CuBra
Inhoud Roothaert
Home
Auteurs
Deze CuBra-website kwam tot stand onder redactie van Ed Schilders en Frans Walch
Copyright 2007 Paul Tensen Stichting & Stichting CuBra

Mr. A. Roothaert

Die Verkeerde Weereldt - 29 (van 42)

Volledige roman van Anton Roothaert - Elke donderdag een nieuw hoofdstuk

d'Officieren van Landt int uytvoeren van henne

functiën....

In de eerste ochtendschemering hebben zij een knecht naar de

Zeilberg gestuurd. Het is Derrick, die in staat is een mens dol te

maken met zijn sluwe boerendomheid. O, zitten ze hié—er? De

vorster dacht het wel. En ze hoeven nergens meer op te wachten,

want we hebben hem al... Wel, de pastoor, van eigens. Daarvoor

waren ze toch expresselijk naar Deurne gekomen, is 't niet?

Jacob Geurts is de hele nacht bij de soldaten gebleven. Hij kan

het niet geloven... Wel, dat zij dan maar komen kijken. Het

geloof is een gave Gods en daarmee kan Derrick u niet gerieven.

De korporaal Jan Otto geraakt buiten zichzelf, wanneer hij hoort,

dat de paap reeds gisterenavond bij elven gevat zou zijn.

Op Derrick maakt al dit getier niet de minste indruk... Eerder

gekomen? Maar mens-lieve, niemand wist waar ze staken! We

konden toch niet in de hardstikkendonkere heel 't dorp gaan af-

zoeken. Hadden we soms in het holleken van de nacht de klok

moeten gaan trekken, of er brand was?... Allez, ze moeten het

zelf weten. Als ze hier nog een lutsken willen-gaan-zitten-blijven-

liggen-koekeloeren... Hij gaat naar huis, hij vindt het zo maar een

zure kilte voor deze tijd van 't jaar.

Voor dit laatste zouden zij hem kunnen doodslaan.

Daar gaan ze, nat, verkleumd, ziek van verveling en slaap. Hun

laatste twijfel verdwijnt, als zij het Groot-Kasteel zien. Jacob

Goorts bedenkt zich niet lang. Eén blik en hij maakt rechtsomkeert,

verdwijnt weer achter het Oudt Huys en sluipt langs de binnenpaadjes

naar huis.

Want in alle vroegte is er reeds een samenrotting bij de slotpoort

en de soldaten worden met gejouw ontvangen. Zij trekken hun

houwers en zijn in de juiste stemming. Zij worden nog luider

gehoond. Ook het volk van Deurne is voldoende geïnspireerd. Er

dringen al enkele koorngaffels naar voren in de drom. Een ogenblik

ziet het er uit...

265

 

 

„Stillekens aan ! !"

Het lijkt een donderslag, het brengt allen tot zwijgen. De houwers

zakken. Jan van den Boomen, thans weer schepen, is verschenen

onder het verwulfsel van de poort. Al is hij nog zo klein en mager,

hij maakt indruk, zoals hij daar boven op de brug staat, fier en

bedaard, in zijn zondagse plunje. Die heeft hij aangetrokken, omdat

de pastoor is gevangen en er gedelibereerd moet worden.

Alle mensen kijken geren naar Jan van den Boomen. Dan knijpen

ze de mond stijf dicht en slikken van deugd. Hij heeft altijd iets

oneindig-fris over zijn wezen. Het kleine, effen kraagje, hagelwit

gestreken, blinkt tegen de bruine gloed van zijn huid als puur

hermelijn. Zijn stemmige, zwarte kleren passen vlug en bevallig

om zijn jongensfiguurtje. En nu hij daar staat, valt het mij ineens

op, dat sedert Jantje van den Bosch, dat zuiperke, hier woont, ge

nooit meer hoort praten van ]antje van den Boomen. Het is nu

altijd Jan, zonder dat iemand er ooit bij gedacht heeft.

Nu wordt er ook plaats gemaakt en die van de landdrost geraken

zonder onheil binnen de poort. De kerels vreten zich op, worden

brutaal en moeten door Monsieur Van Bommel hard worden aan-

geblaft... Voor de zot gehouden? Wacht even! Een andere kwestie:

Waar zaten ze eigenlijk, toen de Stadhouder van de Kwartierschout

hen nodig had? Heeft hij hun geordineerd, dat ze daar de hele

nacht voor zot aan de Zeilberg zouden gaan liggen? Nog één

woord en er gaat een klacht naar Den Bosch!

Vorster en schutter trekken kuise gezichten.

Er is een boodschap naar Michiel Goloffs gestuurd, maar deze

laat zich verontschuldigen, moet vandaag naar Bakel. Daarom

begeven de autoriteiten zich naar Die Verkeerde Weereldt om

de zaak te bespreken.

Otto de Visschere dient de pastoor als procureur. Het plakkaat

eist 600 gulden boete. Maar van arbitrale correctie *) kan volgens

hem niets in huis komen. Daarvoor zou de schepenbank een vonnis

moeten wijzen, met heel de papieren rompslomp van dien, om van

het tijdverlies maar niet te spreken. Tot wat willen ze Meester

*) Thans kunnen slechts bepaalde, bij het artikel genoemde, straffen worden

opgelegd er» is de rechter binnen de gestelde grenzen slechts vrij ten aanzien

van de strafmaat. Toen echter werd veelal ook het soort straf aan de fantasie van

de rechter overgelaten, mits hij zijn keus deed uit de gebruikelijke straffen.

267

 

Geraerd nog meer veroordelen? Een nóg hogere boete? De

Visschere meent, dat het in strijd zou zijn met het plakkaat, want

dit limiteert de pene uitdrukkelijk op 600 gulden en laat dus alleen

arbitrale correctie toe ten aanzien van een ander soort straf.

Nu wordt het een juridisch debat. Neen, zegt Van Bommel, het

plakkaat eist 600 gulden als minimum en laat toe om „arbitrairlyck"

een hogere boete op te leggen.

Neen, 't is een maximum.

Minimum!

Maximum!

Z e lopen warm, luisteren niet meer naar elkaar, smijten met juris-

prudentie en andere bronnen, tot de Constitutio Criminalis Carolina

en de Capitularia toe. Zij geraken op allerlei zijwegen en zitten

reeds midden in de moordzaken, als Jan van den Boomen opmerkt,

dat het allemaal even schoon en geleerd is, maar dat er geen moord

op de rolle staat. Er is kwestie van een boete van 600 gulden.

Hij wil niet op de sententie vooruitlopen, maar hij weet wel, dat

dit in Deurne algemeen als een schrikkelijk zware straf wordt

beschouwd voor een onnozel feit als dit, waardoor geen sterveling

is benadeeld. En hij twijfelt niet, dat de dingbank een vonnis zal

wijzen in de geest van de algemene opinie... De aanwezige

schepenen praten allen tegelijk om hem bij te springen.

Zie-zo, de wagen is weer in het spoor.

„Sophie, schud ze nog 'ns vol!"

Wat valt er nog meer te corrigeren? Voor verbanning komen we

ruim acht maanden te laat... Verbeurdverklaring van goederen?

De pastoor bezit binnen het territoir van de Staten geen duit geld

en geen duim grond... Wat dan? Lijfstraffen, geseling?... Dat ziet

ge van hier. De schepenen zijn in meerderheid Rooms en al was

dit niet het geval: geen Bancke van Doerne, hoe gereformeerd

ook, zou zich zoiets in het hoofd halen. Daar kwam op zijn minst

een regiment soldaten aan te pas. Op 't ogenblik zijn die van de

religie al uiterst verlegen met hun vangst. Michiel Goloffs durft

zich niet te laten zien. De predikant houdt vandaag zijn deur

stijf toe. De president Lammert Colen is er, doch slechts ten

voordele van de pastoor. Als geus kan hij een grotere mond op-

zetten dan de papisten. Daarom vindt hij 600 gulden al veel te veel.

De vergadering is nog volop aan de gang, als Wilbert tegen de

268

 

middag thuiskomt op Den Bottel. En Anneke vliegt hem bijkans

naar de keel. Steeds heeft zij gemopperd, dat hij meer op Den

Grootenberg hing en door de Peel zwalkte dan werkte op de hoef.

„Gaat er wonen!", heeft ze geroepen. „Hier zij-de toch niet op oew

gemak, zwalper! Weet-de-wa-de-gij had moeten worren?"

„Jawel: pater!", heeft hij eens geantwoord en toen begon heel het

huishouden zo te balken, dat Anneke het moest opgeven.

Maar nu krijgt hij op zijn baadje omdat hij niet op Den Grootenberg

was, zodat ze de pastoor ocharme gevangen hebben. Een

schandaal voor heel het dorp! Anneke durft komende Zondag in

de kapel heur gezicht niet te laten zien, want het is zijn schuld

met zijn verdoemde paardenmelkerij, 't is zund, dat ze 't zegt...

„Waar zijn ze mee Truikes gebleven?", is zijn eerste vraag.

Dat hij schijt mee z'n Truike! En dat hij beter attentie doet tot de

taak, die hij uit libere wil op hem heeft genomen! Dat hij er niet

aan begint, als hij toch alles maar verslonst! Dat hij...

Anneke is zo kwaad als een hekken. Ze ratelt nog door, wanneer

Wilbert alweer op de schuimende Pierewiet is gestapt en uit het

gezicht verdwenen.

Bij het kasteel weet niemand er wat van; eerst bij Bruystens ver-

Neemt hij waar Truiken is... Huh, die hadden ze natuurlijk glad

vergeten! En de oude Bruystens leeft nog, heeft zelfs een tamelijk

rustige nacht gehad.

Hij laat zich het onheil in kleuren en geuren vertéllen, stelt stekelige

vragen en slaat zich voor het hoofd bij zoveel domheid... En dat

Meester Geraerd niet wijzer was! Net een kijnd; ge kunt hem

geen minuut alleen laten. Wilbert heeft zijn rug niet gedraaid, of

de geus heeft de pastoor van Deurne vast. En die van Bruystens!

Waarom zijn ze niet achter-mekaar het kasteel binnengereden?

Dat is toch vlak bij!

Bij Thunis Aerts verwisselt hij Pierewiet tegen Truike. Terug-

rijdend langs het kasteel, krijgt hij van vijf-zes kanten de boodschap,

dat men op hem zit te wachten in Die Verkeerde Weereldt.

Daar had men hem voorbij zien jagen. Zij begrepen al niet, waar

hij bleef.

Want de heren van het gericht zijn uitgeredeneerd en tot een besluit

gekomen. De Visschere, Laurens de Lou en Aert Jacobs

stellen zich hoofdelijk borg voor 600 gulden, mits er van arbitrale

269

 

correctie wordt gedesisteerd en de pastoor immediatelijk vrijgelaten.

Van Bommel is ermee accoord, doch nu hij als stadhouder

niet helemaal competent is, verlangt hij de goedkeuring van de

kwartierschout. De Visschere heeft Franse wijn geschonken en

er waren enkele roemers mee gemoeid. De stemming is er veel

op vooruitgegaan.

Wilbert komt binnen en kijkt de pastoor vernietigend aan.

„Ik begin stillekens-aan respect te krijge vur die geleerde bolle!"

Groot is de vreugde. Geraerd houdt zijn ribben vast. Alleen onzen-

Aert lacht zo maar zuurzoet... Zes honderd gulden! Zo kunnen

ze de familie Jacobs wel arm krijgen...

Enfin, als de pastoor en de heren het allemaal even plezant

vinden, is het Wilbert ook goed. Wat was er van hun dienst?

Dat hij eens gauw te peerd springt met een brief voor Jonker

Deventer. Die woont in de vroegere Abdij van Hoydonck onder

Neerwetten. Als hij over Helmond, Stiphout en Gerwen rijdt, is

dat uit-en-thuis acht uur gaans. Doch voor hem is het maar een

stepke; hij kan hendig voor den donkere thuis zijn. Treft hij de

jonker niet thuis, dan zal hij moeten doorrijden naar Rooi, naar

de griffie van Peelland. Dat maakt ineens een verschil van vier

uur en dan wordt het spoeden.

Hij zit al te paard en laat hun de vier ijzers zien, voordat zij klaar

zijn met hun uitleg. Dat gezever!

 

Deventer kijkt uit het boogvenster van de Abdij en kan Wilbert

niet thuisbrengen... Dat is geen gewone boerenjongen! Goed-

gesneden laarzen met wijde schachten en kappen, naar de nieuwe

Franse snit. En het zuiverste kenmerk: gepoetste sporen. Houding

en gang van een echte ruiter. Maar dat péérd!

De ongewone boerenjongen wordt binnengelaten. Hij houdt zijn

hoed in de hand, buigt zonder stijfheid en zegt mijn Heer Hoofd-

schout goeiendag. Hij is Wilbert Cornelis Smits van Den Bottel

tot Deurne, met een brief van Monsieur Van Bommel. Hij is

beleefd, maar niet onderdanig, hij houdt zijn lijf recht en zijn

handen stil, kijkt de jonker rustig in de ogen.

Prouninck steekt zijn lange wijsvinger onder het zegel en leest, doch

is er maar half met zijn hoofd bij.

270

 

„O," zegt hij dan en kijkt weer door de ruiten. „Van wie is dat

een peerd, dat ge daar hebt staan?"

Zo, is dat Wilbert's peerd, dan mag de jonker het wel eens gaan

monsteren? En hij is al halverwege de zaal uit, voordat de affaire

hem weer te binnenschiet. Hij gaat terug naar de schrijftafel,

doopt een veer in de inkt en schrijft staandebeens onder de brief:

Fiat ut petitur. Cornelis Proeningh… Hier, vriend, dat is voor

Monsieur van Bommel!"

De jonker houdt ook niet van gezever, ziet Wilbert, is ook van

het peerdenvolk... Zij gaan naar buiten.

Jonge-jonge, wat heeft Wilbert Cornelis daar een schoon, licht

peerdje... Om hoe laat van Deurne vertrokken? Mordiou, dat is

hard gereden. Zo'n peerd mag men hem cadeau doen.

Maar Wilbert meent, dat het ding voor de jonker zijn postuur

toch wat te klein zou zijn.

Hoe zo, is ze dan zwak op de voorhand? Neen, dat dacht Deventer

ook al; ze staat schoon „in" de knieën. O, hij bedoelt zeker, dat

het geen gezicht zou zijn?

Als de lange kwartierschout heur gaat proberen, neemt Wilbert

met één blik de maat van diens benen en maakt de beugelriemen

een kwart el langer... Ja, zo zijn ze zjuust op maat.

Daar gaat hij... Mordiou, wat een lekker peerdje. Zacht in de

mond en vlug van spoor. Deze merrie is met beleid gedresseerd.

Door een kenner, een geboren ruiter. Zweten doet ze, maar van

moeheid is geen sprake, bijlange niet. Stap, draf en galop, zij

wisselt van gang als olie zo zacht en als water zo vlug. Ge hoeft

er niet aan te komen, ge hoeft maar te wijzen met uw hiel.

Hij stijgt af, prijst Truike als een mirakel van een perdje en Wilbert

Cornelis als een rijer, die de kunst verstaat. Hij kan wel zien, dat

het dier in goede handen is. Maar niet te lang stil laten staan in

deze schrale wind; ze is een beetje nat. Een goeiendag aan Monsieur

van Bommel en Monsieur de Visschere en de heren schepens.

Hoe is 't met Dielis Vogels? Altijd hetzelfde? Geen tanden meer

laten trekken? Allez, doe hem de groetenissen. En wel ginder.

De jongen heeft vlug de stiebeugels verhangen en is opgestegen

in de juiste stijl. Nu neemt hij zijn hoed af, laat hem na een be-

scheiden zwaai op de rechterlaars zakken en buigt zich in het

zadel... Precies! Niet te overdreven en niet te lummelachtig.

271

 

Schout Deventer heeft plezier in zo iets. Daarom groet hij haastig

terug, op dezelfde manier en in plechtige ernst, als voor een heer.

Adieu, Wilbert Cornelis!

Hij staat de goede rijder nog lang na te kijken. Er komt een sterke

glimlach op zijn lange paardentronie... Neen, dat is géén gewone

boerenjongen. Er zit veel adellijk bloed in al die heerlijkheden.

Die ouwe Van Doerne's! En het bloed verloochent zich niet. Eens

duikt het weer op, al is het een paar geslachten later en achter de

ploeg. Als hij De Visschere spreekt, moet hij eens naar die Wilbert

Cornelis informeren.

Hij gaat de abdij binnen en staat versteld... Mordiou, dat is waar

ook! Ze hebben daar in Deurne de pastoor bij zijn tabberd gevat.

Dat was hij al schoon vergeten!

272