INHOUD MAJOIE
CUBRA HOME

© 2017

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

Voici - John Majoie

De man die zijn lezers liet lachen

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

Aflevering 1 (001-020)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 3 februari 1928

 

 

001 Dooie-honden-misère

 

Er was een stadgenoot

Wiens hond moest dood.

Wat was de reden?...

Bepaalde omstandigheden!

De man dacht 't meest:

"Hoe dood ik dat beest?"

'n Mes in z'n hals?

Dat vond-ie te valsch.

'n Stomp in z'n maag?

Dat deed-ie niet graag.

'k Smijt 'em in 't Kanaal!

Neen, dat stond te banaal!

En 'n kogel door z'n staart

Dat was der moeite niet waard.

De man dacht zich lam,

Maar d'oplossing kwam!

Ach, ja! Dat was waar!

Het abattoir!

En hij pakte de last

Bij de vier pooten vast,

En droeg het nog laat

Naar d'Enschotsche straat.

De man zei toen bits

Tot z'n allerliefste spits:

"Ach lekker dier,

Wij scheiden hier!...

Jou, trouwe beest,

Je bent er geweest!..."

En een viller pakte de hond,

En smeet 'em in ’t rond

Boven op - 't was toch zonde!

'n Troep hartstikke-dooie honden.

'n Halve dag lag het dier te kijken

Tusschen al die dooie lijken.

De eigenaar van deze hond,

Die dit terecht zeer schand'lijk vond

Pleitte voor z'n arm dier,

(Maar 't helpt toch geen zier?...)

 

Ach, beste vrind,

Weet je, wat ik vind?

Is 't groote abattoir -

Je weet, wat ik bedoel, niet waar?

Niet al te erg pluis

Wel, hou je dier dan thuis!

En tot je hond:

Blijf gezond!

 

VOICI

 

 

Dit is het allereerste versje van Voici in de NTC. Omdat hij werd geboren op 11 juni 1910, maakte hij dus zijn dichtersdebuut al op 17-jarige leeftijd!

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 7 februari 1928

 

 

002 Ford

 

1927

Ik ben op straat

En heel galant

Loop 'k even naar d'overkant,

Maar midden op de baan

Blijf ik staan.

Wat komt daar aan?

Wat komt daar aangesnord?...

't Is zoowaar 'n Ford!

Moet 'k nu opzij

Voor zoo'n karwei?

Dat rammelding, dat zwarte vod!

Ik ben wel zot!

Hei! Hei! Opzij!!

Da's beste, hei?

Al kom je d'r onder:

't Geeft je geen donder!

't Rijdt over je heen,

En je breekt geen been!

En als je hoort: Tuut! Tuut! heel kort:

Loop door: 't is maar een Ford!

 

1928

Weer ben ik op straat,

Nu is 't al laat

En "mee-pessant"

Kuier 'k even naar d'overkant.

Maar plots klinkt daar

Een claxon-zwaar.

En thans heel vlug

Vlieg ik terug.

En wat m'n oogen zagen

Was 'n fijne, chique wagen.

Bumper voor en ook een achter,

En geen motor snort er zachter.

Geen hel-verblindend licht

Flikkert nu in je gezicht.

Nu geen schelle, felle lampen

Ter bevordering van autorampen.

Maar wat ik je vertel:

't Was 'n fijn model!

En als je nu hoort:

Tuut! Tuut! heel kort:

Blijf staan:

't Is de nieuwe Ford!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 10 februari 1928

 

 

003 Lek

 

Plaats van hand'ling van 't roerend drama,

Dat hieronder volgen gaat,

Is voor alle lezers de bekende

Mooie, lange Heuvelstraat.

 

De straat lag stil, geheel verlaten

In de donk're winternacht,

Als een bolderende boerenwagen

De sluim'ring in verwarring bracht.

We zien de honker-bonkerende wagen

Door de stille straat nu gaan

Totdat de boer met paard en wagen

Voor een huis blijft stille staan.

Commentaar is overbodig;

Elke lezer weet zeer goed,

Wat die boer nu met z'n wagen

Van dit huis wel hebben moet!...

Rustig is de boer aan 't werken,

En hij pompt en pompt maar door,

Zonder evenwel te merken,

Dat hij de helft reeds verloor.

Een agent, die aan kwam kui'ren

En dit alles weldra zag,

Schoot toch heel onwillekeurig

In een onderdrukte lach.

"Zeg, boer! Je bent 'n beste kerel,

Maar kijk eens wat je doet,

Ruim gauw op dat vuile zaakje,

Anders word je nog beboet!"

De boer was zeer verschrokken,

Toen hij zag, wat was gebeurd,

Nog nooit in heel z'n leven

Had hij de straat aldus besmeurd.

En met eenige emmers water

Werd 't "zaakje" weggespoeld,

Maar tóch, de boer heeft met 'n boete

Zijn nonchalance hier wel gevoeld.

 

Geachte lezer, wil niet denken,

Dat de schuld alleen lag bij deez' boer

Maar aan gebrek van afvoerbuizen

En: ça c'est Tilbourg!

 

VOICI

 

 

Drie dagen nadat bovenstaand vers in de NTC gepubliceerd werd, leverde Kiske van Brabant nogal wat kritiek, in dichtvorm, op Voici die eigenlijk nergens op gebaseerd was. Een eenvoudige opgave dus voor Voici om de aanklacht punt voor punt te ontzenuwen. Kiske stond dan ook voor gek en poogde in heel gekunsteld proza zijn gezicht nog enigszins te redden hetgeen Voilà de gelegenheid bood hem kundig af te serveren. Enfin, oordeelt u zelf!

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 13 februari 1928

 

 

Aan Voici

 

Mijnheer Voici, een poëtaster,

Nam een papier, en schreef er rap

Een, naar zijn meening, "zeer goed vers" op

En liet dat drukken als een "grap".

Mijnheer Voici, als u nu weer eens

Zoo'n "mop" van Kees en Bart verneemt,

Verwerk die dan niet in zoo'n prulding

Dat zelfs naar rijm'larij niet zweemt.

U maakt u zelf daardoor belach'lijk,

U kwetst een ander's taalgevoel,

"Vermaak" 't publiek dus maar in proza

Of: Hou in 's Hemelsnaam uw …..

 

KISKE VAN BRABANT

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 14 februari 1928

 

 

Aan Kiske van Brabant

 

 

Geachte, nooit-volprezen Kiske,

 

Aangezien uit uw schrijven van 13 dezer blijkt, dat u niet veel met poëtasters op hebt en volgens u mijn hekeldichtjes toch absoluut niet naar rijm'larij "zweemen" (het uwe "zwamt" zou ik bijna zeggen), zal ik u dan ook in proza van repliek dienen.

Op de eerste plaats moet ik u er op attent maken, dat ik zelf nooit, niet in de minste mate, gemeend heb, dat mijn verzen "zeer goed" zijn, zooals u het zoo ironisch opmerkt.

Vervolgens, mijnheer van Brabant, schrijft u… "en liet dat drukken als een grap". Welnu, als u het zelf een grap noemt, beschouw het dan ook als zoodanig.

Verder, monsieur petit Corneille de Brabant, zie ik niet in, wat er op tegen is, wanneer ik een mop van de heeren Kees en Bart - 't was mij trouwens niet eens bekend, dat het geval hiervan afstamde; ik had 't heele geval onlangs hooren vertellen - in een "prulding", zooals u het noemt, verwerk, evenmin dat ik mij daardoor belachelijk maak, hetgeen ik tot dusver nog niet heb ondervonden. Er zijn genoeg andere manieren om zich belachelijk te maken, mijnheer van Brabant, verstaat u vooral dat goed!...

De persoon, die hierdoor in zijn taalgevoel gekwetst wordt - wat bedoelt u daar eigenlijk mee?! - is m.i. een uiterst gevoelig iemand.

Hoe ik het publiek moet vermaken, wat overigens mijn bedoeling zoozeer niet is, laat dat aan mij over.

En wanneer mijn "pruldingen" u niet aanstaan, dan moet u ze liever niet lezen, dan hebt u nergens hinder van.

Over de laatste zinsnede van uw protestnota zwijg ik liever; in mijn debat blijf ik beleefd.

Overigens laat mij uw commentaar geheel koud en neem ik de vrijheid, misschien geheel tegen uw gevoelens indruischend, een dezer dagen wederom met 'n "prulding" uit te komen.

Ik wil hier tenslotte nog aan toevoegen, dat ik over deze onbenullige kwestie niet meer in debat wensch te treden.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 15 februari 1928

 

 

Nogmaals: aan Voici

 

Tilburg, m'n vaderstad, verheug u, want temidden uwer zonen is 'n groot poëet opgestaan. Mannen der wetenschap, laat varen uw lofredenen op Vondel en Gezelle, legt terzijde uw studies over Shakespeare en Danthe, laat af, zeg ik u, en wijdt u voortaan aan de gevoelvolle verzen, de plastische uitbeeldingen, 't origineele rythme van een dichter begaafd met de rijkste talenten, bezield met de vurigste liefde voor z'n vaderstad en volk, voortdurend bereid met ware doodsverachting in de bres te springen voor de belangen van z'n volk, belangen, zeg ik, in brandende kwesties als daar zijn: lekkende beerwagens en stakende stroomtoevoer. Wat wijdt gij u nog aan Homero's droge zangen, wat zoekt gij nog bevrediging bij Cicero en Vergilius, laaft u liever aan de voortdurend rijker borrelende dichtbron des heeren Voici, proeft daar, drinkt daar in 't genot de vreugde, die gij ondervindt bij 't lezen van z'n geest tintelende strofen.

Volk van Nederland, wanneer in harde tijden van druk en beproeving u 't leven zwaar valt, zoek troost in 't genieten van de onvergelijkelijke humor van Voici, humor, ja, waarbij zelfs de werken van Sterne en Dickens in 't niet verzinken. Verkneukel u, om de grappige satyren, om 't geestige sarcasme waarmee hij onbenullige grapjassen, zonder eenig gevoel voor kunst, als Kiske van Brabant, afwijst, wanneer ze - de aterlingen - hem - de groote geest met z'n diep gevoel voor de tragiek van 't leven, hem met z'n Weltschmerz om kapotte wisselstroomdynamo's en door bruin vocht overstroomde hoofdstraten - om z'n kunst bespotten willen. En vervul u zelf dan met 'n diepe bewondering voor z'n levenswijsheid, wanneer ge gadeslaat hoe hij, na op meesterlijke wijze z'n tegenstanders - wier commentaren hem overigens geheel koud laten - "afgemaakt" te hebben zich fier terugtrekt onder 'n mantel van verontwaardigd stilzwijgen. En overweeg dan - o volk van Nederland - hoe 't juist de grootste genieën zijn, die met de meeste tegenstanders te kampen hebben.

Tilburg, verheug u, want 'n groot poëet is temidden uwer zonen opgestaan. Ik heb gezegd.

 

KISKE VAN BRABANT

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 16 februari 1928

 

 

Aan Kiske van Brabant

 

Ook ik zeg, Tilburg, dierbare vaderstad, treur met mij, want te midden uwer kleine kinderen is een groot kind opgestaan, dat de verwaandheid bezit te meenen ook een duit in het zakje te mogen gooien. Beste Kiske, laat ik je een goeden raad geven, doe het in 't vervolg in een Kinderblaadje of iets dergelijks, daar valt je kinderachtige kleinzeerigheid niet zoo op, en daar kun je schrijven zonder woordenboeken te gebruiken of geschiedwerken na te slaan. Kinderen, leest voortaan 't Kleuterblaadje niet meer, maar geniet van den concurrent van 't Amusantje, die zich zoo mooi weet uit te drukken en zich opblaast voor een rijmelarijke, als een beleedigde majesteit. O, Kiske, kan er dan behalve gij, nog niet iemand zijn, die ook meent een genie te zijn. En dan, Kiske, hebt gij bij het opslaan van die verschillende oudheidkundige werken niet aangetroffen het bekende spreekwoord: Pueri sunt pueri, pueri puerilia tractant*. Daarom Kiske, wij vergeven het je, maar wees voortaan verstandiger en mind your own business. Speel liever met knikkers dan je druk te maken om een rijmelarijtje, dat allerwaarschijnlijkst niet eens als kunst bedoeld was. Weet dan, Kiske, dat het een van de zeven hoofdzonden is hoovaardig te zijn en dan nog zoo zeldzaam hoovaardig. Maar Goddank, 't is Missie in Tilburg, je kunt nog terecht en bekeer je. Leer de bombastische uitdrukkingen af en leer de menschen wat origineels. Tot slot, Kiske, hoop ik, dat ge voortaan een criticus wilt probeeren te zijn, maar geen criticaster.

Ik groet je zeer.

 

VOILÀ

 

 

* Kinderen zijn kinderen en kinderen doen kinderlijke dingen.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 13 februari 1928

 

 

004 Waarom in 't donker?

 

Was me dat een consternatie

Vrijdagavond nog zoo laat,

Toen alle lichten staakten

Zoowel binnen als op straat!

En daarbij dan nog zoo'n weertje

Donder, bliksem en zoo meer

't Leek wel 'n verfrissching

Na 'n broeiend zomerweer.

Gaf me dat een groote herrie

In straten, winkels en café's

Menschen gilden, auto's lichtten

Claxons jankten zich haast heesch!

En verscheid'ne menschen hadden

Om deez' stoornis nog veel praats.

Maar, och! Je moet maar denken,

Zooiets heeft hier zelden plaats,

En allerwege werd gesproken,

En overal is er gevraagd,

Waarom de lichtvoorziening

Zoo plots'ling werd vertraagd.

De courant, die zal 't wel weten,

Zoo sprak men dan heel wel

Maar d'r kwam slechts 'n verhaaltje

Van een zeek're Gevanel.

Zoo vind ik dit zeer eigenaardig

En ik spreek zooals ik 't meen:

Een opgaaf' van d'oorzaak

Van de gemeente kwam er geen.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 18 februari 1928

 

 

005 De prijs

 

(Historisch)

 

"Kost dat kooltje?" vroeg een heerschap

Aan de dikke groentenvrouw.

"Laat me nu niet langer wachten,

Hoeveel kost 't kooltje nou?"

Maar de juffrouw gaf geen antwoord,

Haar blikken waren strak gericht

Op een glimmend-mooie auto,

Voor haar, scheen wel, van meer gewicht.

En tenslotte, toen de kooper,

Een groote, kwaad-uitziende vent,

Haar opnieuw de prijs vroeg, zei ze:

"Nou, voor ellef, omdat u het bent!"

Nadat de kerel haar betaald had,

Keek ze weer naar d'overkant,

En toen de bak bij "1 hoog" stilhield

Riep ze uit: "Wel, da's frappant!

Da's warachies een bestelling

Uit een fijne modezaak,

En dát bij die verwaande,

Opgedirkte Kee van Spaak!"

Een tweede vrouw kwam aangeloopen

Uit 'n donker, duister slop.

"Wèja, as je 't breed hep, riep ze,

Kenne de sjente toch niet op!"

De chauffeur stapt uit de auto

Met een groot pak aan z'n hand

En de groentenvrouw zei smalend:

"'t Lijk wel voor 'n olifant!"

De chauffeur beld' aan de woning,

Gaf 't pak af en verdween.

En 'n paar minuten later

Was heel de buurt reeds op de been.

Een stilte viel en alles wachtte

Op hetgeen nu komen zou;

En geen kwartier was nog verstreken

Of uit de deur kwam eene vrouw.

Zij droeg een prachtig zijden mantel,

Splinternieuw, nog in de plooi,

En ze keek, als wou ze zeggen:

"Zag je mij wel ooit zoo mooi?"

Dan met 'n blik, zoozeer minachtend,

Daalde zij nu naar beneên,

Terwijl de zon hoog aan den hemel,

Haar schoon gewaad geheel bescheen.

Maar onder aan haar mantelzoom,

Wiegend, draaiend op haar tred,

Hing een wit kartonnen plaatje

Waar de prijs was opgezet.

En zoo toonde deez' "mondaine",

Zonder dat ze 't zelf wou,

De waarde van haar nieuwe mantel

 

En schreed ze verder 'lijk 'n pauw…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 24 februari 1928

 

 

006 Ruitenkrasser

 

Eindelijk dan is hij gekomen,

Eenieder had 't reeds gedacht;

De ruitenkrasser, de gevreesde,

Heeft ook hier bezoek gebracht.

In de donk're voorjaarsnachte

Is hij door de straat gegaan

En heeft hij in slechts één seconde

Zijn laffe, sluwe slag geslaan.

De politie, altijd waakzaam,

Ook in deez' ruitenkrassersnacht,

Had deze krasse krasprestatie

Hier ter stede niet verwacht.

Maar 't is toch, o, zoo moeilijk,

Lezer, neem dat van mij aan,

Om zoo'n ruitschandaal te snappen,

De misdaad is zoo gauw begaan.

En gij, politie, dezer stede,

Treedt flink op en tast nu door,

En wees in 't vangen van die krasser

Het Noorden in uw speurzin voor!

Rechercheurs, vooruit nu jongens!

En vanavond d'r op uit!

Dat je werk gauw bekroond zij

Door 't knippen van die guit.

 

En jij, onbeschaamde vlegel,

Die dit nieuwe baantje koos,

Blijf voort' thuis bij jullie moeder,

Anders ga je in de doos!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 31 maart 1928

 

 

007 Boefje

 

Je zou zoo zeggen van die dreumes,

Nauw'lijks nog maar zeven jaar,

En hij speelt al heel parmantig

'n Diefstal van drie fietsen klaar.

De eerste fiets, 'n heele mooie,

"Gaf" hij aan 'n zeek're vriend

Die heden nog niet achterhaald heeft,

Waaraan hij dat toch heeft verdiend.

De tweede was een minder mooie,

Maar dat kwam er niet op aan;

't Voornaamste was, dat hij nu fijntjes

Op z'n eentje wat kon rijden gaan.

Nog was 't jong steeds niet tevreden

'n Derde fiets pakt'hij nu op

En borg de splinternieuwe "wagen"

Netjes in een leegstaand slop.

Maar de politie kwam er achter,

Pakte 't diefje bij z'n broek,

En hij werd nu ingeschreven

In een heel groot, lijvig boek.

En toen d'agent daar zat te pennen,

Pakte boefje nu heel stil

Een voor hem liggend voorwerp,

'n Fijne, groote doublé-bril!

Zonder dat d'agent 't merkte

Stak-ie de bril gauw in z'n zak;

Maar 't toppunt moest nog komen;

Hij was een meester in z'n vak!

Want de daarop volgende morgen

Ging hij met 't onnoozelste gelaat

Naar 't bureau terug, gaf de bril af

En zeide: "Vond ik midden op de straat."

Maar 't noodlottig toeval wilde:

d'Agent van gister zag hem gaan,

En toen hij ook z'n bril weer terugzag,

Was 't voorgoed met 't boefje nu gedaan!

 

Jij, klein boefje, kleine deugniet,

Je daden zijn wel ongehoord

Maar één vraag wil ik aan je stellen:

Ben je'r niet toe aangespoord?...

Was je misschien 'n kleine speelbal

In handen van 'n boos bandiet?

Dat 't zoo is, wil 'k niet beweren,

Maar toch… onmoog'lijk is 't niet!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 3 april 1928

 

 

008 Ontwapening!

 

Reeds ontelbaar vele malen

Heeft de Assemblée vergaard

Om ontwaap'ning te bespreken,

En verbanning van het zwaard.

Op de laatst gehouden zitting

Heeft men druk geredeneerd,

Heeft de een nog meer als d'ander

Heel wat van z'n land beweerd.

't Was 'n int'ressante theekrans:

Rusland was van de partij,

Litwinoff zou even spreken,

Hij was er als de kippen bij.

"Weg met al dat nare spooktuig,

Wat wapen wordt genoemd;

Het zwaard zij thans voor eeuwig

Van nu af aan verdoemd!

Mitrailleurs en oorlogsbooten,

Tanks, kanon en vliegmachien

Mag ik na 'n viertal jaren

Nergens op deez' aard meer zien!"

Hé, dat was me nu toch ook iets,

"'t Zal wel keezen maar niet gaan!"

Dacht Eng'land bij zich zelve

"Want dan is 't met mij gedaan!"

Zoo de eene staat na d'ander

Knikte "neen" en gaf "niet thuis",

En na nog wat gebabbel

Ging heel 't zaakje weer naar huis.

Eng'land bouwt weer lekker kruisers,

Uncle Sam wedijvert mee,

Holland koopt haar eerste blik-tank,

Da's nou ontwapening, hoezee!

 

En al werd dan Rusland's voorstel

Door geen enk'le staat aanvaard,

De reclame was uitstekend:

Sovjets zijn van vreedzaam aard!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 13 april 1928

 

 

009 Hoog bezoek

 

Hé, wat heb ik nou gelezen:

Chamberlain komt naar ons land,

Naar de bollenvelden kijken

Met z'n vrouwtje aan de hand.

Dit mag men wel apprecieeren,

Dat een staatsman zooals hij,

Hier naar Holland komt gevaren,

Holland met z'n zand en klei.

Sir, u zult zich dan verwond'ren

Over wat u dan hier ziet,

Want een keuterboertjeslandje

Is ons Nederland heusch niet!

 

Als u weer bent teruggekomen

Met de boot aan d'overkant,

Maak dan ginds maar eens reclame

Voor dit schoone tulpenland.

Doch kom niet na veertien dagen:

"Nederland, ik ben zoo vrij,

Bolleninvoer is verboden,

net als die van 't kievits-ei!"

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 14 april 1928

 

 

010 Deutschland über alles!

 

In de vroege ochtendnevel

Zijn ze eind'lijk dan gegaan,

Met volharding, moed en fierheid

Kwamen ze op "Mitchell" aan.

Fiere Duitschers, dapp're mannen,

Dat het kon hebt gij getoond,

Al uw moeiten, rust'loos werken

Is door dit succes bekroond.

Gij moogt trotsch zijn op het slagen

Van deez' pracht prestatievlucht,

En terecht mag men u noemen

Overwinnaars van de lucht.

Deutschland, Deutschland, über alles.

Zingt dit nu maar op z'n best,

Want gij, Duitschers, deed de eerste,

Eerste vlucht van Oost naar West.

 

Maar wil dit toch niet vergeten,

Laat uw vreugde even staan,

En gedenk hen, die ook poogden,

Doch de dood zijn ingegaan…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 18 april 1928

 

(Herplaatst wegens misstelling op 17 april)

 

 

011 Het glazen oog

 

(Historisch)

 

Hetgeen waarvoor ik wederom

Uw aandacht wil gaan vragen,

Gebeurde in een groote stad

Met name Kopenhagen.

Een chauffeur, die roek'loos woest

Door straten had gereden,

Was na te zijn bekeurd in

Hooger Beroep getreden.

D'agent die hem bekeurd had

Zei met klem en pertinent:

"De chauffeur, die ik bekeurde

Was beschonken, President!"

En toen deze daarop zeide:

"Bewijs wat gij beweert"

Zei d'agent: "Wijl't linkeroog

Niet op prikkels reageert."

Maar 't mooiste van dit voorval

Kwam toen kort na dit betoog,

Toen beklaagde nuchter zeide:

"Ik heb links een glazen oog!"

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 19 april 1928

 

 

012 Ze beginnen weer

 

Weer is 't voorjaar aangebroken,

De tijd voor strijden is weer daar;

De burgeroorlog, grootste onheil,

Staat weer met z'n rampen klaar.

Noord en Zuid slaat weer aan 't Strijden,

Chang-tso-Lin en Chiang-Kai-Shek,

Pu-Fu tegen Klung-jan-Salie;

Van die namen word je gek!

Wordt de wereld dan nooit wijzer?

Is er dan nooit vreêd'op aard?

"Loop heen!" janken de Chineezen,

Vrede lap ik aan m'n staart!

Communisme viert hier hoogtij,

Nergens gaat die zaak zoo goed;

Groote steden gaan ten gronde,

En er vloeit onschuldig bloed.

Wie weet, hoelang het nog zal duren,

Dat deez' krijg heeft afgedaan,

En hoelang voordat een keizer

Op China's troon zal staan?!

Niet heel gauw zal dit gebeuren

In dat "helsche Hemelsch Rijk",

Want reeds sinds drie lange jaren

Staat daar vrede aan den dijk!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 27 april 1928

 

 

013 Kogelvlucht

 

Veel is er nu reeds gesproken

Van die vlucht van Oost naar West,

En ik vind het wel heel aardig,

Alles goed en alles best.

Maar ik heb nou wat gelezen

En dat is nog niet zoo flauw:

In een echte looden kogel

Ben je'r zeker nog zoo gauw!

Want een Duitscher wil beweren,

- Sander is zijn ware naam -

Dat hij een metalen kogel

Naar het Westen zal doen gaan.

Deze man wil die doen schieten

Van Europa naar "Far West";

 

Als je zooiets in je bol krijgt,

Dan begrijpt u wel de rest!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 28 april 1928

 

 

014 Het roode gevaar!

 

     Communisme

 

Nou, 't heeft er weer gespannen

In de Communistenzaak,

Arrestaties en complotten,

Sjonge, jonge, 't was raak!

In Japan is het begonnen,

Een complot werd daar ontdekt,

En in Eng'land en Litouwen

Is zooiets ook uitgelekt.

In nog menig' and're landen

Werd zeer duchtig "saamgezweerd",

En de Duce heeft onlangs nog

Weer een dure les geleerd.

Moskou regelt deze zaakjes,

Offert daarvoor menig duit,

Maar succes van deze moeiten

Blijft gelukkig meestal uit.

Toch blijft waakzaamheid geboden,

Communisme woekert voort,

En, helaas, in zeer veel landen

Werkt dit gif nog ongestoord.

Nu verkiezingsstrijd weer daar is

Komt dat zaakje hevig los,

Doch eenparig dit bestreden

Anders wint Moskou den "toss"!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 8 mei 1928

 

 

015 Verkeerd verkeer

 

Neen, dat vind ik toch niet aardig,

Dat is niet zooals 't hoort,

Het verkeer voor vreemdelingen

Wordt gewis hierdoor verstoord,

Polen, Russen en Chineezen,

Letten, Finnen en zoo meer,

Allen zijn zij goede klanten

Voor het vreemdeling'verkeer.

Al die vreemde vreemdelingen

Komen dan naar hier gezakt;

Zijn ze hier dan aangekomen,

Worden ze plots opgepakt!?

Zoo kan ik het wel begrijpen

Dat een vreemde het vertikt

Om in deze stad te komen:

Anders wordt hij opgepikt!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 9 mei 1928

 

 

016 Oranje boven!

(Naar aanleiding van een ingezonden stuk door zekere "Kiske van Brabant")

 

Wien Neêrlandsch bloed door d'aderen vloeit,

Wiens hart klopt fier en vrij,

Wie anti-patriottisch is,

Die zet dit lied opzij!

Wie zingt nou dit "lamlendig" lied?

Dat is toch ongehoord,

Want je begrijpt dat iedereen

Aan dit "Geuzenlied" zich stoort!

Onderwijzers en gij, ouders,

Leert dit lied uw kind'ren niet,

Want dat mogen zij niet zingen;

Dat is een "lamlendig" lied!

Vlaand'ren, Vlaand'ren, nogmaals Vlaand'ren,

Vlaand'ren, Vlaand'ren in 't quadraat

Vlaand'ren, Vlaand'ren, Vlaand'ren, Vlaand'ren!

Smijt Uw volkslied op straat!

Nederland moet nu voort' daav'ren

Van de "fiere Vlaamsche Leeuw";

Al zijt gij Fries of Hollander,

Ofwel Brabander of Zeeuw!

 

Och, gij, Kiske, man van Brabant,

Wat ben jij er hevig naast!

Wat is dat nu toch voor nonsens,

Die je hier de krant inblaast!

Zeker niet, het is geen zonde,

Dat je heil in Vlaand'ren ziet,

Doch wordt niet al té bombarisch,

Zeg toch zulke dingen niet!

Veel houdt gij ook van uw Brabant

Hieraan is ook niets miszegd,

Doch vervloek ook niet het "Oranje"

Zoo g'u aan iets anders hecht.

En waartoe was het toch noodig

Dat ingezonden branie-ding.

En waarom dat publiceeren;

Vecht het uit in eigen kring!

 

VOICI

 

 

Voici schreef "Oranje boven!" zoals hij zelf boven dit vers vermeldt vanwege het onderstaande artikel "Brabanders!" van Kiske van Brabant van de vorige dag:

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 8 mei 1928

 

 

Brabanders!

 

Vorige Zondag op 'n studentenvergadering in Den Bosch bleek weer eens voor de zooveelste maal ons gemis aan 'n volkslied. 't Ging er natuurlijk luidruchtig naar toe. De Blauwvoet deed voor 'n Bordeaux-vlieger niet onder en de leeuw Klauwde om er bang van te worden. En ook hoorde men 't plechtige Wilhelmus. Wat aanleiding gaf tot 'n heftig debat. Moet de Brabander 't Wilhelmus zingen? Men zwamde geweldig... Tot 'n verstandig iemand op de vraag, wat we anders moesten zingen, antwoordde: "'t Brabantsche Volkslied".

'n Brabantsch volkslied, daar hadden velen zelfs nooit van gehoord! En toch is er zoo'n lied! Werk van de priesters Donders en Hamers, resp. als dichter en componist: "Ik houd van m'n Brabant, m'n Brabant, 't Is er goei volk, goei volk..." Al jaren in de handel. 'n Lied, dat hoezeer 't er ook aanspraak op mag maken, toch geen volkslied is, want 't volk zingt het helaas niet.

Is 't niet diep te betreuren, dat we naast 'n Nederlandsch ook geen Brabantsch volkslied hebben? Zeker, 't Wilhelmus is nu eenmaal ons volkslied, en hoewel 't eigenlijk 'n Geuzenlied is, en we ons met de inhoud dan ook niet behoeven te vereenigen, kunnen we 't toch zingen om blijk te geven van ons Nederlander zijn. Maar daarnaast moeten we 'n echt Brabantsch lied hebben!

En dat kan men bereiken door 't te spelen op volksconcerten, door 't in jubelende klanken over de stad te doen galmen, naast 't Wilhelmus, naast "de Vlaamsche Leeuw". Dat kan men bereiken door op de scholen in plaats van Geuzenliedjes te laten zingen als "In naam van Oranje"... de kinderen in een frisch lied liefde te leeren hebben voor hun mooi roomsch Brabant met z'n "goei volk". Gij allen, die dit leest, doet wat in uw macht is, geef zelf 't voorbeeld, om 't volk 'n echt volkslied te geven; 't volk dat nu niets anders kent dan dat lamlendige "Wien Neerlandsch bloed" en jengelende straatdeunen als "How do you do", "We leven maar eene keer" en meer dan die fraaiigheden, ieder half jaar 'n ander.

 

Mijnheer de Redacteur, ik dank u vriendelijk voor de plaatsruimte,

KISKE VAN BRABANT

 

 

Natuurlijk reageerde Kiske van Brabant, ditmaal in heel vriendelijke bewoordingen, op "Oranje boven!", omdat duidelijk bleek dat Voici zijn artikel verkeerd uitgelegd had. Ook Initié en Frits deden nog een duit in het zakje, waarna Voilà op humoristische wijze Frits voor gek zette.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 10 mei 1928

 

 

"Naar aanleiding van 'n ingezonden stuk door zekere Voici."

 

Uw wraakoefening is juist gekozen, mijnheer Voici, maar niettemin slecht gelukt. Want behalve dat het natuurlijk mij en vele anderen met mij niet in hun meening doet veranderen, stelt 't u werkelijk in 'n allerbespottelijkst daglicht. 't Bewijst (vergeef me, dat ik vrijmoedig moet worden) dat u iemand is met weinig doorzicht en een poëtische smaak, die juist een eeuw achter loopt.

Informeer eens in ontwikkelde kringen, hoe de tegenwoordige 20ste eeuwsche meening is over "Wien Neerlandsch Bloed". Dan zult u hooren (maar dan beter uw ooren gebruiken dan u bij de lezing van mijn stukje uw oogen deedt) dat genoemd poëem 'n kunsteloos, futloos, bombastisch stuk werk is, bombastischer zelfs dan de pennevruchten van een zich noemende Kiske van Brabant. U zult dan hooren, dat 't geen recht heeft volkslied te zijn, dat slechts de melodie 't zoo lang staande heeft gehouden, dat 't als volkslied veruit voor 't Wilhelmus moet onderdoen en ook zeker op de duur hierdoor zal verdrongen worden.

En wilt u dan toch uw meening handhaven, mij best, kwestie van smaak, niet waar! Maar dat brengt u toch niet in de noodzakelijkheid mijn meningen af te breken en dat nog wel door voort te boomen op verkeerde conclusies, die u er uit trekt. U hebt de strekking van mijn betoog volkomen misverstaan. Vooreerst heb ik 't "Wien Neerlandsch Bloed" geen Geuzenlied genoemd, zelfs die titel is het niet waardig, hoogstens kan er het praedicaat "pappotlied" of iets dergelijks bij staan. Ook die Vlaanderen-tirade, die me aan ketelmuziek denken deed, had u gevoegelijk weg kunnen laten. Vlaanderen heb ik niet aangeroerd dan in deze zinsnede… "door het in jubelende beiaardklanken over de stad te doen galmen naast 't Wilhelmus, naast de Vlaamsche Leeuw." Lees 'm nog maar eens goed.

Dat ik de Vlaamsche Leeuw (die ik intusschen 'n bijzonder sympathiek personage vind) boven "Wien Neerlandsch Bloed" stel, zult u me, na 'n zóó duidelijke uiteenzetting van mijn meening, wel kunnen vergeven, naar ik hoop. En dat ik "Oranje vervloek", dat heeft zeker een of andere booze geest u in geblazen. Welke reden zou ik er toe hebben? U ziet mij geloof ik voor 'n heele mannetjesputter aan, maar heusch, mijnheer Voici, ik ben zoo'n vreedzaam en verdraagzaam personage!

Ten slotte: waarom dat publiceeren was? Niet om u aanleiding te geven tot uw muggenzifterijen, maar om wat er duidelijk in uitgedrukt staat: om een klein beetje bij te dragen tot de verspreiding van een Brabantsch volkslied. Heeft dit gisteren dus niet tot u mogen doordringen, dan weet u 't nu toch, en heeft tenminste mijn geschrijf misschien nog het goede resultaat, dat Kiske van Brabant althans één zieltje meer voor de goede zaak gewonnen heeft.

Intusschen geeft hij u nog de welgemeende raad u voortaan geheel te wijden aan uw "vaersjens" (die - eere wie eere toekomt - de laatste tijd aanmerkelijk verbeterd zijn) en hem, 't vreedzame Kiske, niet meer in de noodzakelijkheid te brengen, zij 't dan slechts met de pen, z'n evennaaste verdriet te doen.

 

Welterusten, mijnheer Voici!

 

KISKE VAN BRABANT

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 10 mei 1928

 

 

(Opgedragen aan baasje Voici)

 

Ventje met je korte broekje,

dat je rijmen wilt is goed,

maar wij hopen dat je 't voortaan

nooit meer in de kranten doet.

Houdt je oeuvres voor je zelve,

schrijf ze desnoods op een buil

maar maak er in vredesnaam toch

nooit meer d'N.T.C. mee vuil!

't Dagblad is voor groote menschen,

Kortbroek denk daar toch eens aan.

Stel je voor, dat alle kleuters

in de krant aan 't rijmen gaan!

Al denk je jezelf een grapjas,

't Groot publiek vindt j'een "ouw' bet"

zelfs al had je, quasi-lollig

'n wijze nos-muts opgezet.

Staak je rijmen een paar eeuwen

anders maak je ons nog ziek.

Wat je óók kunt doen…: rijm enkel

voor de "Kindertjes-rubriek".

 

INITIÉ

 

 

Me. Voilà - Uw bijdrage is voor opname niet geschikt.

Red. N.T.C.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 11 mei 1928

 

 

Beste heeren Voici en Voilà

 

Nu de dames onzer dagen

Denken steeds aan dun en dik,

Graag hun beenen zagen zwelle

Als 'n ronde boerenmik;

Nu de heeren broeken dragen

Die wel lijken opgepompt

En de vroeg're lange pijpen

Tot de knie zijn afgestompt;

Kijk, nu zijn 't de "wijze" mannen

Die hun beenen gaan bezien,

Of ze wel zoo'n dikke hebben

Als hun lieve Fien of Trien.

Kletse gaan z' en flauwe kullen

Als meneer Voici, Voilà;

Om hun kuiten op te vullen

Tot ze bersten gaan; bah, bah.

Zweeg toch maar 'ns ooit die snater,

't Is toch waarlijk niet te vroeg,

Elke regel is 'n flater

En "de pin" is lang genoeg.

 

FRITS

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 14 mei 1928

 

 

Naar aanleiding van het kunstgewrocht des heeren Frits, voorkomende in de N.T.C. van Vrijdag 11 Mei, voel ik mij gedrongen hem te zeggen dat ik 't bezigen van mijn pseudoniem (Voilà) dat noodzakelijkerwijs in bedoeld kunstgewrocht moest voorkomen, en waardoor ik mij tot op zekere hoogte gevleid gevoel, kan billijken.

 

Frits, wat had je toch te zeggen

In je rijmel-kunstgewrocht?

Uit met duidelijker woorden

Wat j'er mee te zeggen zocht.

Wat bedoel je met die kuiten

Die aan 't zwellen moeten gaan?

En als 't kan wil je dan zeggen

Wat Voilà je heeft misdaan?

Maar 'k begrijp het wel zoo'n beetje:

Je had mij noodig, mij "Voilà",

't Is het éénigst woord wat je kon vinden

Rijmende op je "bah-bah"!

Wat kun je toch goed critiseeren,

Wat heb je toch een flinke bol,

Alléén maar moet je die eens vullen

Want helaas, die bol blijkt hol!

 

VOILÀ

 

 

Bijna twee maanden later volgt dan het slot van deze toch wel vermakelijke ingezonden-stukken-serie.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 11 juli 1928

 

 

Brabant!

 

Sta me toe, u, geachte lezers, 'n klein, alledaagsch gevalletje te verhalen, wat ik zelf beleefd heb. 'k Kwam nl. dezer dagen door de St. Jozefstraat toen ik een jongen het hier ter stede helaas slecht bekende lied: "'k Houd van mijn Brabant" hoorde fluiten. Verwonderd ging ik naar den jongen toe en vroeg hem waar hij dat geleerd had. En wat bleek? Ergens op een dorp, wat wij, stadsche Tilburgers, een negerij zouden noemen!

Tilburgsche onderwijzers, die toch vrij zijt in uw zangonderwijs, leer uw kinderen toch ook dat schoone lied en zooveel andere Brabantsche verzen. En ook: als ge er 'n vertelkwartier op na houdt, vertel ze dan 'ns wat van de geschiedenis van hun schoon geboorteland, in plaats van hen van Piet Hein en Floris V 'n geheel verkeerden indruk te geven.

U, Kiske van Brabant, dank ik voor uw schrijven van enkele maanden geleden.

 

SPECTATOR

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 12 juli 1928

 

 

Nogmaals: Brabant!

 

Ik kan niet nalaten langs dezen weg mijn waardeering en dank te betuigen voor 't streven van Spectator en met alle klem zijn betoog te onderschrijven. Om de kennis van en de liefde voor Brabant te bevorderen is inderdaad de lagere school de aangewezen weg, evengoed als dat bv. geldt voor Esperanto. Zoo leerde ik in mijn schooltijd - die nog niet zoo heel lang voorbij is - allerlei geschiedkundige wetenswaardigheden, waarin het woord Staats-Brabant 'n rol speelde. Veel meer dan de naam kwam je echter niet te weten.

Wat dat woordje Staats-Brabant inhield, hoe de arme boerkes en weverkes uitgezogen werden, én door de Hoogmogenden in Den Haag met hun onmenschelijk hooge belastingen, én door de protestantse parasiet-ambtenaren, die zich hooge bedragen aan steekpenningen lieten toestoppen, waarvoor ze dan oogluikend een godsdienstoefening ongehinderd lieten; van dat alles hoorde je niets. En nu mag men wel als argument daartegen aanvoeren, dat bij 'n kind geen haat opgewekt of aangewakkerd dient te worden tegen hun boven-Moerdijksche landgenooten, maar dan zou men konsekwent alle oorlogen onvermeld dienen te laten, en zou 't heele geschiedenisonderwijs wel opgedoekt kunnen worden. Al zijn die tijden gelukkig voorbij, daarom mag 'n Brabander nog gerust weten, wat z'n voorouders weleer van hun eigen landgenooten te verduren hadden, evengoed als hem ingepompt wordt, welke euveldaden deze laatsten van de Engelschen en Franschen te lijden hadden.

Of neem nu maar 'ns Floris V. Met hem noemt Spectator 'n frappant voorbeeld. Op veel katholieke scholen wordt nog geleerd, dat Floris V ó zoo goed voor de Kennemer boeren was, en voor dit schoone princiep ó zoo veel te verduren had van de laaghartige v. Velzen c.s. en tenslotte op gruwelijke wijze door hen vermoord werd. Gaat men echter Vondels Gijsbrecht van Amstel lezen, dan komt men over dit heerschap - ik bedoel Floris V - wel tot eenigszins andere gedachten. Bovendien blijft 't altijd eigenaardig, hoe, waar hij zoo'n voorvechter was voor de 3de stand, de Vlaamsche boeren, die destijds de groote strijd om hun rechten streden, in hem de heliaart, 'n vijand vonden.

En dan dat zingen! In naam van Oranje, Geuzenlied in 't kwadraat, Piet Hein, verheerlijking van een laaghartige roof, dat alles zingen ze nog net zoo smakelijk of ze 't meenen, 'n Brabantsch liedje of een liedje van René de Clercq bv., welnee, Wien Neerlands Bloed is ook veel mooier.

 

En zoo zou men nog 'n heele krant vol kunnen schrijven. Nogmaals, gij allen in wier macht 't ligt ook maar iets voor Brabant te doen, laat 't niet na!

 

Spectator, hauw-doe!

 

KISKE VAN BRABANT

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 13 juli 1928

 

 

Aan Voici

 

Maar Voici. Is dat de uitwerking van 't schrijven van Initié: "Ventje met je korte broekje". Ik had toch gedacht, dat u meer vrucht zou trekken uit de raad van 'n oud en verstandig mensch, wat ik vermoed dat Initié is, en was.

Ik voor mij geloof, dat de zaak deze is: u meent aan de menschheid verplicht te zijn hen af en toe op 'n "poëtische ontboezeming" van u te vergasten. U weet misschien niet wat 'n ergernis deze "vaersjens" (zooals Kiske van Brabant ze betitelt) geven, en in wat 'n bespottelijk daglicht u zichzelf stelt. 'n Dichter ben ik niet, 'n letterkundige evenmin, maar toch weet 'k wel, of 'n vers goed is, of wanneer 't rijmelarij is. En tot dit laatste kwam 'k gisteravond (11 Juli). En toen kreeg 'k zoo de gedachte, die 'k in 't begin al uitgedrukt heb.

Beste Voici, wordt nu toch eindelijk 'ns wijs. Als je 't niet op mijn raad doet, doe 't dan terwille van zooveel anderen. En anders "dicht" jij voortaan de missieversjes uit 't "Roomsch Leven".

     Bij … en … was 't feest

     En allen waren blij van geest

     Hierbij zes kwartjes

     voor de arme zwartjes.

Op zoo'n manier.

 

Nu Voici, tot 'k weer 'ns wat van je hoor. Niet dat 'k er naar verlang…

 

SPECTATOR

 

 

Voici heeft gelukkig de raad van Spectator niet opgevolgd. Maar liefst 355 versjes van hem verschenen hierna nog in de NTC, tot vermaak van velen.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 9 mei 1928

 

 

017 Modern verkeer

 

Een klein baby-vliegmachientje

Van een Rotterdamsche heer

Daalde Zondagavond laat nog

In de buurt van Tilburg neer.

Door benziengebrek gedwongen

Was deez' landing vlot gedaan,

En toevallig kwam er tevens

Langs de weg een auto aan.

"Kunt u mij misschien ook helpen,

Ik heb geen benzine meer;

Slechts tien liter is voldoende",

Vroeg de vliegende mijnheer.

De chauffeur verkocht tien liter,

En de vlieger kon weer gaan;

En hiermee was heel 't zaakje

Binnen 't kwartier gedaan.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 10 mei 1928

 

 

018 Annexatie?

 

Er zijn annexatieplannen

Naar men mij zoo juist vertelt:

In de Raad van morgenavond

Wordt annexatie voorgesteld.

Het stationspark moet verkleinen,

In belang van het verkeer;

Och, dat lieve tulpenparkje

Dat zoo mooi staat bij dit weer.(!)

Moet hiervan een stuk verdwijnen?

Och, dat zou toch jammer zijn;

Moet dat park nog in gaan krimpen?

En het is toch reeds zoo klein!

Gij, die hierin moet beslissen,

Die hier verkeersbelang in ziet,

Wilt dit dingske niet berooven,

Het is niet noodig, doet het niet!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 26 mei 1928

 

 

019 Pinksteren

 

Weer zijn daar de Pinksterdagen

In de lieve schoone Mei.

Men benut nu deez' vacantie,

Ieder neemt twee dagjes vrij.

Moeders trekken nu naar buiten

Met hun kinders aan de hand;

Alles gaat in deze dagen

Uit de stad naar 't platteland.

Autotochtjes gaat men maken

En men tuft langs bosch en hei,

En de zon (als ze wil schijnen)

Maakt ons opgewekt en blij.

En men fietst langs Neêrland's wegen,

Heele zwermen achtereen;

Men spaziert in deze dagen,

Alles is nu op de been.

 

Maar dan Dinsdag in de kranten:

Ongelukken bij de vleet,

En men zal weer veel betreuren,

Och, wat zijn die dagen wreed…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 30 mei 1928

 

 

020 De onderbroken vlucht

 

Hé, dat vind ik nu echt jammer

Wat ik daar weer heb gehoord:

d'Internationale vliegtocht

Van van Lear Black is verstoord.

Boven d'Afrikaansche wouden

Werd het toestel plots onklaar,

Gevaarlijk was 't door te vliegen

Want de vleugels deden raar.

Jammer dat dit juist gebeurde,

Alles ging tot nu zoo goed,

En men was zoo ver gevorderd,

Geysje was vol goede moed.

En nu moet die groote vogel

Van de K.L.M. naar huis,

Maar niet lang blijft Black beneden

Want hij voelt zich daar niet thuis!

Gauw zal hij wel weer gaan vliegen,

In de lucht tot elke prijs,

Nou, ik voor mij, ik wens hun

Wederom een goede reis.

 

VOICI