Wilbert
Cornelis Smits van Den Bottel, bijgenaamd de Peerdenzot,
is
van 't jaar twee en twintig geworden en weet haast alles
beter.
Zo is hij van mening, dat Pastoor Jacobs geen flauw verstand
heeft
van paardrijden. En nu hij achter deze slechte ruiter
door
de Peel galoppeert, kan hij zich niet langer bedwingen.
„Ik
ben er toch nooit afgevallen," weerlegt Geraerd. Dit is een
boosaardige
toespeling op de talloze buitelingen van Wilbert, die
zich
opwindt:
Zo,
en weet onze geleerde meester dan, wat hij op 't ogenblik
doet:
draven of galopperen? Neen, dat weet hij niet, want Truike
doet
allebei tegelijk en mijn Heer Pastoor van Deurne zit er voor
openbare
zot bovenop, als hij 't precies weten wil. Paardrijden
wil
niet zeggen, dat g' uw eigen in 't zaêl kunt houden op zo'n mak
schaap
als Truike! Ge rijdt eerst, als het peerd doet wat gij belieft
en
niet wat het zelf wil. Voelt Meester Geraerd dan niet, dat
Truike
van voren draaft en van achteren galoppeert? Dat hij in
hemelsnaam
zijn benen eens aandrukt en met één hiel achter de
singel
klopt!
De
pastoor doet zijn best en Truike spitst even de oren... Als de
baas
er pleizier in heeft haar een beetje in de lenden te duwen...
Zodra
Wilbert haar bestijgt, gehoorzaamt zij op het zwakste
drukje.
De
oplossing is, dat er sporen aan te pas komen. Maar dit is
weer
in strijd met het zenuwfoutje van de pastoor. Hij kan niet
eens
pijn zien, veel minder veroorzaken.
159
Zo
komen we niet verder. En het is een belangrijke zaak. Geraerd
weet,
dat er veel van afhangt, ook zonder dat Wilbert het zo
vurig
uitlegt... Hoe moet het aflopen, als de soldaten van de
landdrost
achter hem aanjagen? Dat hij de leste keer is ontsnapt,
was
meer geluk dan wijsheid. Truiken is snel genoeg. Als zij maar
een
pistoolschot voorsprong heeft en ze wil lopen, dan komt er
geen
soldaat aan zijn kleed, al wordt hij opgejaagd vanaf het
kasteel
tot aan Den Grootenberg. Het enige is, dat ze moet gereden
worden.
Daar komt nog bij, dat zij kleeft, en als ge heur liet aandoen,
zoudt
ge zien gebeuren, dat zij zich met pastoor en al bij
die
rakkers kwam presenteren.
En
oe! de kerels zijn zo kwaad. Een week lang heeft een patroelje
van
vier man onder een korporaal rond Deurne op de loer gelegen.
Het
moest treffen, dat juist in die dagen de oude Jan Derrick
Aerts
kwam te sterven en de pastoor heeft hem ten volle bediend.
*)
Het
moet verraden werk zijn geweest en niemand in Deurne twijfelt
eraan,
dat het weer die valse gluiper van een Jacob Goorts is
geweest.
Dat is er ene, die sterft niet op zijn bed, wacht maar.
Ja,
Geraerd is toen door het oog van een naald gekropen. Hij
was
zo goed als gevangen, want hij werd pas gewaarschuwd,
toen
het huis al omsingeld was. Maar Gevert Jan, de jongste
zoon
van Aerts, heeft het erop gewaagd. Hij is een lange, magere
sla-dubbel,
die niet veel zegt. Zodra hij zag, dat de soldaten geen
paarden
bij zich hadden, schoot hij als de weerlicht zijn goed
wammes
aan, zette heel deftig zijn hoed op en ging naar de stal.
Toen
de korporaal met zijn houwer op de voordeur sloeg en toegang
eiste,
kwam Gevert als een rat uit het achterdeurtje van de
stal
geschoten. De kerels sloegen alarm, riepen hem onder doods-
bedreiging
aan. Maar hij liep zijn benen onder zijn gat uit en
voor
ze kans kregen om te schieten, was hij verdwenen achter de
heg
van de bogerd. En heel de patroelje achter hem aan.
Het
ging in de richting van het kasteel. Hij was van plan zich te
laten
vatten, wanneer zij hem onder schot kregen en begonnen te
vuren.
En hij zou hen niet uit de droom helpen, vooraleer hij veilig
bij
Monsieur van Bommel in de neerhuizing was gebracht. Anders
liep
hij gevaar, dat de rakkers hem half dood sloegen van kolere.
*)
Laatste Sacramenten toegediend.
160
Maar
het schoonste van al: zij konden hem niet krijgen, op geen
stukken
na. Hij deed dan ook uitermate moeilijk, ging over heggen
en
sloten, door hakhout en vers-geploegd land. Zij losten een
paar
schoten, maar dat was te kinderachtig om los te lopen.
Met
een royale voorsprong kwam hij het rechthuis binnenvallen
en
vroeg aan de drost, wat het allemaal te betekenen had. Een
stuk
of vijf razend-bezopen soldaten hadden hem achternagezeten
en
beschoten, of ze hem kapot wilden maken...
De
drossaard, Peter van Bommel, is een klein, rond dikdouwerke,
die
waardig zijn buikje vooruit steekt en altijd zeer deftig doet.
Behalve
wanneer hij kwaad wordt, zoals toen. Zodra het krijgsvolk
kwam
aanzetten met de boodschap, dat zij het waren, die
deze
verbannen paap hierheen hadden gejaagd, begonnen de ruiten
van
het rechthuis te rinkelen... Een eerzaam ingezetene van on-
besproken
roep te molesteren en zelfs te beschieten; ze zouden er
méér
van horen, mordiou!
En
zij begrepen er niets van. Tot drie maal toe moest hun gezegd
worden,
dat Gevert Jan Aerts geen pastoor was en het ook wel
nooit
zou worden. Het duurde een wijltje, voor ze weer ter tale
kwamen,
maar dan spuwden zij vuur en vlam. Staandebeens werd
de
vluchteling ervan beticht, dat hij hen had misleid en gehinderd
in
de apprehensie van de paap Geraerd Jacobs. En dat was een
ernstig
vergrijp!
Nu
hield de drost zijn mond en sloeg de korporaal op tafel...
Waarom
had deze kinkel zich op een sweekse dag zo heerachtig
aangekleed,
als het niet was om —
Om
zijn familie in Bakel te gaan waarschuwen, dat ons-vader zo
slecht
lag, zei Gevert, die even snel kon liegen als lopen... Wist
van
de prins geen kwaad, had amper zijn neus buiten de deur en
daar
kwamen ze met hun vijven als losgebroken duivels op hem af.
Dacht,
dat hij met baanstropers te doen had, of met vreemd sol-
datengespuis(!)
uit het Gelderse. En toen zij begosten te schieten,
moest
hij wel aannemen, dat ze heel vriendelijk geoccupeerd waren
van
hem een kopken kleiner te maken. Daar had hij maar niet
op
gewacht...
Er
werd geraasd en getierd, maar Gevert hield voet bij stuk...
Als
ze parforce wilden hebben, dat Pastoor Jacobs bij ons-thuis
was,
dan waren zij beter geïnformeerd dan Gevert-zelf.
161
Verder
kwamen zij niet. De drost wou eerst bewijzen zien, voordat
hij
kosten ging maken. En tot dusver was alleen bewezen, dat de
soldaten
de verbannen pastoor van huid noch haar kenden. Ergo:
ze
hadden hem niet bij Aerts zien binnengaan. Hoe was dat bij
hen
opgekomen? Wie had hun dat wijs gemaakt?
Hierop
kwam de korporaal schielijk tot bedaren, stond wat verlegen
heen
en weer te draaien en drong niet verder aan. Gevert
begreep
het volkomen en binnen het uur was heel Deurne van
hetzelfde
gedacht. Jacob Goorts!
Otto
de Visschere weet nu te vertellen, hoe het is afgelopen in
Den
Bosch. Toen de patroelje met de staart tussen de benen van
haar
expeditie thuiskwam, heeft mijn Heer Landdrost de stenen
uit
de grond gevloekt. Afgezien van de kosten *) voor vijf bereden
manschappen
buiten garnizoen, met voeding en fourage voor een
hele
week, hebben zij op de terugweg een ongeluk gehad. Kort
onder
Rooi brak een paard zijn voorpij p en moest worden af-
gemaakt.
En dan te bedenken, dat de vangst van de pastoor de
enorme
som van zeshonderd gulden zou hebben opgebracht!
Maar
nu is het onder de ruiters van de landdrost een soort erezaak
geworden,
dat zij vroeg of laat die vervloekte Deurnse paap bij
de
kop vatten. Eerder vroeg dan laat, is de bedoeling. Er wordt
zelfs
verteld, dat zij van plan zouden zijn hem op een nacht brutaal-
weg
van Den Grootenberg te halen.
En
dit zou niet zo gek zijn, want de nieuwe heer van Deurne,
Rogier
Baron van Leefdael, (zijn onderzaten noemen hem „de
Zot
van Deurne") houdt stokstijf vol, dat de kapel binnen de
grens
van zijn heerlijkheid staat. Drie jaar geleden heeft hij zelfs
getracht
de kerkgangers bang te maken. Hij zond de drost Peter
van
Bommel, Govert de vorster en Willem de schutter naar Den
Grootenberg
om de namen op te schrijven van de mensen, die
uit
de kapel kwamen. Maar zij troffen het slecht, want Otto de
Visschere
was een der eersten en heeft hen zo voor de zot ge-
houden,
dat de nageburen eerder overmoedig werden dan bang.
De
officier en zijn manschappen werden „in vilipendentie ofte
minachting
van de justicie beschimpt". Otto tartte hen zelfs de
*)
De landdrost genoot een tractement van ± 12000 gulden per jaar.
Hieruit
moest
hij ongetwijfeld althans een deel der kosten van zijn troep
bestrijden,
anders
is dit sprookjesachtig bedrag niet te verklaren.
162
pastoor
te arresteren en Van Bommel heeft het gerapporteerd:
In
het affgaen seyde de Vissere: Wij en souden hem toch niet
vergeten
ende ick soude den pastoor vangen, daer souden wy
dusent
gulden aff cunnen hebben. En onze feestredenaar, Jacob
den
Hoeymaecker, sprak met een schoon oratorisch gebaar: Het
was
goet, dat ghy u van het huys maeckte, eer daer erger van
gecomen
hadde!" Er is veel papier
vuilgemaakt, maar de Zot van
Deurne
is bij uitzondering zo wijs geweest het hierbij te laten.
Geraerd
heeft nu aan de Venrayse magistraat kennis gegeven
van
het gerucht, als zou een statenbende van zins zijn hem op
Den
Grootenberg te komen vangen. En als het over de limiet-
Scheiding
gaat, zitten die van Venray dadelijk op hun paardje.
Hun
schout heeft aan onze drost laten weten, dat de Eerweerdige
Heer
Pastoir van Doerne (lekker pesten) is gemachtigd ende ge-
Autoriseerd
een ieder overhoop te schieten, die hem in of omtrent
de
kapel mocht lastig vallen. En dat men hem desnoods gewapende
knechten
zal verschaffen.
Dit
was natuurlijk maar bluf, doch het werd zo doorgegeven aan
Den
Haag, waar de Hoogmogenden momenteel de handen vol
hebben
aan Engeland en zich geen moeilijkheden met Spanje op
de
hals kunnen halen.
|