CUBRA

thachterberg.jpg (2844 bytes)

INHOUD ACHTERBERG

INHOUD HAANS

TEKSTEN

AUTEURS

AUDIO
SPECIAAL
BRABANTS

HOME

KUNST
FOTOGRAFIE

Print deze Pagina

Ad Haans - Over de gedichten van Gerrit Achterberg


Gedichten van ‘Eiland der ziel’ geopend (1) 

De dichter Gerrit Achterberg staat bekend als een ‘moeilijk’ dichter. Men noemt zijn gedichten vaak hermetisch, gesloten. Het is alsof bij Achterberg de betekenis van het woord ‘gedicht’ afgeleid is van het werkwoord ‘dichten’ in de zin van ‘dicht maken’. In deze aflevering van Leydraden open ik een rubriek waarin ik een aantal gedichten uit de bundel Eiland der ziel van een bespreking zal voorzien. De bedoeling van die besprekingen is om open te maken wat dicht is.

EILAND DER ZIEL

Eens stond uw adem in mij stil

en mijn bloed onder uw hartslag;

uw borsten waren sterk, een wil

waarover mijn donker hart lag.

 

Alleen de helle wendingen der ogen

vingen het vuur der over-ogen:

een vierend registreren

van ogenblik tot eeuwigheid in het gemoed

en van elkanders eigenheden zoet -

aandachtig accepteren.

 

En in een alom wervelend verliezen

van bloem en zon en horizon

stegen uw stille zielekimmen

blauw aan het hart rondom..

*

De belangrijkste biologische functies van twee lichamen, de ademhaling en de bloedsomloop, zijn verstrengeld. Het gedicht spreekt van uw adem, die stilstaat in mij, en van mijn bloed, dat hetzelfde overkomt onder uw hartslag. De adem stokt en het bloed schijnt stil te komen staan. Welk verschijnsel is bij verstrengelde lichamen zo adembenemend en bloedstollend als het orgasme, dat vanwege deze ervaringen wel ‘de kleine dood’ wordt genoemd? Dit gedicht brengt ons in de eerste twee regels midden in het gebeuren en in de erop volgende regels wordt het ‘scenario’ nader uitgewerkt, niet alleen in het lijfelijke maar vooral in het psychische.

Hij voelt haar sterke borsten onder zich. Zij zijn als symbolen van haar sterke wil, haar krachtige persoonlijkheid. Daarover ligt zijn donkere hart. Zijn hart is donker. Wat wil dat zeggen? In duisternis regeert het kwaad en dreigt het gevaar. Daar zijn strevingen die het daglicht niet verdragen, daar ontbreekt het licht van de hoop. In het gedicht Licht, dat ongeveer in dezelfde tijd moet zijn ontstaan als het bovenstaande, zien we ook die tegenstelling tussen het hemels vrouwelijke en het duister mannelijke:

LICHT

Gij stondt met een hoog hopen

tegen mij aan.

Ik was het zelf die stond

tegen uw hopen aan.

 

O, dat in deze zuivere waan

zo grote eerlijkheid beleefde

het bloed en dat het blinde weten

voortaan

alleen het ene licht blijft zien

sluimerend in uw hart voordien.

(Afvaart, 35)

 

In het hart van de vrouw heerst het licht van het hoog hopen, van de zuivere waan en van de grote eerlijkheid. In de man is daartegenover slechts het bloed en het blinde weten. De duistere hartstocht van de man (bloed) en zijn dierlijke instincten (blinde weten) hebben het licht dat in de vrouw is dringend nodig. De man biedt geen steun aan de vrouw, maar leunt tegen haar aan. De vrouw is de sterke, de draagster van het licht, de Beatrice. Zo ook in het onderhavige gedicht waar het donkere mannenhart een schaduw werpt over de sterke vrouwenwil. In de hoofse liefdeslyriek is vanaf Dante en Petrarca de vrouw de sterke, de hemelse, de ‘godesse’ of ‘voochdesse’ die superieur is aan de mannenziel.

In de tweede strofe van Eiland der ziel zien we de flitsende ogen in volle aandacht voor elkaar om de diepste zieleroerselen tot in de kleinste details te kunnen registreren. En deze registratie is een feestelijke, een triomfantelijke. Het is een vierend registreren van triomfen in het diepst van de ziel. De zielen juichen om het feest van het lichaam, het feest van het ogenblik, dat reikt tot in het eeuwige en dat niet anders wil dan vereeuwigd worden. Tevens hebben de ogen een diepe en accepterende aandacht voor de eigenheden van de ander, voor dat typisch andere in de belevingen van lijf en ziel, zoals dat vooral in de ogen te lezen is.

En in de stijgende zaligheid van het moment, in die bijna mystieke extase die aangeduid wordt met dat ‘wervelend verliezen van bloem en zon en horizon’ vallen haar ogen dicht en verwijlt hij met zijn aandacht bij haar zielekimmen, bij de horizonnen van haar ziel. En hij ziet deze zielekimmen stijgen, ‘blauw aan het hart rondom’. Dit raadselachtige blauw dat met de alom aanwezige weelde van het hart te maken heeft, is ook in een ander erotisch gedicht van Achterberg aanwezig, namelijk in het veel latere Sexoïde (uit de bundel Cenotaaf van 1953), waarin de regels voorkomen:

.......

Na enkle diepe schokken doet zich blauw

Gelukkig licht bij haar naar binnen drijven.

 

Sperma en sterren zilveren dooreen.

De hemel valt met vlagen door ons heen,

En laat mij in mijn beenderen alleen.

 

Ongelooflijk, hoe de taaltovenaar Achterberg het onzegbare onder woorden weet te brengen.