Witlof With Love
Ongeveer twaalfhonderd
Tilburgers hebben er een: een volkstuin op een van de
dertien complexen die de stad momenteel rijk is, waar ze
naar believen groenten, fruit, of bloemen kunnen telen en
kweken, en waar tegenwoordig zelfs bijenhouders worden
gesignaleerd. Maar dat zijn er niet genoeg. De wachtlijsten
worden weer langer in deze tijd van biologisch verantwoorde
land- en tuinbouw, en het streven naar meer groen in de
stad. De Overkoepelende Vereniging Van
Amateurtuinverenigingen Tilburg (OVAT) bestaat in 2015
twintig jaar, en dat was voor de Tilburgse journalist Jeroen
Ketelaars de aanleiding om zowel de actuele stand van zaken
als de nooit eerder beschreven geschiedenis van het
volkstuinieren vast te leggen.
Die geschiedenis begint in
1942 onder druk van de toenemende voedselschaarste in de
oorlog als in het Leijpark de eerste volkstuin met steun van
de gemeente geopend wordt. Ketelaars beschrijft de soms
moeizame relatie tussen de volkstuinders en de overheid: het
gebrek aan beschikbare grond en de vele verhuizingen die
sommige tuinen doormaakten als de gemeentegrond een nieuwe
bestemming kreeg. Maar vooral de geneugten van het leven en
werk ‘op de tuin’ komen ruimschoots aan bod: voor de meeste
tuinders zijn hun perceel en huisje ook een oase van rust en
soms een vakantiehuisje. In de jaren ’60 en ’70 neemt de
vraag naar grond toe als gevolg van de tuinloze hoogbouw,
gedurende de afgelopen decennia hebben ook de tuincomplexen
een multiculturele samenstelling gekregen. Daarnaast schenkt
Ketelaars aandacht aan enige markante personen, zoals de
legendarische ‘groene’ frater Silvius, volkstuinvriend
wethouder Baggerman, en volkstuindichter Piet van Beers, die
zijn eerste bundel ‘With Love’ noemde, te lezen als
‘Witlof’.
Niet dertien maar veertien
tuinen, zegt de titel, want in 2016 zal in de Reeshof, na
jarenlang onderhandelen met de gemeente, een nieuw complex
de poort openen. |