CUBRA

thachterberg.jpg (2844 bytes)

INHOUD ACHTERBERG

INHOUD HAANS

TEKSTEN

AUTEURS

AUDIO
SPECIAAL
BRABANTS

HOME

KUNST
FOTOGRAFIE

Print deze Pagina

Ad Haans - Over de gedichten van Gerrit Achterberg


Gedichten van ’Eiland der ziel’ geopend: De Bruid zingt

In Leydraden 37 besprak ik het gedicht Zomeravond, dat Achterberg in 1936 publiceerde. Nu vraag ik uw aandacht voor De bruid zingt, het gedicht dat Achterberg tegelijk met Zomeravond aan de samenstellers van bloemlezing ‘Spectrum’ had aangeboden, maar dat door dezen was geweigerd, waarschijnlijk omdat ze het te erotisch vonden. Het gedicht gaat over een bruid die haar lichaam heeft prijsgegeven en in die totale overgave extatisch begint te zingen.

DE BRUID ZINGT

Ik heb mijn lichaam prijs gegeven,

en prijsgegeven zal ik zingen

de nooitgekende sidderingen,

waarmee de ziel het bloed

binnenvoer en voorgoed

mijn lichaam dansen doet,

mijn lippen kussen doet,

mijn handen strelen.

O dalen zonder vallen, zó verheven,

dat men op alle bodem engelen ontmoet.

O vallen en verworden, zó om ‘t even,

dat men zich van zich zelve gans ontdoet.

O vinden van een nooit gevonden leven,

tussen zichzelve en de engelen begroet.

Ik weet dat hier de dood mee is gemoeid.

Maar des te meer ontbloei ik van de vele

uitstortingen van vrede en van leven:

dit is het grote voorspel, het is goed

voor u te zijn geboren, mijn beminde,

die ik zich in mijn lichaam voel bevinden.

*

De bruidszang, die eigenlijk geen echte zang is, gaat over de orgastische extase die gepaard gaat met de totale uitlevering van lichaam en ziel. De ‘ik’ in de eerste regel is de zingende bruid, niet Achterberg. We noemen dit een vorm van indirecte lyriek: de dichter verschuilt zich achter een personage. De bruid zegt dat ze haar lichaam heeft prijsgegeven en dat ze in die toestand zal zingen: ‘de nooitgekende sidderingen,/ waarmee de ziel het bloed/ binnenvoer...’. Ze zál zingen, zegt ze. Ze kan kennelijk niet anders. En wat ze zingt zijn ‘nooitgekende sidderingen’. Let wel, ze zingt niet óver de nooitgekende sidderingen; er staat: ze zingt de sidderingen. De sidderingen zelf zijn haar lied. Haar zang is orgastische extase.

Prijsgeven betekent ‘afzien van’, ‘ter beschikking stellen’, ‘offeren’. Oorspronkelijk betekent het ‘als buit afstaan’. De bruid heeft haar lichaam als buit afgestaan, geofferd aan de man die het begeert. En na dit ‘offer’ heft ze de lofzang aan van de ‘nooitgekende sidderingen’ waarmee dit liefdevolle prijsgeven gepaard ging. Het waren de sidderingen waarmee haar ziel ‘haar bloed binnenvoer’. Wat een ongelooflijke metafoor maakt Achterberg hier: de ziel vaart het bloed binnen, zoals een schip de haven binnenvaart. De liefde die in haar ziel was en waarmee ze haar lichaam onvoorwaardelijk had uitgeleverd, ‘voer haar bloed binnen’ en deed haar ‘lichaam dansen’, haar ‘lippen kussen’, haar ‘handen strelen’. Niet de lichamelijke liefde bracht de zielsliefde teweeg, maar omgekeerd: de ziel voer het bloed binnen, d.w.z. bracht het lichaam in extase. Ziel en lichaam waren volledig met elkaar in harmonie.

In de extase wordt de bruid overstelpt met paradoxale gevoelens: het gevoel van een ‘verheven dalen’, van dalen én stijgen, van dalen naar een bodem en verheven worden tot ontmoetingen met engelen. Het gevoel van dalen hield nog geen vallen in, maar nu gaat dat wél komen. Ze krijgt de sensatie tegelijkertijd te vallen én te verworden, uiteen te vallen dus, te desintegreren tot niets. In de totale overgave ontdoet ze zich van zichzelf. Niet alleen haar lichaam is nu prijsgegeven, ze geeft ook zichzelf prijs, haar hele zelf, haar hele individualiteit en identiteit. En dit zelfverlies is haar om het even. Ze verwordt, ze gaat op in het grote Niets. Zo heeft de middeleeuwer Eckhart (1260-1327) de mystieke opvlucht naar God beschreven. Zo zag Ruusbroec rond 1350 in Die chierheit der gheesteliker brulocht het doel van de ontlediging van de ziel. De erotische extase die Achterberg hier zo meesterlijk verwoordt, is een mystieke extase, waarin een nieuw soort leven wordt gevonden, een hoger leven ergens tussen het eigen leven en dat van engelen in.

De bruid weet dat ‘hier de dood mee is gemoeid’, zegt de dichter. Of liever, dat laat de dichter haar zelf zeggen. Ze weet dat dat nieuwe leven ook een sterven betekent. De oude mens sterft aan de nieuwe. Elke echte overgave, elke mystieke ervaring is tegelijk geboorte en dood. Achterberg verwijst hier naar de christelijke paradox van ‘sterven doet leven’. Het is het verhaal van de graankorrel die moet sterven in de aarde om nieuw leven voort te brengen, het verhaal van Christus ook, die eerst moest sterven, om daarna verheerlijkt te verrijzen. Deze paradox is de kern van het christendom. Ze is gestold in het symbool van het kruis, dat ‘pictogram’ van het christelijke offermotief: sterven aan jezelf om een hoger leven te bereiken. Hoe meer ik van mezelf prijsgeef, zegt de bruid, ‘hoe meer ik ontbloei’. De bruid ervaart in het diepst van haar ziel ‘uitstortingen van vrede en van leven’. Ze voelt dat deze extatische overgave ‘het grote voorspel’ is van iets nog veel groters.

Deze totale overgave in de liefde is dus nog maar een preludium, waarin zich iets veel geweldigers aankondigt, aldus Achterberg. Wat zou dat veel geweldigere kunnen zijn? Het is natuurlijk niet het huwelijksleven dat na de ‘bruidsnacht’ komt, want dat kent, zoals alle vormen van leven hier op aarde, naast de extatische ook vele teleurstellende en frustrerende momenten. Nee, dat veel grotere spel dat op dit ‘voorspel’ zal volgen en dat een nog veel onverbiddelijker overgave zal eisen, dat kan niets anders zijn dan de dood. De dood is onze uiteindelijke val, onze uiteindelijke verwording en onze definitieve overgave. Het orgasme is slechts ‘een kleine dood’.

De jonge, van het christelijke gedachtengoed doordrongen Achterberg is ervan overtuigd: na ‘de grote dood’ zal alles nieuw zijn, glorievoller en stralender dan zelfs in dit extatische voorspel voorvoeld kan worden. En daarom, zegt de bruid, is het goed te zijn geboren. Daarom is het goed voor u, beminde, te zijn geboren, zo zingt ze. Ze is geboren voor hém, om zich aan hem geheel over te kunnen geven. Pas in de slotregel blijkt, dat Achterberg de bruid laat zingen, terwijl de geliefde zich in haar lichaam bevindt. De bruid voelt de beminde zich ‘in haar lichaam bevinden’. Het zal wel vooral deze laatste regel zijn geweest die de bloemlezers heeft doen terugschrikken voor publicatie. Het kan niet anders of Achterberg moet dit onbegrijpelijk hebben gevonden. Hij had immers niet, zo zagen we in een van de vorige besprekingen, zo’n antenne voor de scrupules van anderen.

Achterberg moet de afwijzing van De bruid zingt des te absurder hebben gevonden, omdat naast de erotische interpretatie ook zo overduidelijk een puur mystieke zich aan de lezer opdringt. Niet alleen in de bruidsnacht is totale overgave vereist, maar gedurende het hele leven. Iedere dag opnieuw dienen we te sterven aan onszelf in liefdevolle toenadering tot de ander. Hoe moeilijk dat is, heeft Sartre verwoord in dat prachtige aforisme uit zijn toneelstuk ‘Huis clos’: "L’enfer sont les autres". Hels moeilijk dus. Niet alleen in de westerse christelijke wereld heerst de overtuiging dat we voor het ware geluk onze egoburcht moeten verlaten, ook in de oosterse contemplatieve tradities vinden we haar terug. In het boeddhisme is de ‘verlichte mens’ diegene die zijn egocentrisme volledig heeft overwonnen en die zich vervolgens in compromisloos mededogen toewendt naar alles wat leeft.

In de christelijk-mystieke lezing van het gedicht De bruid zingt is God zelf ‘de beminde’, wiens aanwezigheid door de mysticus lijfelijk wordt gevoeld. De mystieke extase is de extase van de vereniging met God, of, in minder christelijke termen: het doordrenkt zijn van absolute liefde. Het is de extase van egoloosheid, van wat de dichter Bloem in zijn prachtige opstel over ‘het verlangen’ noemde: ‘het buiten zichzelf getreden zijn’. De extremist die Achterberg in wezen was, ook in het religieuze, heeft deze tweede mystieke interpretatiemogelijkheid ongetwijfeld mede bedoeld. Voor hem was leven uiterst intensief leven, dus niets minder dan jezelf prijsgeven tot de dood toe, zoals Christus had gedaan.