Vanaf
de vroege morgen valt de voorjaarsregen, stug, kaarsrecht
en
overvloedig. Grauwe wolken dringen elkaar log vooruit van
horizon
naar horizon. Zwaargeladen komen zij van de Noordzee.
Een
deel van hun vracht schudden zij uit boven de Peel en de rest
slepen
zij moeizaam mee over Maas en Rijn tot diep in de Duitse
landen.
De
boeren zeggen, dat het over de Peel altijd veel harder regent
dan
elders. Deze sponzige moergrond zuigt het water aan, begrijpt
ge
wel? Als het zo een paar dagen aanhoudt, moet ge niet te ver
van
de weg of het pad afraken, of ge gaat tot over uw enkels
in
de brij.
Het
zoeken van paadjes is een nuttige bezigheid voor Geraerd en
Wilbert
bij het afrijden van de paarden. Het kan te pas komen.
De
soldaten van de Landdrost zouden de „wechgewesen paep"
voor
het grijpen hebben, als hij braaf op die éne weg naar Venray
moest
blijven om thuis te komen van een sluiptocht door zijn
parochie.
Tot vlak bij de kapel zouden zij hun hinderlaag kunnen
leggen
om hem te vangen of overhoop te schieten. Want volgens
het
rapport van de landmeter Cornelis Joosten de Groofve, die in
1650
„met syn instrumenten ende astrologhie" aan het meten is
geweest,
staat de kapel slechts 14 roeden 12 voet *) „tot den
oesen
droppers (huisdrop) toe gemeten Rodewaerts in".
Paadjes
zoeken is een geduldwerk. Vaak loopt het spoor dood in
een
vlaas, of het kronkelt zo wild, dat het in een wijde boog weer
op
dezelfde plaats uitkomt. Hebben zij eindelijk een nieuw, onbekend
ruiterpad
gevonden, in de richting van de Voort, de Vos-
*)
Dit zijn roeden van 20 voet. De kapel stond dus nauwelijks 82 meter
over
de
grens.
183
senholen
of de Dolle Kuilen, dan is het een kunst om het nog eens
te
vinden, vooral in het donker.
Het
kan regenen wat het wil; hoog en droog staat de kapel op
Den
Grootenberg. En laat Wilbert maar schimpen; met zo’n honden-
weer
blijft Truiken op stal. Het is trouwens mogelijk, dat zij vannacht
nog
uit moet, want het is een dag van spanning.
Geert,
de vrouw van de arme scheper Theunis Jansen, is volgens
de
laatste geruchten barende, of het scheelt niet veel. Wilbertien,
de
baker, is er al in huis.
De
kreupele Theunis Jansen staat te boek als zijnde van de religie
en
het lijkt nog maar een kwestie van tijd, dat ook Geert zal
toetreden
tot de gezuiverde lere, want het gezin krijgt steun van
de
Heilige Geest.
Kijk,
hier wordt de paap door de geus lelijk getroefd. Het armwezen
is
geheel in handen van de predikant. En zoals Karel de
Grote
tot de heidenen zei: ,,Dopen of de kop af!", zo hebben de
arme
mensen van de Meierij de keus om op zijn Rooms te ver-
hongeren,
of Gereformeerd te worden bedeeld. En dat kost de
Hollander
geen loden duit, want onze mensen betalen het zelf.
Tot
de Heilige-Geestgoederen behoren al eeuwenoude stichtingen,
pachthoeven
en landerijen, kleine kapitalen en cijnsen. Vooral deze
grondrenten
zijn talrijk en drukken zwaar op het reeds overbelaste
land.
Geraerd ziet geen kans hiernaast nog een tweede, Roomse
armentafel
op te richten, nu zelfs aanzienlijke en vanouds gegoede
ingezetenen
van dag tot dag verarmen. Drie jaar geleden is ruim
de
helft van het Deurnse bouwland geteisterd door zulk een
„calamiteuse"
hagelslag, dat wij de gevolgen nog lang niet te boven
zijn.
Zelfs goede boeren moesten de volgende oogst verpanden om
wintervoer
en zaaigoed te kopen. Dat komt ervan, als de geus u
dwingt
het Hagelkruis op te ruimen!
Uit
eigen beurze kan Geraerd niet voldoende bijspringen, want
zelfs
het schamele communicantengeld van zijn gage komt op verre
na
niet volledig binnen. Zijn eigen fortuintje durft hij niet
aanspreken.
Waar
zou hij anders de 600 gulden boete vandaan halen,
als
hij gevat werd?
En
hij kan helaas ook geen beroep meer doen op de „gewonelycke
Genereusiteyt"
van Mevrouwe van Wittenhorst. Anno '54 is Margriet
gestorven,
volgens de geneesheren aan een tortus ofte ver-
184
draaiing
van heur ingewanden *). En daar is geen kruid voor
gewassen.
't Was meer dan erg; ze was nog maar 48 jaar, een
schone,
statige edelvrouw van de goede, oude stempel. Nooit heeft
hij
vergeefs bij haar aangeklopt. Zij is op het Groot-Kasteel geboren
en
in heur hart heeft zij altijd een teer plekje bewaard voor
Deurne,
waar zij haar gelukkigste jaren had doorgebracht. Bij ieder
bezoek
liet zij zich goed nieuws vertellen van alle bekende Deurnse
families,
vooral van de kameraadjes, waarmee zij had gespeeld in
de
hof en op de zolders van het slot. En steeds bestelde zij de beste
groetenissen
aan alle oude bekenden van de heerlijkheid.
Het
is jammer, maar met jammeren komt hij niet aan geld om zijn
arme
drommels uit de macht van de geus te houden. Die arme
Theunis
Jansen met zijn kwaad been kan niet half de kost verdienen,
moet
zijn hand ophouden voor de nieuwe predikant en
Dominus
Feylinghius wrijft zich reeds de handen in het vooruitzicht,
dat
hij het komende kind zal dopen en opvoeden naar het
gezuiverde
woord Christi.
Al
zijn de kansen niet eerlijk verdeeld, Geraerd geeft zich niet
gewonnen.
Als het kind maar wil komen tijdens de duisternis,
liefst
midden in de nacht, dan zal hij proberen bij Theunis te zijn,
voordat
de predikant er zijn snavel kan tussensteken. En dan
zullen
we eens zien, wie de vogel schiet. Geraerd kan rekenen op
de
medewerking der almachtige vroedvrouw Wilbertien Reinier
Geurts.
En die van Jansen vinden het volstrekt niet prettig om
voor
geus te worden versleten, maar ja, honger is een scherp
zwaard.
In zijn hart neemt hij Theunis en Geert niets kwalijk,
maar
op kinderen is hij fel. Ook arme kinderen blijven wel eens
leven
en gaan zich bijtijds vermenigvuldigen. De predikant mag
drie
uitgedroogde kwezels van hem hebben voor één kind. Of laten
we
zeggen twee, want zelfs kwezels hebben een soortement ziel,
ofschoon
hij dit soms ernstig betwijfelt. En iedere ziel is er één.
Ook
wordt het tijd, dat hij een nieuw krachttoertje laat zien, dat
hij
besproken wordt. Zijn mensen moeten weer eens fier op hem
zijn
en lachen... Onze pastoor heeft me daar de geus weer eens
bij
zijn — uh — dingen gehad!
Wilbert
is een organisator. De baker zal het teken geven aan
*)
Blinde-darmontsteking.
185
een
van de geburen. Een paar huizen verder staat Pierewiet geza-
deld
op stal en Wilbert slaapt vlak naast hem in het stro. Als het
sein
komt, is hij in een kwartier op Den Grootenberg.
En
het regent, het regent...
Wat
te doen als het kind in de vroege morgen komt? De predikant
is
haast zo wijs als een pastoor en zal er geen hele dag overheen
laten
gaan. Is er eenmaal gedoopt, rooms of gereformeerd, dan
valt
er niets meer aan te veranderen, voor zover hij Geert en
Theunis
kent. Twee keer laten dopen? Wat deze mensen erger
vrezen
dan honger, is belachelijkheid.
Zich
op klaarlichte dag in Deurne vertonen is waaghalzerij en dus
zeer
aan te bevelen, als het goed afloopt. O, het is geen kunst er
te
komen! Op een klotkar, onder een tas turf of een laag zakken.
Maar
het gaat afschuwelijk langzaam. Eerst moet de kar uit het
dorp
komen om hem te halen. Dan is er gauw drie en een half uur
mee
gemoeid, dat is te zeggen: als Theunis zich voetstoots laat
overtuigen.
Anders wordt het vier of vijf uur. En in zo’n dicht-
bevolkte
buurt als het Kerkeind komt hij niet ongezien in het hutje
van
de kreupele scheper. Daar is het kleinste voorval een ge-
beurtenis.
Hoe zelden houdt er een kar stil bij de arme Theunis
Jansen!
En een kraamvrouw heeft veel aanloop. Het argeloze
nieuwtje
suist door het dorp. Stil, niks zeggen, de pastoor is bij
de
Kromme om de kleine te dopen!... In hun oliedomme onschuld
zouden
zij in staat zijn hun gereedschap erbij neer te gooien en
te
gaan kijken. Daarmee wordt zijn trage terugtocht een gevaarlijke
affaire,
want hij kruipt voort over één rechte weg, ruim een
uur
lang. Er wordt immers met stelligheid beweerd, dat aan Jacob
Geurts
een grote som is beloofd, als hij de pastoor kan laten attra-
peren.
Wie weet ligt de lelijke gluiper daar nu al op de loer... En nog
zotter.
Overdag zou het volstrekt geen wonder zijn, als de pastoor daar
de
predikant tegen het lijf liep. Dat is een flauwe positie!
Gisteren
hebben zij het lang en breed besproken. Wilbert voelt
meer
voor een andere tactiek: Uitkijkposten rond het huis. Lui,
die
hun snater weten te houden en uit hun piepers kijken. Dan
komt
ge daar onvoorziens als een steen in huis vallen, langs de
kortste
route en de stilste binnenwegen. Maar dan viervoets, met
donders
geweld, recht erop af! Bij het eerste alarm in vliegende
galop
er vandoor, langs een andere weg. Maar dat is natuurlijk
186
niet
nodig. Voordat de drost weet, wat hij doen moet, is de plech-
tigheid
allang achter de rug.
Geraerd
voelt wel voor zo'n stoute huzarenrit, maar...! Het zou
goed
gaan, als ze daar met het kind in de armen op hem stonden
te
wachten, als er niet geredeneerd moest worden. En daar is hij
helemaal
niet zeker van, ziet ge? Bovendien, wat een oproer onder
het
geuzenkliekje! Niet dat het veel verschil maakt, want —
Daar
op het kastje ligt nog de brief, eergisteren aangekomen.
Zonder
veel verwachting heeft hij regelmatig gerequestreerd tot
opheffing
van zijn bannissement. Opeens was er goede hoop, toen
niemand
minder dan de Spaanse gezant in Den Haag bereid gevonden
werd
voor hem te interveniëren. Toen hij dit vernam,
begon
Geraerd ernstig aan zijn terugkomst in Deurne te geloven.
Uit
Brussel is hem nu een afschrift van de resolutie toegezonden.
Is
ter vergadering gelesen seecker memoriael van den heere
Richardt,
Raedt vanden Coninck van Spaigne, desselfs secre~
taris
ende van tvege de heer Ambassadeur Gamarra, permissie
ende
verlof voor en ten behoeve van Mr. Gerard Amey
Jacobs,
weerlyck preister, geboortich van Doerne int quartier
van
Peellandt, omme syn leven lanck gedurende, aldaer vrij
ende
ombekommert te mogen woonen, mits sich comporterende
naer
de placcaten 's Landts ende sich onthoudende van alle
exersitie
van syn Religie up peene van te syn van goede prise.
Waerop
gedelibereert, oock gehoort ende ingewonnen synde
't
bericht van de comportementen van voors. Geraerd Ameye.
Is
goetgevonden ende verstaen, dat int voors. versoeck niet can
worden
getreden.
Zelfs
de naamsverandering heeft niet mogen baten. Hij staat daar
in
Den Haag aangeschreven als nummer één van het verdoem-
boeksken.
En geen wonder. Ruim tien jaar heeft hij op de brutaalste
manier
het paapse beest uitgehangen. Hoe het mogelijk is geweest,
begrijpt
hij nog niet. Tien jaar lang hebben predikant en Classis
met
hun doleanties de papieren wal der Haagse administratie ge-
bombardeerd,
voordat de pennelikkers er eindelijk notitie van
namen.
Waarschijnlijk werd de bundel te dik en te zwaar bij het
af-
en aansjouwen. Al die afgesneden vingers en uitgestoken ogen
van
kinderen die naar de geuzenschool gingen...
187
Zijn
slechte „comportementen" schijnen zelfs in Brussel indruk te
maken.
Het kostbare Waalse baronnetje, secretaris van de Kardinaal,
is
er blijkbaar van overtuigd, dat de pastoor van — hoe
heet
dat gat? — het veel te bont heeft gemaakt. A
bien considerer
la
chose, schrijft hij in het
begeleidende briefje, nous ferons sage-
ment
dans ce temps, d'oster toute pierre d'achoppement aux
Seigneurs
Estats Generaux. Zo'n stuk
verwaandheid! Die zal hem
uit
een veilig Brussels paleis eens vertellen, hoe hij in vijandelijk
gebied
een grote parochie bijeen moet houden...
Hij
zit voor het venster, dat uitziet op Deurne. Bij helder weer
kan
hij juist de torenspits zien, maar nu hangt de regen als een
gordijn
van fijne, stalen ringetjes, als een reusachtig maliehemd
rond
de kapel. En er is geen ander geluid dan de regen. Truike
slaapt
en het is vandaag geen school.
Hij
weet, dat daarginds in het dorp een stil, wijs gezichtje voor
een
zelfde venster zit en uitstaart over het Haageind, naar de kant van
Venray.
Ons-moeder heeft nu haar uitkijk achter de heg moeten ver-
laten.
Dat duurt al ruim een half jaar en de mensen beginnen eraan te
wennen.
Als het weer niet te lelijk doet, slijt Jenneke Jacobs al haar
vrije
uren achter de heg en stuurt steeds naar dezelfde kant, tot aan de
knik
in de weg bij de twee kastelen. Zelfs de rumoerigste jonge
gasten
worden stil, als zij Jenneke passeren, en zeggen haar ernstig
goeiendag.
Dan groet zij terug en kijkt weer haastig naar het zelfde
punt,
als kon haar juist dan iets belangrijks ontgaan.
Wanneer
Wilbert voorbijkomt, houdt hij de driftige Pierewiet in bij
het
huis van Jenneke Jacobs. Kinderen komen gelopen en alle mensen
staan
te kijken, want het is een woeste vertoning. Jenneke heeft altijd
iets
mee te geven, een zakje lekkere boterhammen, nog warm uit de
oven,
een paar gestopte kousen, een gewassen koorhemd, de verma-
ning
om iets warms aan te trekken, of een simpele goeiendag.
Heeft
zij iets aan te reiken, dan begint Pierewiet te dansen, gooit
zijn
kruis in de lucht, steigert en maakt de gekste zijsprongen.
Wilbert
hangt gevaarlijk ver uit het zadel, strekt zijn arm en
scheldt.
Het vlugge Jenneke speelt dapper mee, doet lacherig
bang,
trippelt voorzichtig naar voren en schiet met kleine gilletjes
opzij.
In dezelfde tijd zou hij drie keer op en af kunnen stijgen,
maar
dat begrijpt ge. Eindelijk kan hij het pakje nog juist op het
kantje
af beet grijpen. Het is gelukt; de kinderen joelen van be-
188
wondering
en Jenneke heeft een kleur van plezier. En het was
maar
precies op tijd, want meteen flikkeren de ijzers, alle vier
tegelijk,
en Pierewiet is er vandoor als een kanonskogel. In al
deze
opschudding zoudt ge haast vergeten, dat hij een hete duivel van
een
paard mag zijn, doch steeds doet wat Wilbert van hem verlangt.
En
bij zijn terugkomst, al is het uren later, staat Jenneke nog even
trouw
op haar post om te horen, dat alles wel is op Den Grootenberg.
Geraerd
begrijpt haar volkomen. Dit is allereerst het pure, smar-
telijke
verlangen van alle moeders. Ruim tien jaar hebben zij het
samen
zo goed en gezellig gehad in het oude, propere huisje...
Maar
dat is niet alles; het is ook een aandoenlijk komediespelletje,
de
enige manier, waarop zij hem kan bijstaan in zijn strijd tegen
de
geus. Onvermoeid staat zij daar te hunkeren, als een bedelend
kind,
opdat de mensen het triestig zullen vinden en hem ook op
weekdagen
blijven gedenken. Zij probeert zijn plaatsje warm te
houden
tot komende Zondag.
Toch
vindt hij het een beetje gevaarlijk. Ge zoudt het niet aan
haar
zeggen, maar ze wordt al gauw zeven en zestig, de kleine,
vlugge
heks. Een kleur als een bellefleur en nog kaarsrecht. De
lucht
doet haar goed, zegt ze, en ze kleedt heur eigen warm aan,
ze
heeft nooit koude voeten...
Er
is nog geen Wilbert in zicht. Gelukkig maar; het is nog veel te
vroeg
...In zijn wambuis tast hij naar de blankgepoetste patakon,
die
hij heeft gekregen van onzen-Aert en ons-Heylken samen, als
kraamgeschenk
voor de kleine van Theunis Jansen. Het is nog een
ouderwetse,
met een Bourgondisch kruis aan de achterkant. In
Deurne
zeggen ze, dat die oude kruisdaalders geluk aanbrengen.
,,'n
Duur gastje, dieje pastoor van ons," heeft Aert gezegd, toen
hij
gisteren het geldstuk kwam brengen. En ons-moeder heeft een
bundeltje
kindergoed meegegeven. Er zijn nog windels bij, die
hij
zelf heeft gedragen. Wat zal zij haar neusje in de lucht steken,
als
hij deze doop er goed afbrengt! Ja, het wordt tijd, dat hij weer
eens
van zich doet spreken...
Vanaf
zijn prille jeugd heeft hij graag gekeken naar zo'n malse,
windloze
regen. Het maakt hem stil van binnen, brengt hem in
een
roerloos gepeins. En mijn Heer Pastoor van Deurne maakt de
rekening
van zijn tienjarige strijd met de geus.
189
|