Dat
vinden zij goed gedaan van Ons-Heer!
Jenneke
Jacobs hoeft niet meer aan de heg te staan. Met heur
tachtig
jaar mag zij nog beleven, dat de pastoor naar huis komt
en
vrij in Deurne kan rondlopen.
Dertien
jaar heeft zij trouw op haar post gestaan. Hoe vaak moest
de
heg niet gesneden worden, omdat zij er nauwelijks met haar
neusje
bovenuit kwam!
Dertien
jaar, het kan schikken. Hij is nu acht en veertig en de
zilveren
draden lopen door zijn haar. Het wijde horizonlicht heeft
een
der vele okertinten van de vlakte voor altijd op zijn huid ge-
stempeld.
Zijn gezicht kleurt goed bij de Peel. En in die zure Peel.
kan
niets of niemand gedijen.
Op
één punt heeft hij ons teleurgesteld: hij wit maar niet vetter
worden.
Eens hebben de kwezels een opstootje verwekt. Ze zeiden,
dat
mijn Heer Pastoor het onder de leden had en wegteerde met
de
dag. Hammen, spek en eieren werden naar Den Grootenberg
gebracht,
maar toen wij moesten horen, dat al dit kostbare kracht-
voeder
weer in het dorp terechtkwam, bij armen en zieken, gaven
we
de moed op. Aan dat manneke was geen eer te behalen....
Neen,
mijn Heren Staten zijn niet uit zichzelf wijzer geworden.
Maar
de goede Roomse koning van Frankrijk, die alles voor het
geloof
doet, komt ons verlossen van de geus! We hebben immers
altijd
gezegd, dat de Hollander het niet zou rukken in Brabant.
Het
kón zo niet blijven.... Heet die koning Lodewijk? Wel, vivat
Koning
Lodewijk! Dat hij de Hollander maar eens flink op zijn
kaaskop
komt; de lelijke mens heeft het dubbel en dik verdiend.
Oudere
mensen schudden het hoofd, zij hebben de oorlog gezien…
Soldaten
zijn soldaten, dat wil zeggen ontuig, wilde beesten. Hebt
ge
tijdens de Spaanse oorlog ooit enig verschil gezien tussen troepen,
die
vóór of tegen het geloof vochten? Die moedwilligers kennen
maar
één geloof: moorden en branden, roven en schenden.
372
In
het voorjaar komen er ongelooflijke berichten over de bliksem-
snelle
opmars der Franse benden. Hollandse kolonisten en andere
geuzenfamilies
van de Meierij vluchten inderhaast de grote rivieren
over,
mijn Heer Predikant voorop. De vijand is nog ver, maar de
papisten
voelen zich al veel te vrij. Dominee vermoedt, dat dit
ondankbaar
en onbekeerlijk volk de pretentie heeft van zich ver-
ongelijkt
te voelen en wel eens wraak zou kunnen nemen. En de
pastoor
heeft goed lachen! Als regel heeft hij geen vrouw en
kinderen
tot zijn last.
Van
deze paniek maakt Meester Geraerd gebruik. Lang vóór de
eerste
Franse troepen naderen, komt hij op klaarlichte dag langs
het
Groot-Kasteel gereden en stijgt af bij ons-moeder. Zij vat hem
bij
de hand en trekt hem vlug naar binnen. De sleutel van de grote
kerkdeur
heeft hij in zijn zak.
De
nonnekens zijn veilig onderdak gebracht in Venray. En onverwijld
wordt
de schuur van de mulder aan de Heimolen ingericht als kerk.
De
christelijke gemeente van Deurne ontsnapt bij toeval aan de
schande,
dat de predikant zijn kuddeken in de steek laat. Wach
endorp
is vorig jaar vertrokken naar Nieuwpoort; zijn plaats is nog
vacant
en de gemeente wordt bediend door de proponent Adolph
Plaen.
En als Plaen geen schrik heeft voor de Fransman, hoeft
hij
voor onze mensen niet op hol te slaan, want hij is getrouwd
met
Theunisken, een dochter van Michiel Goloffs, die voorschepen
is
en een treffelijk man. Maar Adolph is onder een hoedje te vangen,
dat
verstaat ge!
Ook
Leefdael is weer even vriendelijk als in die eerste jaren, toen
hij
op kosten van ons-gemeente zijn kasteel verbouwde. Er komen
geen
vuile calanges meer op de strafrol. Hij zal zorgen voor sauve-
garden,
hij zal zijn geliefde onderzaten behoeden voor brand en
plundering,
hij staat voor hen op de bres.
Eigenbelang,
zeggen die van de Verkeerde Weereldt. Een afge-
Brand
dorp kan hij niet meer afromen en uitzuigen. Als er iets te
plunderen
valt, doet onze Zot het liever zelf.
Aanvankelijk
trekt de oorlog langs ons heen. Turenne zit in Den
Bosch
en Leefdael in Deurne. Maar zodra de maarschalk weg-
Trekt
van de stad en zich neerslaat te Beek en Donk, drie uur
gaans
van hier, moet de heer van Deurne hals over kop voor
dringende
zaken naar Den Bosch.
373
Turenne
blijft drie en twintig dagen in Beek en Donk. De regenten
gaan
naar „den grooten baes" om „salve-garde" te vragen,
waarvoor
zij
in drie weken tijd 1630 gulden betalen. En bijna dagelijks
komen
zijn troepen fourageren. Vee, graan, hooi, stro en al wat
van
hun gading is, slepen zij weg. In September trekt de kapitein
La
Foulle met zijn „zeyltroupen" over Deurns gebied naar Someren,
waar
hij blijft kamperen. De nabijheid van Turenne en La Foulle
kost
ons-gemeente in totaal de som van 9360 gulden.
Dan
moeten in een paar maanden tijds nog te Maaseijk en te
Grave
1500 gulden betaald worden. Even later wordt weer hooi,
stro
en leeftocht gevorderd tot een bedrag van 4400 gulden. De
gemeente
kan het onmogelijk opbrengen en dient een bezwaar-
schrift
in.
Als
antwoord komt in de maand November een bende Fransen
de
vordering executeren. De pastoor haalt al zijn Leuvens Frans
naar
boven en tracht vergeefs het onheil af te wenden. Vanaf een
hoog
paard wordt hem, tussen twee sierlijke zwaaien van een hoed
met
pluimen, aan het verstand gebracht, dat men in vijandelijk
land
is en dat men de troepen niet kan laten creperen van honger.
On
le regrette beaucoup, monsieur l'abbé, mais on a ses ordres.
De
kerk wordt geplunderd, evenals een aantal huizen, waarbij geen
verschil
wordt gemaakt tussen paap en geus. De herberg van Jan
Spaengiaerts,
waar het Witte Perdt uithangt, brandt met de schuur
en
al wat er in is tot de grond toe af. Claes Willems, den Block-
maecker,
die razend wordt en de soldaten te lijf gaat, wordt pardoes
doodgeschoten.
Maar ja, onze klompenmaker is een opvliegende
zenuwlijder,
die gewend is van iedereen gelijk te krijgen en ge-
lukkig
heeft hij geen huishouden. Hij is geen erge dooie.
De
schade beloopt 2698 gulden 15 stuiver, terwijl de executie op
zichzelf
nog 200 gulden kost.
Vivat
Koning Lodewijk!
Een
half jaar lang is het ouderwets gezellig geweest in het huisje
langs
het Haageind. De laatste jaren heeft Jenneke geleefd op haar
koppig
verlangen, maar nu is het taaie veertje doorgeknikt. In de
maand
October sterft zij stil en tevreden als een moegespeeld kind.
Nu
moet de pastoor gaan verhuizen, want Jenneke had haar huisje
verkocht
om zijn laatste losgeld te betalen. En onzen-Aert is dit
374
jaar
schrikkelijk ziek geweest; het heeft erom gegaan, zegt Meester
Laurens.
De 21e October heeft hij zelfs zijn testament laten maken.
Maar
nu hij genezen is, laat hij uit dankbaarheid een huisje bouwen
voor
onzen-Geraerd, want het menneken is straatarm.
Zo
komt Meester Geraerd na 25 dienstjaren in het bezit van een
eigen
pastorie. *) Hij trekt erin met Anneke Wilberts van der Steyl
als
pastoorsmeid. En hij krijgt een paar koeien, want hij zal wat
moeten
boeren om aan de kost te komen, nu de nonnekens hem
niet
meer onderhouden. Maar Anneken is een bejaarde jongedochter
met
een paar losse stuivers en het moet al gek lopen, wanneer in
Brabant
een pastoor van honger sterft.
De
oorlog drijft over en alle hoop is vervlogen. De Hollander
blijft
in het bezit van de Meierij.
Maar
mijn Heren Staten zijn lelijk geschrokken. En zij hebben
plotseling
aan hun Zuidergrens een uitgestrekte provincie ontdekt,
vol
overtuigde landverraders, die de vijand feestelijk binnenhalen.
Dat
de „Franchoyse" zich zo snel gehaat maakten, was meer geluk
dan
wijsheid. Er gaan stemmen op, dat er toch iets moest gedaan
worden
om die Brabanders voor de Verenigde Nederlanden te
winnen....
Beden afschaffen? 's Lands verpondingen wat menselijker
toepassen
op die dorre zandvlakten?
Welneen,
de kinderhand is gauw gevuld. Laat hen maar kerkje
spelen,
dan zijn ze content. En het kan! De gereformeerde kerk
barst
van de ruzie en versplintert met de dag. Houdt gij de kinderen
maar
bezig, mijn Heren Pastoor en Predikant, wij zullen ze wel
arm
houden....
En
de Hollander gaat nog zwaarder op het land zitten. Het beetje
godsdienstvrijheid
laat hij duur betalen. Oude accijnzen worden
verzwaard,
nieuwe ingevoerd, op alles wat een arm mens van doen
heeft.
De rijke kruidenier trekt de kinderen van Brabant de schrale
boterham
uit de hand. Zij sterven als ratten,...
En
ondanks alle oorlogswee zullen de Fransen nog verscheiden
keren
met gejuich worden ingehaald, tot eindelijk de Hollander
van
zijn vijand zal moeten leren, hoe men een braaf en werkzaam
volk
regeert.
*)
Deze „pastorie" bestaat nog. Een zeer schamel
arbeiderswoninkje.
375
Eerst
in '74 is Dominus Adolph Plaen te Deurne bevestigd. De
classis
heeft zich jarenlang verzet, want Deurne is een vette
plaats,
die veel liefhebbers trekt, en Adolph is nog jong. Er zijn
veel
„ongeleegentheden en oneenicheden" mee gemoeid geweest,
maar
Michiel Goloffs heeft eindelijk overwonnen. Op 30 September
wordt
voor het eerst sedert Wachtendorp's vertrek in de Deurnse
kerk
het Avondmaal gevierd.
Er
is een toeloop van belang:
Mijn
Heer Predikant met zijn Theunisken. Neem mij niet kwalijk:
nu
zij in de hoge, geestelijke stand is getrouwd, heet zij „Antonetta".
Jonker
van Winteroy met zijn „drossaertin" en zijn dienstmaagd.
Michiel
Goloffs met zijn zoon Thomas.
Meester
Aert van Hoeck, zijn zoon Abraham en zijn dochter Marie,
de
prima ballerina van Deurne. Zijn vrouw Matres is vandaag
„door
eenighe vuyle passiën gedreven synde, in haer huys ge-
bleven".
Met andere woorden: er is weer hooggaande ruzie over
de
tapnering en de danspartijen. De meester zit hopeloos verstrikt
in
processen en wordt door de drost langzaam doodgenegerd. Nog
twee
jaar geduld, Heer Drossaard, en de zege is u! Meester Aert
sterft
enkele maanden na zijn oneervol ontslag en Winteroy spreekt
nog
de erfgenamen aan voor de proceskosten.
Jan
van den Bosch en zijn huisvrouw,... Ja, Lysken is meegegaan.
Zij
vond het onnozel voor Theu—Antonetta Goloffs en haar jonge
predikant,
dat er zo weinig mensen waren.
De
schepen-barbier Hendrick Bogaerts. Hij is aan de arme. Zijn
halfbroer
Jan heeft genoeg om van te leven en is weer afgevallen.
Jenneke,
de weduwe van de vorster Van Schayck. Deze is voor
kort
gestorven.
Dat
zijn zeven gezinnen, waaronder slechts twee van Deurnsen
bloede:
Goloffs en Bogaerts.... Waar zijn ze gebleven, de geuzen
van
ons dorp?
De
oud-president Lammert Colen is zonder enig vertoon tot het
geloof
zijner vaderen teruggekeerd, gelijk te voorzien was. Het
walgelijk
spel van Wachtendorp met Nelis Goverts gaf de doorslag.
In
het dorp schijnt een stilzwijgende afspraak te gelden, dat
over
deze zijsprong van een geboren Colen niet meer gesproken
wordt.
Philips
Martens is al jaren dood en Rooms gestorven. De vrouw
376
haalde
de pastoor in plaats van de predikant en Philips had niet
veel
besef meer, vond de Roomse hemel even goed, of hield zich zo.
Ook
Joost Buyels, het jaloerse manneke van het lelijke Betje, kan
zich
niet goed meer herinneren, dat hij eenmaal geus is geweest.
De
vrouw en kinderen van de martelaar Jacob Goorts zijn naar
Horst
vertrokken en weer paaps geworden, behalve de oudste zoon
Goort.
Maar hij bedient dan ook een openbaar klerkenambt en is
voorbestemd
om gezworen klerk van Deurne te worden. Hij is een
zeer
geacht man.
De
schutter Willem Jansen is vorig jaar overleden als een der
weinige
bekeerlingen, die ook gereformeerd stierven.
En
in De Swaen is een grote verandering gekomen. Ons-Heer
heeft
op Zijn affaire gepast, want voor enkele jaren werd in Vlier-
den
een beer met drie bollen geslacht! Heel het dorp is gaan kijken
en
de pastoor heeft er aandoenlijk over gepreekt. Anthonie Everts
Hurckmans,
die vanwege de binnenbeer in '54 protestant werd
gedoopt,
is voor alle zekerheid nog eens gedoopt door de pastoor.
De
oudste zoon Seger is getrouwd met Maayken, ook een dochter
van
Michiel Goloffs. Eerst voor de pastoor en later voor de
predikant.
Maayken wordt al gauw weer Rooms. Evert-zelf is ernstig
ziek
en kan het volgens Laurens de Lou, die weer met hem verzoend
is,
niet lang meer maken. Meester Geraerd komt de zieke regelmatig
bezoeken...
Het
is overal hetzelfde. Door heel het gewest komt de Reformatie
nauwelijks
verder dan haar vette baantjes reiken. Deurne is in
zover
iets bijzonders, dat hier de reformatie met ongewone strafheid
werd
aangepakt door een heer, die zijn knevelarijen met vroom-
heid
moest verbloemen. En de christelijke gemeente is hier volledig
bemand.
In verschillende heerlijkheden van de Meierij is het adellijk
huis
nog Rooms, terwijl in een statendorp heer en drossaard
mankeren.
Welnu, predikant, heer, drost, secretaris, koster-school-
meester,
vorster en schutter vormen met hun vrouwen veertien lid-
maten.
Nemen we twee bevestigde kinderen per gezin, dan wordt
het
acht en twintig. Daarbij twee of drie „christenen om den
brode"
en
het gemiddelde zou dertig moeten zijn.
Maar
Deurne bereikt in de loop der jaren zelden het getal dertig.
En
dit zijn haast allen vreemdelingen. De zuivere winst bestaat
377
uit
één enkele familie Goloffs, waarvan de meeste afstammelinge
vroeg
of laat weer in afgoderij vervallen.
En
elders… In Den Dungen, een dorpje onder de rook van Den
Bosch,
bestaat de gemeente in 1659 nog steeds uit predikant en
koster.
Dit belachelijk drama duurt al van de Spaanse Vrede en
het
wordt er niet beter op. Te Sint-Oedenrode, hoofdplaats van
ons
kwartier, telt men in 1649 zestien lidmaten, dertig jaar later
nog
maar dertien.
Tilburg,
het aanzienlijke dorp waar de wevers wonen, heeft in 1675
maar
dertig hervormden tegen 4100 Roomse communicanten.
In
1683 klaagt de Classis, dat men in Oisterwijk, hoofdplaats van
het
gelijknamige kwartier, niet één schepen van de religie heeft
benoemd,
ofschoon er wel zes hervormden wonen!
Anno
1666 bezocht de Procureur-Generaal van Brabant twintig
dingbanken.
In de meeste waren alle of het merendeel der schepenen
paaps.
En
rond deze „cleyne kuddekens" spelen zich droeve kluchten af.
Zo
hebben die van de Verkeerde Weereldt in 't jaar '51, toen er
veel
griep heerste, Jantje van den Bosch al op Zondagmorgen zat
gemaakt,
zodat Huysinghius in de grote kerk moest preken tegen
zijn
eigen vrouw, want ook de kostersfamilie was ziek. Om beurten
gingen
de deugnieten eens door het spleetje van de kerkdeur kijken.
Terug
in de herberg, rapporteerden zij, dat de mens schrikkelijk
astrant
was tegen zijn wijf: Gij zult in der eeuwen verrrdoemd zijn!
en
meer van die vriendelijke redenen.... Zij kwamen overeen, dat
mijn
Heer Predikant zijn sermoen beter in de beddekoets had
kunnen
houden.
Het
hopeloos getob van deze heren is verdrietig om te zien. Zeker,
zij
hebben een vet en zeer lui baantje, doch de meesten zijn on-
getwijfeld
vurige zeloten, die onder deze nietsnutterij zwaar te
lijden
hebben.
Mijn
Heer Predikant is een beschaafd man, de intellectueel van
zijn
tijd, en in Den Haag kan hij veel bereiken. Hij noemt zich
sterk
in broederlijke liefde. Voor mijn Heren Hoogmogenden liggen
onze
dorpen op Nova-Zembla, maar Dominee zit er met zijn neus
bovenop,
ziet het volk voor zijn ogen verkommeren en steekt geen
vinger
uit. Integendeel. Al zijn geschrijf dient slechts om de Haagse
blindgangers
op te hitsen; hij raast en tiert weinig broederlijk op
378
die
vuile, bittere papisten, die hij maar niet murw kan krijgen.
Pastoor
en predikant geven elkaar niets toe, de een is geen haar
vromer
dan de ander, zij liggen ons even warm aan het hart.
Maar
Dominee verschijnt hier als een machtige dwingeland, brood-
Rover
en geestdrijver, terwijl hij door niemand is uitgenodigd. Wel,
dan
eist het eenvoudigste boerenfatsoen, dat ge partij trekt voor
de
weerlozen, die zich hun eigen mening blijven veroorloven.
Misschien
hadden onze mensen wijzer gedaan met toe te geven?
De
ene godsdienst is even goed als een andere. Zo niet, dan moet
Ons
Heer volgens Thonisken uit De Swaen maar duidelijk laten
weten,
hoe Hij ,,geserveert" wil zijn. En de reformatie van Brabant
mag
een ridicuul avontuur zijn geweest, zij heeft een onnozel volk
in
zijn natuurlijke bloei en ontwikkeling vreselijk belemmerd, eeuwen
achteruit
gezet.
Maar
zij wilden nu eenmaal niet en dat moet u genoeg zijn! Met
dwang
en overmacht kunt ge veel bereiken, mijn Heren Pastoor
en
Predikant. Ge kunt rijk en sterk worden, heel de Staten in
uw
zak hebben, maar één kleinigheid zult ge nooit beheersen.
Dat
is de vrije gedachte van de mens.
En
hoe zij nu dachten, goed of verkeerd, wij vatten onze hoed
af
voor het arme, taaie volkje van Brabant, dat zich niet heeft
laten
ringeloren.
379
|