CuBra
Inhoud Roothaert
Home
Auteurs
Deze CuBra-website kwam tot stand onder redactie van Ed Schilders en Frans Walch
Copyright 2007 Paul Tensen Stichting & Stichting CuBra

Mr. A. Roothaert

Die Verkeerde Weereldt - 13

Volledige roman van Anton Roothaert - Elke donderdag een nieuw hoofdstuk

. . . . oock was Mr. Laurens hier geweest ende mette

regeerders ghesproocken off men hadde connen

accorderen met Mr. Geraert, als pastoor, over syn

jaerlixe gagie....

Opten 23 Juli syn genade den heer van der Horst, de

regeerders, pastoor, custer, etc. voer het rencontre

gehadt metten predicant alhier, visiteeren over de

glasen uyt het huys, informatie nemen als andersints,

den geheelen dach tsamen verteert, beloopt volgens

die annotatie van myn huysvrouw 12 gld. 6 st.

De kapel op Den Grootenberg hebben ze niet kinderachtig aangepakt.

Met man en macht is eraan gewerkt, van de vroege morgen

tot de late avond. Veel boeren zijn met hun eigen werk achterop.

Het groot volk van Deurne heeft het voorbeeld gegeven: de Colens,

Jacobsen, Baeckermansen, Ruttens en te veel om op te noemen.

De voorschepen Van den Boomen, die toch al niet veel te missen

heeft, is zeker nog een paar pond lichter geworden. Dielis Vogel

heeft voor architect gespeeld en het gebouw heeft het uitzicht

gekregen van een groot, stevig boerenhuis. Als de zon erop schijnt,

ziet ge van uren in de rondte het verse strodak als een helgele

vlam op de vlakte. Het was een hele aanpak, zo ver van het dorp,

maar het geluk en het schoon weer hebben meegewerkt, zodat het

nieuwe Godshuis reeds op Sint Japiksdag kan worden ingewijd.

Dan is de pastoor van gemeentewege een clandestiene bezoldiging

toegekend. De schout heeft het balletje opgeworpen, maar overigens

was hij wijs genoeg om Laurens de Lou deze wetsverkrachting te

laten uitwerken. Geraerd heeft laten weten, dat hij met een klein

beetje tevreden was en dat hij wel zou zien de eindjes aan elkaar

te krijgen. Zo is naar het eigenhandig project van mijn Heer

Scholtis een geheim fonds opgericht, waaruit aan Meester Geraerd

jaarlijks honderd gulden worden uitgekeerd. Dit bedrag zal door

de borgemeesters bij beetjes worden toegevoegd aan de rekeningen

der gemeentemeesters *) over zogezegde openbare werken. Laat

 

*) De gemeentemeesters, twee in getal, zijn onze directeuren van Publieke werken

120

 

 

de geus dan maar eens nagaan of het herstellen van een brug,

de verbetering van een weg, veertig dan wel zestig gulden heeft

gekost. Komt het borgemeestersambt in verkeerde handen, zoals

dat vorig jaar het geval was met Lammert Colen, dan moeten de

gemeentemeesters de som zelf maar zien te smokkelen en rechtstreeks

aan de pastoor uitbetalen. Want gemeentemeester is een

volkomen onpolitiek en technisch ambt, dat geen aandacht trekt en

altijd in handen is van vertrouwde Deurnse mensen.

Voor alle zekerheid hebben de kerkmeesters daarenboven besloten

voortaan een communicantengeld te heffen. Voor Deurne is het

jaarlijks een schelling en voor Liessel 5 stuiver. Meer kunnen ze

bezwaarlijk vergen, want dit is de prijs van een daghuur-met-kost

en voor arme mensen moet uit zes daggelden de Zondag geboren

worden. Hoop-en-al beurt Geraerd nu jaarlijks een dikke 300

gulden. Het is de hele wereld niet en de regeerders waren er een

beetje verlegen mee, maar hij toonde zich ten zeerste content en

dacht nog over te houden.

Intussen laat Otto de Visschere niets onbeproefd om een draaglijke

verstandhouding te scheppen tussen de autoriteiten van de

121

 

heerlijkheid, in het bizonder tussen pastoor en predikant. Tot

dusver heeft hij van Huysinghius nauwelijks antwoord gekregen,

wanneer hij de pastoor prees als een geleerd en beminnelijk jongmens

van goeden huize. Slechts eenmaal heeft de predikant gevraagd,

met welk recht deze „pretense" pastoor in het dorp verbleef

niettegenstaande het heilzame plakkaat van de 16de Juni...

O, had deze man inderdaad een paspoort? Zo — zo!

Uit de manier, waarop het gezegd werd, viel duidelijk af te leiden,

dat Huysinghius dit paspoort eens gauw zou laten intrekken. En

verder liet hij zich niet over zijn paapse mededinger uit.

Nu gaat de schout een ontmoeting forceren en wel onder de gun-

stigste voorwaarden. Met veel moeite heeft hij de Heer van Deurne

ertoe bewogen een bijeenkomst van alle dorpsgroten met zijn tegen-

woordigheid op te luisteren. In zulk een illuster gezelschap zou

de stugge predikant toch wat menselijk fatsoen moeten betrachten

jegens Meester Geraerd, niet waar?

Alles is erop berekend indruk te maken op de dominee, hem te

laten voelen, welk een plezierig leventje hij hier kan hebben, als

hij maar een klein beetje meegeeft en niet te veel de kont tegen

de krib zet. Schepenen, vorster, de twee schoolmeesters, borge-

meesters, kerkmeesters, Heilige-Geestmeesters en gemeentemeesters,

allen zijn in hun paasbeste plunje opgetrokken naar het kasteel.

Sophie zal een maaltijd serveren, gelijk de predikant waarschijnlijk

nooit geroken heeft. Wat er verder op de dagorde staat, zoals de

overname van de kerk, de toestand van de pastorie etcetera, is bijzaak.

En het groot-opgezette rencontre is een even grote mislukking

geworden. Graaf Jan van Huyn komt met een zeer kleine, haast

armoedige swiete en aan zijn houding is duidelijk te zien, dat hij

maling heeft aan heel Deurne, in de eerste plaats aan de predikant.

Eerst wanneer hij zich gaat ergeren, omdat deze Hollandse

boerenpummel zich zo vlegelachtig gedraagt jegens een beleefd en

treffelijk kereltje als Meester Jacobs, wordt hij levendig en be-

langstellend.

Ja, van meet af aan is het optreden van de predikant zo lomp,

dat Geraerd — na zijn eerste schrik — een ogenblik moeite heeft

om ernstig te blijven. Maar terstond ziet hij zijn kans en begint

een zeer ondeugend spelletje. Nu kunnen de grofste onbeleefdheden

hem niet meer ontmoedigen; hij houdt zich steeds vriende-

122

 

lijker, naarmate de antwoorden van Huysinghius korter en bitser

worden. Zoals een moeder haar pruilend kind niet erger kan

plagen dan door overdreven lief en aanhalig te doen.

Doch voor de regeerders is het een pijnlijke belevenis. Zij krijgen

rode koppen, kijken elkaar strak in de ogen, snuivend van ingehouden

moordlust. Hun pastoorke krijgt van die stijve, verwaande

Hollander op al zijn vriendelijke redenen niets dan grollen en

snauwen, die hun op de zenuwen slaan als de onverwachte kreet

van een kalkoen... Zoudt ge zo'n karonje niet uit het venster

.smijten, de graft in?

Zij hebben er geen vermoeden van, dat Geraerd het juist prachtig

vindt en dat hij Dominus Huysinghius hier in koel overleg aan

het „zelfmoorden" is. Telkens opnieuw lokt hij zijn vijand uit de

tent en zorgt, dat de onaangename mens zich op zijn allerlelijkst

laat zien.

Dit alles ad majorem Dei gloriam, dat spreekt vanzelf. Een predikant

als deze is een Godsgeschenk, waarmee hij moet woekeren.

Want hij is slechts bang geweest voor een vriendelijke, joviale

predikant, een gladde jongen, die met Deurnse boeren overweg

kon, die zich geleidelijk zou weten te nestelen in de kudde. Kortom,

iemand van zijn eigen slag en ras.

En Geraerd weet zijn partij zo fijn te spelen, dat alleen de schout

na een poosje de ware bedoeling gaat inzien. Huysinghius vindt

het echter onbegrijpelijk, dat zijn waardige houding niet in staat

zou zijn de wulpse paap het zwijgen op te leggen. Hij koestert de

grootste minachtig voor deze baardeloze knaap met zijn meisjesgezicht

en zinloos gebabbel. Het is eenvoudig beledigend: alsof

Abraham Huysinghius niet oud en wijs genoeg is om al deze ge-

huichelde lieftalligheid op de juiste waarde te schatten. En aan

zulk een blode jonchelinch is het zielenheil van ruim twee duizend

redelijke schepselen Gods overgeleverd. 't Is een schande en het

zal snel veranderen! Is dit het beste, wat die ellendige Akademie

van Loven kan afleveren?

Nu moet ge dit flauwe gepraat horen; ge zoudt er uw christelijk

geduld bij verliezen. Het duurt al haast een kwartier, er komt

geen eind aan:

Gameren is zeker wel een gemeente van groter importantie dan

Deurne, heer predikant?

123

 

Weet hij niet.

En het zal voor de heer predikant wel een grote overgang zijn

geweest naar zo'n stil en nederig plaatsken als Deurne, waar

Gameren zoveel florissanter is?

Dat heeft hij niet gezegd!

En de heer predikant heeft volkomen gelijk, want het is uiterst

moeilijk twee dorpen met malkander te compareren. Het ene zal

het andere voorbij streven in dit, doch erbij achterstaan in dat.

Toch is een Hollands dorp over het algemeen welvarender dan

een Brabants dorp; vindt de heer predikant dat ook niet?

De heer predikant zou het niet kunnen zeggen en zucht beledigend.

De schout begint te zweten. Graaf Jan heeft een kostbare rijzweep

bij zich, waarop bij wijze van knop een ivoren doodskop is ge-

monteerd. In zijn wrevel buigt hij de fraaie karwats zover door,

dat ze ieder ogenblik kan breken. De schepenen voelen hun handen

jeuken. Aert Meulendijcx, de grootste driftkop van het gerecht,

vertrouwt zichzelf niet langer. Hij verontschuldigt zich beleefd

tegenover Zijne Genade door te mompelen, dat hij evekens uit de

boks moet, en loopt haastig de zaal uit. Even later hoort men

aan zijn harde ruzie-stem, hoe hij ten aanhoren van Sophie en

haar personeel de Hollander begint te ontleden. Peer Gevarts

Colen tuurt zo strak naar de doodskop, dat hij op het lest de

trekken van de predikant herkent.

De babbelmuts geeft zich niet gewonnen:

Och, het spreekt vanzelf, dat de dorpen van Holland rijker zijn

dan die van deze contreien. Niet alleen, dat de gronden daarginds

veel vetter zijn, maar de Hollandse boer betaalt bovendien niet

half zoveel lasten als de Meierijse, gelijk de heer predikant wel

zal weten.

Als enig antwoord trekt Huysinghius de schouders op. Toevallig

blijft zijn vernietigende blik even hangen aan de Jacobs-kin van

de pastoor en nu dringt het vagelijk tot hem door, dat er een

venijnig addertje door al deze oudewijvenpraat kronkelt. En hij

begint zelfs te vermoeden, dat deze poesmooie knaap heimelijk de

zot met hem steekt... Zelfs nu, na dit verachtelijk schouderophalen,

dat aan ieder gesprek een eind zou maken, zit de fijne jezuïet hem

zo onschuldig mogelijk aan te staren, als wacht hij nog steeds op

antwoord.

124

 

Doch nu komt er beweging onder de regeerders. Hebben ze dat

goed gehoord? Jantje van den Boomen komt bijna overeind uit

zijn zetel.

,,Is da wezenlijk waar, heer pastoor?"

Jacobs voelt zich op dreef, tracht zelfs hun verbazing te evenaren:

Wisten mijn heren regeerders dat niet? Hoe is het mogelijk! On-

getwijfeld weten ze toch wèl, dat de Meierij niettegenstaande de

Munsterse vrede in het afgelopen jaar nog steeds de beden heeft

opgebracht, die van ouds aan de hertog ten goede kwamen. Ook

dit jaar worden er beden gevergd, alsof er niets veranderd was.

En niemand heeft nog vernomen, dat het toekomend jaar anders

zal zijn.

,,Maar in Holland dan?!" schreeuwen ze, vijf, zes tegelijk.

„Die van Holland betalen alleenlijk de verpondingen. Vraagt maar

aan de heer predikant."

Gloeiende ogen richten zich op Huysinghius. Er komt zowaar

enige beweging in de stijve massa. Het stijle bijenhaar gelijkt nog

wat lichter van toon, nu hij zo rood wordt... Eindelijk heeft hij

het begrepen! Deze paap is een gevaarlijke roergeest, die het Bra-

bantse gespuis zoekt op te ruien tegen het hoogste staatsgezag,

dat in vrome wijsheid en door Gods hand geleid, heilzame plakkaten

heeft geschonken aan deze verblinde papisten, opdat zij, door

aardse beproevingen gelouterd, des te gereder zouden worden

opgewekt hunne superstitiën ende afgoderijen te verlaten om

voortaan te wandelen in de Lichten des Heren enzovoort...

Van kwaadheid wordt hij spraakzamer, doch volstrekt niet vrien-

delijker: Heeft zich nooit met diergelijke waereldse zaken bezig

gehouden en kan geen bescheid geven. Punt.

Hier krijgen de Deurnse autoriteiten voor het eerst gelegenheid

zijn Hollandse spraak te verfoeien. Diergelijke klinkt in de mond

van de predikant als dierchelijke met een rochelende g. Zaken

noemt hij sake, bezig is beisich en geven: cheife.

Met zijn zoetste glimlach trotseert Jacobs de verbolgen ogen van

Huysinghius: Wel, hij hoopt niets te miszeggen, wanneer hij nog

even opmerkt, dat deze dubbele belasting nog slechts de halve

waarheid daarstelt. Om der wille van de gehele waarheid moet

hij ex consensu nog er aan toevoegen, dat daarginds in Holland

de verpondingen berekend worden naargelang de „deugd ende

125

 

slechtigheyt" van de grond. Doch hier in Brabant wordt alles over

één kam geschoren. Van onze dorre ende schrale Peellandse akkers

wordt door-de-bank tweemaal zoveel contributie gevergd als van

de vetste en rijkste landouwen in Holland — goed! Maar het wezenlijk

verschil is dan natuurlijk veel groter dan twee tegen één. Men

krijgt er een beter gedacht van, wanneer men aldus calculeert: Hier

binnen de heerlijkheid liggen wel gronden, die de helft of zelfs

twee derde delen van de opbrengst moeten afstaan aan belasting,

nietwaar, goede vrienden borgemeesters? Welnu de Hollander

betaalt — d' een meer d' ander minder — in totaal nog geen tiende

van zijn gewin aan verpondingen.*) Hij betreurt, dat de heer

predikant niet ter zake kundig is, doch ongetwijfeld zal de heer

scholtis als griffier van Peelland wel bij middel zijn deze feiten

ex professo te attesteren ende bevestigen.

Otto de Visschere is de leiding finaal kwijt... Alles loopt verkeerd.

Maar dat de predikant zó'n onmenselijke kruk zou zijn, heeft hij

niet kunnen vermoeden. Dit plechtig rencontre is op touw gezet

om de pastoor veilig te stellen tegenover de predikant en 't ziet er

mordiou al goed naar uit, dat wij aan ons schoutambt verplicht

zijn het bijltje op te nemen voor Huysinghius. Want de jonge

Jacobs zit hier met die zware Hollander brutaalweg te guichelen!

Schijnt over een mysterieus talent te beschikken om uit de zotste

situaties kerkelijke munt te slaan. En in Leuven hebben ze de toestand

in Staats-Brabant wèl onder de knie, zoudt ge zo zeggen.

Zij sturen tenminste hun mannekens niet onvoorbereid op pad...

Maar de schout heeft andere belangen dan de kerk. Het gesprek

moet zo gauw mogelijk op iets anders afgeleid. Voorlopig zitten

de notabelen hem echter het antwoord uit de mond te kijken...

Tja, gelijk mijn Heer Pastoor het voordraagt is het richtig en

correct. Daar helpt geen ontkentenis ofte negatie aan...

Peter Gevarts Colen slaat hard op zijn dij, spert zijn neusgaten

en kijkt verdwaasd het kringetje rond.

...Maar van de andere kant heeft Otto vernomen, dat toekomend

*) Volgens de berekening van Mr. P. Engels in zijn Geschiedenis der Belastingen

in Nederland, was het ongeveer 8.75 % . Een overzicht van de gehele

fiscale terreur over de Meierij is te vinden in de brochure van Dr. Th. Goossens:

Het arme Brabant; Tilburg 1929.

126

 

jaar de beden voor Stad en Meierij van Den Bosch worden afgeschaft...

Dit gelooft hij zelf niet. En wat erger is: het klinkt ernaar.

De regeerders van Deurne kunnen dit zo gauw niet verwerken.

Hun zelfrespect van eerlijke, hardwerkende mannen heeft daarjuist

een oorvijg gekregen, waarvan zij duizelen. Het is of heel de wereld

onder hun voeten instort. Op dit moment zouden zij haast gaan

twijfelen aan een God, die zoiets toelaat. Het ligt in hun aard,

dat zij kort en vluchtig, maar zeer heftig aanslaan op elke ontroering,

en thans voelen zij zich minder dan slaven. Zij, de voornaamste

ingezetenen, zijn slechts uitgehongerde trekhonden ten

gebruike van een vijandig volk, dat zelf in weelde baadt. Nooit te

voren hebben zij zich zo arm en nietig gevoeld.

Zij durven hem bijkans niet aankijken, zoals hij daar zit in zijn

volle omvang, de vetgemeste vertegenwoordiger van het Hollandse

schrikbewind. Er zouden ongelukken van komen, als zij bedenken,

dat hij voor zichzelf jaarlijks uit hun zweet en armoe de kapitale

som van achthonderd gulden zuigt, terwijl hij niets doet dan vreten,

zuipen, vuilkijken en stinken! Daar zouden zij zich aan te buiten

gaan...

Ook Huysinghius heeft besloten van onderwerp te veranderen.

Zijn stem scheurt zo plotseling door hun verslagenheid, dat zij

opschokken in hun zetels. Hij begint op hoge toon:

,,Ik heb de schepenen hier wat voor te dragen ende bekend te

maken..."

„Minute!"

Dit is een nieuw, Frans soldatenwoord en het betekent zoveel als:

Wacht een beetje! Maar zoals Jan van Huyn het roept, lijkt het

meer op: Koest, hond! Want Zijn Genade heeft zich al geruime

tijd zitten ergeren aan het pummelachtig optreden van de predikant

en wachtte slechts op een gelegenheid om deze arrogante Hollander

op zijn plaats te zetten. En vlak na zijn harde snauw wendt hij zich

met een vriendelijkheid, als hij in Deurne nog niet heeft vertoond,

tot de pastoor, maakt overdreven veel werk van hem, nodigt hem

zeer hartelijk bij eerstkomende occasie op het kasteel van Horst

en begint een levendig gesprek, dat slechts tot doel heeft de predikant

klein te maken. De Akademie van Loven, het Hof van

Brussel, de schoonheid van steden en kathedralen, geheel de oude,

127

 

verblekende glorie van Brabant wordt boven alle hoogten verheven.

De beroemdste grootheden van „ons" hertogdom worden

besproken als wederzijdse oude-bekenden, doch daarom niet minder

bewierookt. Holland lijkt daarbij een buurtje, waarmee beschaafde

mensen geen rekening houden.

En dit alles op een hoog-afgestemde toon, die duidelijk bedoeld is

als een lesje in hoofse manieren. Aanvankelijk zit de predikant wat

verloren te kijken, maar al spoedig hervindt hij zijn gewone onver-

stoorbaarheid en laat alle fraaiigheid schijnbaar zonder aandacht

aan zich voorbijgaan.

Zolang de graaf gelieft te spreken, moet iedereen zwijgen, en de

schout heeft al zijn behendigheid nodig om het gesprek terug te

brengen op de orde van de dag. De vensterglazen, die door de

kwajong zijn stukgesmeten, sedert Meester Laurens de pastorie

heeft ontruimd, zullen op kosten van de gemeente worden hersteld.

Van de kerkinventaris, voor zover nog aanwezig, zal

Huysinghius slechts de preekstoel, het oxaal met orgel en enkele

banken overnemen.

Om het aantal banken, dat de predikant voor zijn kudde gereedhoudt,

wordt vals gegrijnsd. Het is immers zeer de vraag, of ook

maar één bank zal vollopen.

De rest van de paapse inboedel zal worden verkocht ten profijte

der Gereformeerde Gemeente van Deurne en ter bekostiging van

bijbels en psalmboeken, die Huysinghius bij de exercitie van zijn

ware religie nodig heeft.

De regeerders zijn steeg, doen geen mond meer open, laten de

schout alles maar met de Hollander bedisselen. ,,M—m!", zegt

Jan van den Boomen, telkens als Otto hem vraagt, of de schepen-

Bank accoord gaat met al deze besluiten. Slechts wanneer de

predikant het heeft over de aankoop van bijbels uit de opbrengst

van de uitverkoop, merkt Jantje pienter op, dat daaruit allereerst

de kosten van de kerkruiming moeten betaald worden.

Hierop wisselen zij veelzeggende knipoogjes en knikken elkaar

geruststellend toe: Heb maar geen bang; we zullen de rekening

van het ruimen wel zo hoog opjagen, dat de lelijke mens aan de

overschot zijn vingers niet zal blauw tellen. *)

*) En zij hebben er een komische rekening van gemaakt. De uitgaven belopen

25 gld. 15 st. plus 6 patakons (ƒ 14.40) voor het vervoer naar Venray. Hieronder

b.v. 12 st. voor het simpele aanvegen van de kerkvloer. En het moet dorstig

weer zijn geweest, want alleen bij Dries Nooyen in De Valck hebben zij voor

13 gld. bier gedronken. Wat het vervoer naar Venray betreft, de Deurnse

élite beschouwde het natuurlijk als een eer, dit gratis te mogen doen, zoals dat

vandaag nog het geval zou zijn en toen zeker.

De opbrengst van het verkochte houtwerk, ijzerwerk, biechtstoelen, kandelaars

enz. bedraagt slechts 23 gld. 13 st. Er is dus een tekort van f 16.50.

Maar even naïef staat aan de voet van de rekening geschreven: „Uyt den

overschot sullen de kerkmrs. betalen seeckere Bybel en Psalmboecken tot dienst

der kerkce van Doerne, gelevert in kennisse van den Heere Predicant."

Een typisch staaltje van de manier, waarop de Reformatie werd gesaboteerd.

128

 

En de eerste kerkdienst van Huysinghius blijft vastgesteld op aan-

Staande Zondag, naar hij zelf nog eens gewichtiglijk in herinne-

ring brengt.

Nu nemen zij wraak. Bot er boven op beginnen zij elkaar kunst-

Matig op te monteren met het vooruitzicht, dat krek op dezelfde

dag hun nieuwe kapel op Den Grootenberg wordt ingewijd. Zij

wrijven zich de handen en zijn verlekkerd. Graaf Jan speelt nu

vlot mee en belooft, dat hij persoonlijk aanwezig zal zijn, waarop

een hard en onaangenaam gejuich volgt.

Doch de ware feeststemming wil niet komen. In al deze vreugde

zit iets giftigs; zij krijgen er stijve kaken van. Het is een pijnlijk

komediespel, dat eerlijke boeren niet lang volhouden.

En het eten wordt opgediend in een taaie stilte. Slechts de autori-

Teiten houden een kwijnend gesprek gaande. Gewoonlijk maken

onze boeren vóór tafel een kruisteken, dat meer lijkt op het weg-

jagen van een vlieg. Nu doen zij het omslachtig, stijf en duidelijk,

enkel om te judassen.

De heerlijke maaltijd komt niet tot zijn recht. Telkens moeten zij

naar de Hollander kijken. De onmenselijke manier, waarop hij zich

voedt, snijdt hun eetlust halverwegen af. Vreugdeloos, zonder enige

toewijding of smaak, zit hij de kunststukken van Sophie te verduwen

met de trage onverschilligheid van een herkauwende koe.

Maar het zijn hoeveelheden! Hij houdt er zijn koel verstand bij,

is gierig op zijn bergruimte en woekert met de kleinste hokjes,

alsof hij een schip aan 't stouwen is voor een reis naar de Oost.

Er is geen vuiltje aan de lucht, hij is alleen op de wereld en

hij eet...

Jan van den Boomen, die toch haast geen vlooi kwaad zou doen,

129

 

wordt bevangen door de dwaze gedachte, dat ge zo'n soort mens

bijtijds moet doodslaan, anders vergeet hij kalmweg te sterven

en zitten uw achter-kindskinderen nog met hetzelfde onheil opge-

scheept.

Daar zouden zij hun gezond verstand bij inschieten

 

130