Gedichten
van dialectschrijvers uit Tilburg en omstreken voor het
eerst verzameld
Het lelijkste Brabants dat er
bestaat?
Veel Tilburgers kunnen het nog meezingen: ‘Ik zie oe daor zo
gèère ligge, Tilburg waor ik geboore ben.’ De tekst werd
geschreven door Piet Heerkens, die op Korvel werd geboren.
Hij werd missionaris in Nederlands-Indië maar moest om
gezondheidsredenen vroegtijdig terugkeren en ging
dialectverzen schrijven. In zijn eerste bundel, D’n Orgel
(1938), nam hij de tekst op die door zijn broer Leo op
muziek werd gezet, en die uitgroeide tot ‘het volkslied van
Tilburg’. Veel mensen, schreef Heerkens, vinden het
Tilburgs ‘het lelijkste Brabants dat er bestaat’, maar hij
wist wel beter: ‘Ge moet meschien ’n jaor of tien in de
vremde laande zijn geweest om te vuulen hoe gelogen of dè
dè-d-is!’
De bekendste opvolger van Piet Heerkens was Cees Robben, de
tekenaar die ook dichter was en die vooral in de jaren ’50
en ’60 zijn prenten vaak vergezelde van lange verzen. Veel
daarvan is in boekvorm verschenen, maar dat kan niet gezegd
worden van het werk van zijn tijdgenoot Michel van de Ven,
die onder de schuilnaam Lechim vijfentwintig jaar lang in de
Tilburgse Koerier wekelijks een humoristisch dialectvers
schreef. Niets daarvan is in boekvorm verschenen. Aan een
gedicht van Cees Robben is de titel ontleend van wat de
eerste bloemlezing met dialectgedichten is, door Ed
Schilders samengesteld uit vele bronnen: ‘Ik praot nie
frêet’. Net als bij Heerkens staat bij Robben de taaltrots
voorop: ‘Ik praat niet deftig’. In de bloemlezing is werk
opgenomen van 22 dichters. Naast Tilburg zijn ook Goirle,
Oisterwijk, Moergestel, Hilvarenbeek, en Udenhout
vertegenwoordigd. Piet Heerkens heeft zijn zin gekregen.
Geen enkele dichter schaamt zich tegenwoordig voor ‘het
lelijkste Brabants’. Integendeel. In de bundel staan ook
bijdragen van drie Tilburgse stadsdichters: Jace van de Ven,
Frank van Pamelen, en Esther Porcelijn. Geen van de drie is
in Tilburg geboren, maar alle drie hebben ze de poëzie in
het Tilburgs herkend en omarmd.
Ik
trek ’t leste sprintje aon
En dan
krèèg ik de “kiss”!
Vur
mèn bende de chef d’équipe
Gij
zèèdt mèn ronde miss.
As wij
vanaovend saome zèn
Is
alles wir zôo ast was
Dan
zet ik ’m in z’n grôot verzet
En
maok ik bij jou sur place!
(Uit:
‘Liefdesgedichtje van unne wielrenner’, Jan van Rijthoven;
foto: Regionaal Archief)
|