CuBra
Inhoud Roothaert
Home
Auteurs
Deze CuBra-website kwam tot stand onder redactie van Ed Schilders en Frans Walch
Copyright 2007 Paul Tensen Stichting & Stichting CuBra

Mr. A. Roothaert

Die Verkeerde Weereldt - 26

Volledige roman van Anton Roothaert - Elke donderdag een nieuw hoofdstuk

Sy syn met sonderlinghe haet ende passie tegens hem

ingenomen.

Soms woont er in uw omgeving iemand, waarvan ge nooit last

hebt gehad en die ge zelfs van huid noch haar kent. Maar zodra

ge hem ziet, wordt ge bevangen door een onwaarstaanbare walging.

Uw beste humeur maakt een buiteling en heel uw dag lijkt bedorven.

En als ge gaat opletten, komt ge tot de ondervinding, dat het

wezenlijk zo is: na het zien van die mens loopt u alles tegen. Dan

gaat ge zo iemand zorgvuldig uit de weg.

Hebt ge geleerd uw gezond verstand te gebruiken, dan wijt ge

dit alles aan u-zelf, aan een klein weeffoutje in uw hersens. Maar

het foutje is sterker dan gij. Daar kunt ge driftig bij worden en

kwaad op uzelf, het geeft niets. En het is ook geen reden om te

gaan tobben, want de geleerden zeggen, dat er aan ieder van

ons wat mankeert en dat ge niet zot wordt, zolang ge zelf uw

dwaasheden inziet.

Maar één ding is zeker: alle inwoners van Deurne kunnen niet

bij toeval precies dezelfde kleine fout in hun weefsel hebben.

Jacob Geurts, of Goorts, is iemand, die in vroeger tijden wegens

hekserij zou zijn verbrand. Waar hij gestaan heeft, wassen geen

vruchten meer. Hij doet de kruiden verwelken, het bier verzuren,

het ijzer verroesten en alle klare metalen verduisteren. Hij ver-

jaagt de bieën uit haar korven, maakt de most tot azijn, laat de

koeien verwerpen. Als hij tot u spreekt, wordt ge dul en onzinnig,

want zijn adem is een sterk venijn. Paarden leggen bij zijn nadering

de oren in de nek en rollen de ogen, alsof zij gaan trappen. Wilbert

zegt, dat hij van wijd-af aan Pierewiet kan voelen, dat Jacob

Goorts in aantocht is. Honden nemen de staart tussen de benen

en sluipen naar hun hok, of zij wonderwat op hun geweten hebben.

Moeders roepen hun kinderen bij zich en dan klinkt haar stem

zo vreemd en schel, dat zij maar één keer hoeven te roepen.

Dragende vrouwen brengt hij tot wanhoop. Als zij van hem ge-

240

 

schrokken zijn — en ze verschieten altijd van zijn sluipende ver-

schijning — dan tobben zij dagenlang met de vrees, dat zij een

monster zullen baren naar zijn gelijkenis. Hij bezit een geheime

tovermacht om alle mensenvreugd te doven, de beste gevoelens te

veranderen in vrees en haat.

Iedereen is niet even vatbaar. Mensen als de Colens, Van den

Boomens, Van Breys en zulk slag van voornaam volk, gaan voor

Jacob Goorts geen stap uit de weg en kijken hem recht in de ogen.

Zij hebben al hun verbeeldingskracht nodig voor de kerk, en daar-

Buiten geloven zij slechts aan de eenvoud. Maar we hebben boeren

gezien — en niet van de kinderachtigsten! — die zonder een woord

te kunnen zeggen, doodsbleek en sidderend, met de hooivork ge-

reedstonden om hem uit de stal te houden. Die na zijn vertrek

hun erf met wijwater besprenkelden, overal waar hij gelopen had!

En zij zouden gestoken hebben, uit louter angst.

Zover komt het nooit, want hij is een lafaard zonder enig eergevoel.

Als schepen heeft hij van Schout De Visschere eens hoogst-

eigenhandig een pak slaag gehad, in volle gespannen genechte.

Tegenover andere geuzen kan hij zo vriendelijk zijn als hij wil,

het schijnt niet te pakken. Zodra hij voor de dag komt met zijn

zemige glimlach en vleiende strijkages, staan alle voorhoofden

pijnlijk gefronst. Zelfs Leefdael, zijn beschermheer, ontvangt hem

nooit onder vier ogen (dat heeft de drost verklapt) en maakt het

onderhoud zo kort mogelijk.

Voor Dielis Vogels, die hem al van verre begint uit te schelden

en hem al vaak genoeg heeft „uytgeëijscht" om te vechten, gaat

hij als een haas op de loop.

Jacob Geurts vecht niet. Hij weet precies, hoe hij zich moet wreken.

Hij sluipt langs de heggen, hij loert en loert, geduldig als een kat.

En wat hij ziet, verklikt hij op het kasteel. Hoe zouden anders

vorster en schutter opeens komen binnenvallen in een afgelegen

hoeve onder Vreewijck, waar de boer „eenen buyten klermacker"

uit Nederweert aan het werk heeft? Zeker, dit is strijdig met ons

keurboek, maar deze stokoude bepaling was tot dusver nooit toe-

gepast. Dit is maar een voorbeeld uit vele. Komt ergens zo'n

calange als een dondersteen uit de lucht vallen, dan moogt ge

zweren, dat Jacob Geurts daar in de buurt is geweest. Dit was

ook het geval, toen de jongens van de weduwe Frans Joosten een

241

 

kar klot „hadden geladen gehad" op de gemeente-peel. Dit zijn

breuken van vijf en twintig gulden, waarvan door de Zot geen

helder wordt gepardonneerd. En iedereen weet, dat Jacob Goorts

zijn deel krijgt.

Over kleermakers gesproken, deze hervormde schepen luistert ook

naar de naam Jacob den Snijer. Sedert zijn komst geeft hij zich

voor kleermaker uit, ofschoon hij voor een Deurnse mens nooit een

stel slobkousen heeft gemaakt, laat staan een wambuis.

Jacob Geurts krijgt nooit een vriendelijk gezicht te zien. Dat van

zijn vrouw is blijvend verstard in een huilerige plooi. Zijn kinderen

zijn onnatuurlijk braaf en stil. Zij zijn voorbeelden en zeer goed

gezien. Hun ernstige, vragende ogen spreken tot het hart van onze

mensen. Zij mogen overal komen, gaan zelfs spelen op het kasteel

met Johan en Johanna, de kinderen van de heer. Misschien heeft

Jacob Goorts aan zijn kinderen te danken, dat hij nog leeft.

In het jaar '50 kwam hij met zijn gezin naar Deurne, gaf zich uit

voor geus en liep Huysinghius als een hondje achterna. Weldra

begon hij steun te trekken van de Heilige Geest en kreeg een huisje

te bewonen, dat aan de arme behoort.

Hij is geleerd, wat hem natuurlijk nog meer gehaat maakt.

Schrifturen van zijn hand zijn wat onbeholpen, doch bruikbaar.

Op aandringen van de predikant werd hij dus in 1651 kerkmeester

en het volgend jaar schepen. Maar toen wisten we alles niet zo

precies, we moesten hem nog in 't gebruik leren kennen. Dat ge

van iemands gezicht een rilling krijgt, is geen wettelijk bezwaar.

Wel was er veel ruzie in het armenhuis en uit een van die scheld-

Partijen vernamen de buren, dat Jacob Geurts gratie zou hebben

gekregen van de galg. Zijn eigen vrouw verweet het hem!

Er werd informatie genomen in Horst, waar hij geboren is. Daar

wisten de mensen alleen, dat de schelm nooit had willen deugen,

dat hij als jonge kleermakersgast er vandoor was getrokken, naar

de troep. Voor de rest waren het praatjes van horenzeggen, uit

de zoveelste hand.

Eerst dit jaar kregen die van Die Verkeerde Weereldt houvast.

Onlangs, in het begin van Maart, kwam er een vreemdeling in

De Leeuw, ene Marten van Lier uit de Vrijheid Oirschot. Het

gesprek kwam toevallig op Jacob Geurts en het moest treffen, dat

deze twee elkaar kenden. Ze hadden samen lange jaren in gar-

242

 

nizoen gelegen binnen Herentals „in dienste van Sijne Conincklycke

Majesteyt van Spangiën, Marten te peerde en Jacob te voet

dienende". En terstond ging toen over de gewezen voetknecht

een boekje open!

Dit gebeurde op een Zaterdagmiddag. Otto de Visschere werd

gewaarschuwd en legde onverwijld beslag op deze kostbare ge-

tuige. Hij logeerde Marten van Lier in Die Verkeerde Weereldt

en vertroetelde hem. Als goed jurist besloot hij iedere error in

persona uit te sluiten.

Toen op Zondagmiddag Jacob Geurts „vande geboden ofte uytter

kercke quam", werd hij onmiddellijk door Marten van Lier herkend

en „aengerandt". Het was een heel opstootje, een der zeldzame

ontmoetingen van de kopstukken der Rooms-Katholieke Staatspartij

met de hervormde gemeente Christi, komende uit de kerk.

Nooit hebben we Goorts zo zien schrikken als bij het zien van de

gewezen „perdtruyter", die riep: „Ghij syt nu een braff man, datse

u alhier schepen hebben gemaeckt. Tis nu beter met u, als doen

wy tot Herentals in dienst laeghen!" Meer kon hij niet zeggen,

want Geurts maakte zich ijlings uit de voeten langs de andere

kant van het kerfkhof.

Otto had het moment sluw gekozen en wist zich ervan te bedienen.

Hij richtte zich met luide vergaderingstem tot de predikant, die zo

dapper en onverstandig was om niet voor een De Visschere op

de loop te gaan. Eerst gaf Otto een summier overzicht van hetgeen

Marten van Lier kon getuigen. Daarop daagde hij de predikant uit

om als eerlijk en geleerd man hier coram populo te verklaren, of

het creatuur Jacob Goorts geroepen was om mede te regeren over

treffelijke Deurnse papisten, als daar waren de broers en zusters

en overige verwanten van een Michiel Goloffs, van een Lammert

Colen, van een Philips Mertens, et ceteri. Het was een gemene

strikvraag, want dit drietal stond vlak naast de predikant. Lambert

Colen, die in het complot was, kon nauwelijks zijn vreugde be-

dwingen. En het was een hard gelag voor Dominus Feylinghius,

want hij is een eerlijk man. Hij is ook een geleerd man. Er zijn

boekjes en tractaatjes van hem gedrukt in Amsterdam. Hij is zelfs

ook dichter.

Nu stond hij zeer beteuterd te kijken. In paniek zocht hij naar

een bijbels antwoord, dat tegen de situatie zou opgewassen zijn,

243

 

maar alle teksten en spreuken lieten hem in de steek. Bovendien

had hij een gezonde, onchristelijke hekel aan Jacob Geurts. Na

veel te lang gepeins verklaarde hij, dat plakkaten nu eenmaal

plakkaten waren... Waarmee Otto het volkomen eens was. Hij

verlangde zelfs niet beter dan dat de plakkaten ook richtig werden

uitgevoerd. En hij dreunde het artikel op van de vereisten voor

het schepenambt. Dat men, behalve gereformeerd en bekwaam,

ook moest zijn geboren Brabander, geërfd en gegoed, alsmede te

goeder naam en faam bekend. Welnu, dit creatuur was een buiten-

lander, een Gelder afkomstig van Horst, de kaalhans bezat nog

geen nagel om zijn gat te krabben en hij was alleen maar tot de

galg verwezen, anders niet. Hier werden de plakkaten botweg

verkracht, dat kon een kind zien!

Feylinghius trok hulpeloos de schouders op en sukkelde met gebogen

hoofd naar de pastorie. Het was een klinkende overwinning

en zij werd uitbundig gevierd. Die middag zat men in Die Ver-

keerde Weereldt haast op elkaars schoot.

De Visschere nam Marten van Lier mee naar Sint-Oedenrode en

bracht hem bij Deventer. De heren leverden geen halfduims werk.

In gezelschap van Nicolaes van de Sande, openbaar notaris, trok

men naar Oirschot en daar is ten huize van de schepen Peter

Michielsse een notariële acte gepasseerd, waarin alle „quaede

feyten" van Jacob Geurts zijn opgenomen. Hoe hij de „passanten"

knevelde en beroofde, te dier zake was verwezen om „gejustificeert"

te worden, van de galg werd gebeden, beterschap beloofde

en bij de eerste gelegenheid droste naar de vijand. En Marten

van Lier heeft aan de schepen „handtastingh gedaen", dat hij te

allen tijde bereid is zijn verklaring onder ede te herhalen.

Waarom al dit ceremonieel? Wel, als ge met Leefdael te doen

hebt, moet ge wel ieder gaatje zien te stoppen. Het is haast

lachwekkend, hoe deze edelman durft liegen en loochenen tegen

beter weten in.

Weet ge, hoe hij in zo'n aangelegenheid procedeert, wanneer ge

vergeet op alle slakken zout te leggen? De voorbeelden puilen uit

het archief:

Hij zou beginnen met aan Den Haag te antwoorden, dat er nooit

een Jacob Geurts uit Herentals in Deurne schepen is geweest.

Maanden later krijgt dan de tegenpartij gelegenheid voor de recht-

244

 

zetting, dat het creatuur afkomstig is uit Horst en in Herentals

bijna was gehangen. Daarop beweert Leefdael, dat blijkens zijn

informatiën er nooit een Jacob Geurts in Herentals heeft vertoefd

en er dus ook niet tot de galg is verwezen. Tevens ontkent hij

het bestaan van een Marten van Lier. Als deze werkelijk blijkt

te leven, dan is — „soo men aldaer verstaet" — in Herentals

nooit een Marten van Lier te zien geweest. Is dit tot klaarheid

gebracht, dan ontdekt de heer van Deurne een dwaze persoons-

verwisseling, want zijn schepen heet niet Jacob Geurts, doch Jacob

Goorts van der Horst. Dit, terwijl heel het dorp weet, dat de lelijke

mens zich nu eens Geurts, dan weer Goorts schrijft. En dan begint

het spel van voren af aan.

Dit alles gaat verloren in een rimram van hemeltergende vroomheid

en scheldpartijen op de vuile, bittere papisten, die samenrotten

tegen hun rechtveerdige heer, de enige heer in de Meierij, die de

Roomse superstitie niet en is tolererende,- waarom men dan ook de

gereformeerde religie meer dan op enig dorp ziet floreren.

Op het laatst is er dan zoveel papier gewisseld, dat de Haagse

hoofden beginnen te duizelen. Vaak gaat de zaak in de doofpot,

maar meestal wordt de heer van Deurne in het gelijk gesteld met

een resolutie van drie regels, die getuigt van minachting voor dat

paapse gespuis, daar onder in Brabant.

Trouwens alle hervormde gezagsdragers in de Meierij hebben het

even gemakkelijk. Van elke gegronde aanmerking op hun beleid

maken zij een godsdienst-relletje en gaan vrij uit. Zodra de grote

heren van Den Haag het woord religie of paepsche stouticheyt

lezen, laten zij iedere klacht vallen als een gloeiend ijzer, ook al

schreien de feiten ten hemel. En op deze manier werden schelmen

als Jacob Geurts jaarin-jaaruit gehandhaafd in de regeringen van

het onmondige generaliteitsland.

Eigenlijk is het een wonder, dat hij nog leeft. Die van Liessel

beschouwen zich graag als een dorp apart, omdat zij ook een kasteel

hebben. Zij zeggen aan ieder, die luisteren wil, dat Jacob den

Snijer wordt doodgeslagen, zo gauw hij alleen ,,bij ons" durft

komen. Reeds hebben zeer gevaarlijk individuen in hinderlaag ge-

legen, tevergeefs. Hij is zo voorzichtig als een kat. Zij zeggen, dat

een speciale duvel ermee belast is, hem in zo'n geval langs een

ander paadje te sturen.

245

 

Het komt niet verder dan tot nachtelijke aanvallen op zijn huis.

Aan zijn ruiten heeft de glazenmaker gedurig werk. Op gezette

tijden wordt zijn tuin „doorlopen". 's Zomers gaan zijn bonen

eraan, 's winters zijn kool. In zijn put liggen steeds enkele ratten-

krengen. Bij het schoonmaken is er al een rottende schaapskop uit

opgehaald, tegelijk met „het manneken, dat hij in de hoff had

gestelt voor de vogels" oftewel de vogelverschrikker.

Alles op kosten van de gemeente.

246