CuBra
Inhoud Roothaert
Home
Auteurs
Deze CuBra-website kwam tot stand onder redactie van Ed Schilders en Frans Walch
Copyright 2007 Paul Tensen Stichting & Stichting CuBra

Mr. A. Roothaert

Die Verkeerde Weereldt - 21

Volledige roman van Anton Roothaert - Elke donderdag een nieuw hoofdstuk

Dit Peel-landt is een vreemt stuk Landts, doncker ende

vael van coleur, hebbende eenen open, waterachtighen

grondt, met eenen bovenkorst overtoghen, opde

meeste plaetsen niet passabel.

(Jacob van Oudenhoven.)

Vanaf de vroege morgen valt de voorjaarsregen, stug, kaarsrecht

en overvloedig. Grauwe wolken dringen elkaar log vooruit van

horizon naar horizon. Zwaargeladen komen zij van de Noordzee.

Een deel van hun vracht schudden zij uit boven de Peel en de rest

slepen zij moeizaam mee over Maas en Rijn tot diep in de Duitse

landen.

De boeren zeggen, dat het over de Peel altijd veel harder regent

dan elders. Deze sponzige moergrond zuigt het water aan, begrijpt

ge wel? Als het zo een paar dagen aanhoudt, moet ge niet te ver

van de weg of het pad afraken, of ge gaat tot over uw enkels

in de brij.

Het zoeken van paadjes is een nuttige bezigheid voor Geraerd en

Wilbert bij het afrijden van de paarden. Het kan te pas komen.

De soldaten van de Landdrost zouden de „wechgewesen paep"

voor het grijpen hebben, als hij braaf op die éne weg naar Venray

moest blijven om thuis te komen van een sluiptocht door zijn

parochie. Tot vlak bij de kapel zouden zij hun hinderlaag kunnen

leggen om hem te vangen of overhoop te schieten. Want volgens

het rapport van de landmeter Cornelis Joosten de Groofve, die in

1650 „met syn instrumenten ende astrologhie" aan het meten is

geweest, staat de kapel slechts 14 roeden 12 voet *) „tot den

oesen droppers (huisdrop) toe gemeten Rodewaerts in".

Paadjes zoeken is een geduldwerk. Vaak loopt het spoor dood in

een vlaas, of het kronkelt zo wild, dat het in een wijde boog weer

op dezelfde plaats uitkomt. Hebben zij eindelijk een nieuw, onbekend

ruiterpad gevonden, in de richting van de Voort, de Vos-

*) Dit zijn roeden van 20 voet. De kapel stond dus nauwelijks 82 meter over

de grens.

183

 

senholen of de Dolle Kuilen, dan is het een kunst om het nog eens

te vinden, vooral in het donker.

Het kan regenen wat het wil; hoog en droog staat de kapel op

Den Grootenberg. En laat Wilbert maar schimpen; met zo’n honden-

weer blijft Truiken op stal. Het is trouwens mogelijk, dat zij vannacht

nog uit moet, want het is een dag van spanning.

Geert, de vrouw van de arme scheper Theunis Jansen, is volgens

de laatste geruchten barende, of het scheelt niet veel. Wilbertien,

de baker, is er al in huis.

De kreupele Theunis Jansen staat te boek als zijnde van de religie

en het lijkt nog maar een kwestie van tijd, dat ook Geert zal

toetreden tot de gezuiverde lere, want het gezin krijgt steun van

de Heilige Geest.

Kijk, hier wordt de paap door de geus lelijk getroefd. Het armwezen

is geheel in handen van de predikant. En zoals Karel de

Grote tot de heidenen zei: ,,Dopen of de kop af!", zo hebben de

arme mensen van de Meierij de keus om op zijn Rooms te ver-

hongeren, of Gereformeerd te worden bedeeld. En dat kost de

Hollander geen loden duit, want onze mensen betalen het zelf.

Tot de Heilige-Geestgoederen behoren al eeuwenoude stichtingen,

pachthoeven en landerijen, kleine kapitalen en cijnsen. Vooral deze

grondrenten zijn talrijk en drukken zwaar op het reeds overbelaste

land. Geraerd ziet geen kans hiernaast nog een tweede, Roomse

armentafel op te richten, nu zelfs aanzienlijke en vanouds gegoede

ingezetenen van dag tot dag verarmen. Drie jaar geleden is ruim

de helft van het Deurnse bouwland geteisterd door zulk een

„calamiteuse" hagelslag, dat wij de gevolgen nog lang niet te boven

zijn. Zelfs goede boeren moesten de volgende oogst verpanden om

wintervoer en zaaigoed te kopen. Dat komt ervan, als de geus u

dwingt het Hagelkruis op te ruimen!

Uit eigen beurze kan Geraerd niet voldoende bijspringen, want

zelfs het schamele communicantengeld van zijn gage komt op verre

na niet volledig binnen. Zijn eigen fortuintje durft hij niet aanspreken.

Waar zou hij anders de 600 gulden boete vandaan halen,

als hij gevat werd?

En hij kan helaas ook geen beroep meer doen op de „gewonelycke

Genereusiteyt" van Mevrouwe van Wittenhorst. Anno '54 is Margriet

gestorven, volgens de geneesheren aan een tortus ofte ver-

184

 

draaiing van heur ingewanden *). En daar is geen kruid voor

gewassen. 't Was meer dan erg; ze was nog maar 48 jaar, een

schone, statige edelvrouw van de goede, oude stempel. Nooit heeft

hij vergeefs bij haar aangeklopt. Zij is op het Groot-Kasteel geboren

en in heur hart heeft zij altijd een teer plekje bewaard voor

Deurne, waar zij haar gelukkigste jaren had doorgebracht. Bij ieder

bezoek liet zij zich goed nieuws vertellen van alle bekende Deurnse

families, vooral van de kameraadjes, waarmee zij had gespeeld in

de hof en op de zolders van het slot. En steeds bestelde zij de beste

groetenissen aan alle oude bekenden van de heerlijkheid.

Het is jammer, maar met jammeren komt hij niet aan geld om zijn

arme drommels uit de macht van de geus te houden. Die arme

Theunis Jansen met zijn kwaad been kan niet half de kost verdienen,

moet zijn hand ophouden voor de nieuwe predikant en

Dominus Feylinghius wrijft zich reeds de handen in het vooruitzicht,

dat hij het komende kind zal dopen en opvoeden naar het

gezuiverde woord Christi.

Al zijn de kansen niet eerlijk verdeeld, Geraerd geeft zich niet

gewonnen. Als het kind maar wil komen tijdens de duisternis,

liefst midden in de nacht, dan zal hij proberen bij Theunis te zijn,

voordat de predikant er zijn snavel kan tussensteken. En dan

zullen we eens zien, wie de vogel schiet. Geraerd kan rekenen op

de medewerking der almachtige vroedvrouw Wilbertien Reinier

Geurts. En die van Jansen vinden het volstrekt niet prettig om

voor geus te worden versleten, maar ja, honger is een scherp

zwaard. In zijn hart neemt hij Theunis en Geert niets kwalijk,

maar op kinderen is hij fel. Ook arme kinderen blijven wel eens

leven en gaan zich bijtijds vermenigvuldigen. De predikant mag

drie uitgedroogde kwezels van hem hebben voor één kind. Of laten

we zeggen twee, want zelfs kwezels hebben een soortement ziel,

ofschoon hij dit soms ernstig betwijfelt. En iedere ziel is er één.

Ook wordt het tijd, dat hij een nieuw krachttoertje laat zien, dat

hij besproken wordt. Zijn mensen moeten weer eens fier op hem

zijn en lachen... Onze pastoor heeft me daar de geus weer eens

bij zijn — uh — dingen gehad!

Wilbert is een organisator. De baker zal het teken geven aan

*) Blinde-darmontsteking.

185

 

een van de geburen. Een paar huizen verder staat Pierewiet geza-

deld op stal en Wilbert slaapt vlak naast hem in het stro. Als het

sein komt, is hij in een kwartier op Den Grootenberg.

En het regent, het regent...

Wat te doen als het kind in de vroege morgen komt? De predikant

is haast zo wijs als een pastoor en zal er geen hele dag overheen

laten gaan. Is er eenmaal gedoopt, rooms of gereformeerd, dan

valt er niets meer aan te veranderen, voor zover hij Geert en

Theunis kent. Twee keer laten dopen? Wat deze mensen erger

vrezen dan honger, is belachelijkheid.

Zich op klaarlichte dag in Deurne vertonen is waaghalzerij en dus

zeer aan te bevelen, als het goed afloopt. O, het is geen kunst er

te komen! Op een klotkar, onder een tas turf of een laag zakken.

Maar het gaat afschuwelijk langzaam. Eerst moet de kar uit het

dorp komen om hem te halen. Dan is er gauw drie en een half uur

mee gemoeid, dat is te zeggen: als Theunis zich voetstoots laat

overtuigen. Anders wordt het vier of vijf uur. En in zo’n dicht-

bevolkte buurt als het Kerkeind komt hij niet ongezien in het hutje

van de kreupele scheper. Daar is het kleinste voorval een ge-

beurtenis. Hoe zelden houdt er een kar stil bij de arme Theunis

Jansen! En een kraamvrouw heeft veel aanloop. Het argeloze

nieuwtje suist door het dorp. Stil, niks zeggen, de pastoor is bij

de Kromme om de kleine te dopen!... In hun oliedomme onschuld

zouden zij in staat zijn hun gereedschap erbij neer te gooien en

te gaan kijken. Daarmee wordt zijn trage terugtocht een gevaarlijke

affaire, want hij kruipt voort over één rechte weg, ruim een

uur lang. Er wordt immers met stelligheid beweerd, dat aan Jacob

Geurts een grote som is beloofd, als hij de pastoor kan laten attra-

peren. Wie weet ligt de lelijke gluiper daar nu al op de loer... En nog

zotter. Overdag zou het volstrekt geen wonder zijn, als de pastoor daar

de predikant tegen het lijf liep. Dat is een flauwe positie!

Gisteren hebben zij het lang en breed besproken. Wilbert voelt

meer voor een andere tactiek: Uitkijkposten rond het huis. Lui,

die hun snater weten te houden en uit hun piepers kijken. Dan

komt ge daar onvoorziens als een steen in huis vallen, langs de

kortste route en de stilste binnenwegen. Maar dan viervoets, met

donders geweld, recht erop af! Bij het eerste alarm in vliegende

galop er vandoor, langs een andere weg. Maar dat is natuurlijk

186

 

niet nodig. Voordat de drost weet, wat hij doen moet, is de plech-

tigheid allang achter de rug.

Geraerd voelt wel voor zo'n stoute huzarenrit, maar...! Het zou

goed gaan, als ze daar met het kind in de armen op hem stonden

te wachten, als er niet geredeneerd moest worden. En daar is hij

helemaal niet zeker van, ziet ge? Bovendien, wat een oproer onder

het geuzenkliekje! Niet dat het veel verschil maakt, want —

Daar op het kastje ligt nog de brief, eergisteren aangekomen.

Zonder veel verwachting heeft hij regelmatig gerequestreerd tot

opheffing van zijn bannissement. Opeens was er goede hoop, toen

niemand minder dan de Spaanse gezant in Den Haag bereid gevonden

werd voor hem te interveniëren. Toen hij dit vernam,

begon Geraerd ernstig aan zijn terugkomst in Deurne te geloven.

Uit Brussel is hem nu een afschrift van de resolutie toegezonden.

 

Is ter vergadering gelesen seecker memoriael van den heere

Richardt, Raedt vanden Coninck van Spaigne, desselfs secre~

taris ende van tvege de heer Ambassadeur Gamarra, permissie

ende verlof voor en ten behoeve van Mr. Gerard Amey

Jacobs, weerlyck preister, geboortich van Doerne int quartier

van Peellandt, omme syn leven lanck gedurende, aldaer vrij

ende ombekommert te mogen woonen, mits sich comporterende

naer de placcaten 's Landts ende sich onthoudende van alle

exersitie van syn Religie up peene van te syn van goede prise.

Waerop gedelibereert, oock gehoort ende ingewonnen synde

't bericht van de comportementen van voors. Geraerd Ameye.

Is goetgevonden ende verstaen, dat int voors. versoeck niet can

worden getreden.

 

Zelfs de naamsverandering heeft niet mogen baten. Hij staat daar

in Den Haag aangeschreven als nummer één van het verdoem-

boeksken. En geen wonder. Ruim tien jaar heeft hij op de brutaalste

manier het paapse beest uitgehangen. Hoe het mogelijk is geweest,

begrijpt hij nog niet. Tien jaar lang hebben predikant en Classis

met hun doleanties de papieren wal der Haagse administratie ge-

bombardeerd, voordat de pennelikkers er eindelijk notitie van

namen. Waarschijnlijk werd de bundel te dik en te zwaar bij het

af- en aansjouwen. Al die afgesneden vingers en uitgestoken ogen

van kinderen die naar de geuzenschool gingen...

187

 

Zijn slechte „comportementen" schijnen zelfs in Brussel indruk te

maken. Het kostbare Waalse baronnetje, secretaris van de Kardinaal,

is er blijkbaar van overtuigd, dat de pastoor van — hoe

heet dat gat? — het veel te bont heeft gemaakt. A bien considerer

la chose, schrijft hij in het begeleidende briefje, nous ferons sage-

ment dans ce temps, d'oster toute pierre d'achoppement aux

Seigneurs Estats Generaux. Zo'n stuk verwaandheid! Die zal hem

uit een veilig Brussels paleis eens vertellen, hoe hij in vijandelijk

gebied een grote parochie bijeen moet houden...

Hij zit voor het venster, dat uitziet op Deurne. Bij helder weer

kan hij juist de torenspits zien, maar nu hangt de regen als een

gordijn van fijne, stalen ringetjes, als een reusachtig maliehemd

rond de kapel. En er is geen ander geluid dan de regen. Truike

slaapt en het is vandaag geen school.

Hij weet, dat daarginds in het dorp een stil, wijs gezichtje voor

een zelfde venster zit en uitstaart over het Haageind, naar de kant van

Venray. Ons-moeder heeft nu haar uitkijk achter de heg moeten ver-

laten. Dat duurt al ruim een half jaar en de mensen beginnen eraan te

wennen. Als het weer niet te lelijk doet, slijt Jenneke Jacobs al haar

vrije uren achter de heg en stuurt steeds naar dezelfde kant, tot aan de

knik in de weg bij de twee kastelen. Zelfs de rumoerigste jonge

gasten worden stil, als zij Jenneke passeren, en zeggen haar ernstig

goeiendag. Dan groet zij terug en kijkt weer haastig naar het zelfde

punt, als kon haar juist dan iets belangrijks ontgaan.

Wanneer Wilbert voorbijkomt, houdt hij de driftige Pierewiet in bij

het huis van Jenneke Jacobs. Kinderen komen gelopen en alle mensen

staan te kijken, want het is een woeste vertoning. Jenneke heeft altijd

iets mee te geven, een zakje lekkere boterhammen, nog warm uit de

oven, een paar gestopte kousen, een gewassen koorhemd, de verma-

ning om iets warms aan te trekken, of een simpele goeiendag.

Heeft zij iets aan te reiken, dan begint Pierewiet te dansen, gooit

zijn kruis in de lucht, steigert en maakt de gekste zijsprongen.

Wilbert hangt gevaarlijk ver uit het zadel, strekt zijn arm en

scheldt. Het vlugge Jenneke speelt dapper mee, doet lacherig

bang, trippelt voorzichtig naar voren en schiet met kleine gilletjes

opzij. In dezelfde tijd zou hij drie keer op en af kunnen stijgen,

maar dat begrijpt ge. Eindelijk kan hij het pakje nog juist op het

kantje af beet grijpen. Het is gelukt; de kinderen joelen van be-

188

 

wondering en Jenneke heeft een kleur van plezier. En het was

maar precies op tijd, want meteen flikkeren de ijzers, alle vier

tegelijk, en Pierewiet is er vandoor als een kanonskogel. In al

deze opschudding zoudt ge haast vergeten, dat hij een hete duivel van

een paard mag zijn, doch steeds doet wat Wilbert van hem verlangt.

En bij zijn terugkomst, al is het uren later, staat Jenneke nog even

trouw op haar post om te horen, dat alles wel is op Den Grootenberg.

Geraerd begrijpt haar volkomen. Dit is allereerst het pure, smar-

telijke verlangen van alle moeders. Ruim tien jaar hebben zij het

samen zo goed en gezellig gehad in het oude, propere huisje...

Maar dat is niet alles; het is ook een aandoenlijk komediespelletje,

de enige manier, waarop zij hem kan bijstaan in zijn strijd tegen

de geus. Onvermoeid staat zij daar te hunkeren, als een bedelend

kind, opdat de mensen het triestig zullen vinden en hem ook op

weekdagen blijven gedenken. Zij probeert zijn plaatsje warm te

houden tot komende Zondag.

Toch vindt hij het een beetje gevaarlijk. Ge zoudt het niet aan

haar zeggen, maar ze wordt al gauw zeven en zestig, de kleine,

vlugge heks. Een kleur als een bellefleur en nog kaarsrecht. De

lucht doet haar goed, zegt ze, en ze kleedt heur eigen warm aan,

ze heeft nooit koude voeten...

Er is nog geen Wilbert in zicht. Gelukkig maar; het is nog veel te

vroeg ...In zijn wambuis tast hij naar de blankgepoetste patakon,

die hij heeft gekregen van onzen-Aert en ons-Heylken samen, als

kraamgeschenk voor de kleine van Theunis Jansen. Het is nog een

ouderwetse, met een Bourgondisch kruis aan de achterkant. In

Deurne zeggen ze, dat die oude kruisdaalders geluk aanbrengen.

,,'n Duur gastje, dieje pastoor van ons," heeft Aert gezegd, toen

hij gisteren het geldstuk kwam brengen. En ons-moeder heeft een

bundeltje kindergoed meegegeven. Er zijn nog windels bij, die

hij zelf heeft gedragen. Wat zal zij haar neusje in de lucht steken,

als hij deze doop er goed afbrengt! Ja, het wordt tijd, dat hij weer

eens van zich doet spreken...

Vanaf zijn prille jeugd heeft hij graag gekeken naar zo'n malse,

windloze regen. Het maakt hem stil van binnen, brengt hem in

een roerloos gepeins. En mijn Heer Pastoor van Deurne maakt de

rekening van zijn tienjarige strijd met de geus.

189