ont)kleeden,

Heeft aan charme veel verloren

En kan mij niet meer bekoren.

'kWil niet terug naar vroeger tijden

En de frissche lucht vermijden;

Ook ik houd niet van het stijve,

Maar men moet niet overdrijven.

Tegenwoordig zie je meisjes

Lijkend op geplukte sijsjes;

Bloote beenen onder rokken

Aan de voeten echter sokken.

Juist de voet die frisch moet blijven

Is men in de wol gaan drijven

En daarboven ziet men beenen

Van een kleur als klinkersteenen.

Schoenen met meest platte hakken,

Die de élegance doen zakken

En waardoor ze vaak gaan loopen

Of ze juist uit 't water kropen.

Dan een "jurk" zonder mouwen,

Waar de hals is uitgehouwen,

Met daarboven soms gezichten

Als van doorgebrande lichten.

Om dan nog maar niet te spreken

Van de houding en de streken,

Die zich somm'gen permitteeren

Of ze zich nou nooit geneeren.

J'hoeft je eigen niet te kleeden

Naar de achtiend'eeuwsche zeden,

Maar dat wil ook weer niet zeggen

Het fatsoen opzij te leggen.

Ook ik houd van zon en zomer,

Ben geen ouderwetsche droomer,

Maar men moet mij niet vertellen:

Dit is volgens spo(r)tmodellen.

Ja, men kan zich zomersch kleeden,

Doch niet 'lijk de negers deden,

Of door schaamte te ontladen

En gezondheid zwaar te schaden.

En dan denken ze waarachtig,

Dat ze werk'lijk allemachtig

Leuk en aardig ons toeschijnen,

Maar dan moet nog veel verdwijnen.

 

Geef mij maar een meisj'als dame,

Dat zich nimmer hoeft te schamen,

Waar je oov'ral mee kunt komen:

Da's het meisjes MIJNER droomen!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 7 september 1933

 

 

173 Taxitis

 

Toen - in 1933 - de taxibedrijven als paddestoelen uit den grond oprezen.

 

Als een bende jonge wolven,

Die goed uitgehongerd zijn,

Zijn ze plots'ling losgelaten

Op nog onbegraasd terrein.

Als een troepje dolle honden

Renden zij toen door de stad,

Links en rechts langs alle kanten

Naar wie hen geroepen had.

Maar toen kwam de concurrentie

En er kwamen wolven bij,

Die het blaffend koor versterkten

En luid jankten: "Hier zijn wij!"

Al die wolven gingen eten

Van hetzelfde stukje brood;

Toen dat kleine stukje op was,

Maakten zij elkander dood.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Da's de fabel van de taxi's

Van de ci-, be-, peu- en til;

Immer was 't dat wat de één heeft

Ook de and're hebben wil.

Maar ik weet wel dat de eerste

Die van al dit tax-gesis

Met de grootste winst gaat strijken

Zeer beslist de Rijkstax is!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 11 september 1933

 

 

174  M A J E S T E I T

 

Deze top-manifestatie,

Dit geweldig défilé,

Al dat daverend gejubel

En dat donderend hoezee…

Ook dat zalvende "Wilhelmus",

Dat zoo grootsch en forsch weerklonk

En dat laaiend enthousiasme,

Dat uit aller oogen blonk…

Al die vaandels en die vlaggen

Kleurend bont het Stadion,

Dat in grootte nog te klein bleek

En niet méér nog bergen kon…

Deze nationale hulde

Aan de Moeder van het Land,

Die daar zoo spontaan gebracht werd

Recht uit alle rang en stand…

 

Wel, die hulde heeft bewezen

Wat er in ons volk leeft

Voor de Vrouw die zeven lustra

Zich geheel gegeven heeft

Voor de taak die op Haar rustte,

Voor de dikwijls zware plicht,

Voor dewelke Zij nooit bukte,

Doch zich steeds heeft opgericht.

In die jaren was Z'een voorbeeld

En in waarheid K o n i n g i n;

Haar figuur en daden droegen

Steeds den stempel van Vorstin.

Daarom was het een oprechte

Hulde, trouw en dankbaarheid,

Die door Nederland betuigd is

Aan een ware M A J E S T E I T.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 14 september 1933

 

 

175 Stormy weather!

 

Nou is het uit, het regent weer!

De zomer is gebroken!

En door het traag verschietend blad

Komt herfst opgedoken.

De zomerzon bleef lang ons trouw,

Maar kon niet langer blijven;

De najaarszon, die zwakker is,

Bleek makk'lijk te verdrijven.

Als eerste kennismaking is

Al flink wat nat gevallen;

De "natte moesson' treedt nu op

En zal weer veel vergallen.

We weten nu: het is voorbij

Met hitte en vacantie;

We krijgen nu het najaarsweer:

Kil, grillig, geen garantie.

De boer alleen die lacht ermee,

Die stond er op te wachten;

Het land lag dor en droog al lang

Naar water te versmachten.

Zoo zijn er meer die met dit weer

Nu goede zaken maken,

Die heelemaal - Sie haben Recht -

Dit weer niet zullen laken.

Zoo heeft eenieder eens profijt

Van een der jaargetijden,

En bovendien het wee ervan

Is toch niet te vermijden.

Pakt dus maar weer uw paraplu's,

Uw hoeden en uw jassen,

Zoodat ge weer zooals voorheen

Door regen kunt gaan plassen.

Wanneer het altijd zomer was

Dan zoudt ge óók weer klagen

En dan daarbij: gezaâm'lijk leed

Is lichter om te dragen.

Zingt nu gerust het schlagerlied,

Dat spreekt van "Stormy weather",

Want regen valt voor allemaal,

We druipen dus "together".

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 10 oktober 1933

 

 

176 "Op meer bescheiden voet"

 

Minister Oud zei laatst "op meer

Bescheiden voet te leven",

Wat men het best bereiken kan

Door minder uit te geven.

Wij zouden dit dan moeten doen

- Hoe anders uit te leggen? -

Door dat wat slechts voor luxe'er is

Ons voortaan te ontzeggen.

Wij kunnen dan beginnen met

Vast uit het huis te smijten

De radio, de telefoon,

Pendules en tapijten.

Gevolgd door het porselein,

Goud, zilver (overbodig);

En ook de kranten gaan eruit

(Illustraties niet meer noodig).

Wij schaffen dan de auto af,

Wij doen niet meer aan reizen;

We blijven met vacantie thuis

En eten koude spijzen.

Bezuin'gen verder op het licht,

Op gas en zulke dingen;

En als j'ontijdig honger hebt,

Dan moet je maar wat zingen.

We gaan niet meer naar een café,

En staken ook het drinken

Van lim, wijn, bier en sterken drank

(Dan zuig maar op je pinken!)

Wij blijven weg van bioscoop,

Van dancings en theaters;

En rooken doen we ook niet meer,

We worden snoepgoed-haters.

Geen fruit, gebak en derg'lijk soort,

Dat is ook afgeloopen;

We doen de wasch voortaan aan huis

En dénken vóór te koopen.

 

Verbeeld je dat we werkelijk

Zóó zouden reageeren

Op Oud's advies - doch hoe zoudt u

Het anders willen keeren?...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 19 oktober 1933

 

 

177 Ware het niet beter?

 

Nou, we hebben kunnen lezen

En nog veel meer kunnen praten

Over de sensatie: Duitschland

Heeft den Volkenbond verlaten.

Velen wisten voor de toekomst

Dwaze dingen te voorspellen

Omdat Duitschland te Genève

d'Eerste dáád eens wist te stellen.

Want tot dusver scheen Genève

In het práten weg te smelten

En nu eind'lijk iets gedáán wordt

Staat de wereld op haar stelten.

Ik voorzie dat Duitschland straks bij

De begrooting zal verklaren

"Door dien stap vermocht ons land toch

Zooveel tonnen uit te sparen!"

En de and'ren blijven achter,

Zitten daar nu met de stukken;

Deden zij nu toch niet beter

Allemaal maar op te rukken?

Nuchter wagen ze't te praten

Om de wapens af te schaffen;

Ondertusschen wordt geoefend

Hoe elkaar straks neer te paffen.

Aangezien men tot op heden

Zoowat niets wist te bereiken,

Deed men beter om wat minder

B'lastingcenten op te strijken.

Al dat geld voor al die kosten

Is toch anders te besteden;

Men bewaart dan ook wellicht nog

Beter en wat langer Vrede!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 21 oktober 1933

 

 

178 Het gaat te vlug!

 

Het gaat nog maar niet snel genoeg,

Steeds sneller is de wensch;

En in de lucht schijnt vast te staan:

"De snelheid kent geen grens."

We dachten, dat die Kingsford-Smith

Toch al zoo'n vluggerd was,

Maar Ulm kon het sneller nog

Al gaf-ie slechts "méér gas".

Wellicht komt straks een and're held,

Die het wéér vlugger doet;

Als dat zoo doorgaat vraag ik m'af

Waartoe dat leiden moet.

Dan stappen wij in Londen in,

Doen even d'oogen dicht

En als ze dan weer open gaan

Is Sydney al in zicht.

Vervlógen is dan d'aardigheid

En daarmee ook de pret:

Wat ZIEN we bij de snelheid

Van zoo'n razend vliegraket?

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 23 oktober 1933

 

 

179 "Rien ne va plus!"

 

Het heele land scheen aangetast,

Het was verstraperloot;

Het fascineerde iedereen,

Het lokte klein en groot.

En iedereen die gokken wou,

Die waagde eens een kans

En staarde naar het balletje

Van den Straperlo-dans.

Maar hij die steeds het meest'opstreek

Dat was wel de croupier;

De houder van zoo'n gokbedrog

Was steeds het best'ermee.

'tWas méér systeem dan dom geluk,

Maar toch kwam menig schaap,

Dat zich gewillig scheren liet,

Ineens soms met één jaap.

De een zei: "'tIs behendigheid",

De tweede: "tIs systeem!"

De derde sprak: "Het is geluk",

De Bank zei steeds: "Ik neem!"…

Totdat ook de Minister sprak,

Hij had genoeg gehoord;

"Rien ne va plus!" zei hij toen,

Hij had het laatste woord!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 24 oktober 1933

 

 

180 Daar zou ik niet aan wennen

 

"In de gemeenteraadsvergadering te Aardenburg (Z.Vl.) werd besloten de opcenten der personeele belasting van 20 op 10 te brengen. De begrooting kon daarbij ruimschoots sluitend worden gemaakt." (Courantenbericht)

 

Da's een lichtpunt in het duister,

Da's een unicum in't land,

Da's een halte in den aftocht

Door de bodemlooze mand.

Da's een heel klein zonneplekje

In de zwaar bewolkte lucht,

Onder welke een door fiscus

Uitgebeende menschheid zucht.

'tIs een troost - hoewel 'n schrale -

Dat er ergens in ons land

Nog wat water werd gevonden

Tegen dezen crisisbrand.

Ik benijd u, Aardenburgers,

Dat ik niet bij jullie woon

In dat heerlijk eldorado

Waar men zorg'loos is - ofschoon…

Ja, ofschoon ik wel een "burger"

En van deze "aarde" ben,

Vrees ik dat ik niet zou "aarden",

Niet zoo gauw aan jullie wen.

Want ik ben gewend aan crisis,

Ben met crisis opgevoed

En ik vrees dat ik in crisis

Ook nog wel eens sterven moet.

 

VOICI