CuBra
Inhoud Roothaert
Home
Auteurs
Deze CuBra-website kwam tot stand onder redactie van Ed Schilders en Frans Walch
Copyright 2007 Paul Tensen Stichting & Stichting CuBra

Mr. A. Roothaert

Die Verkeerde Weereldt - 42 (slot)

Volledige roman van Anton Roothaert - Elke donderdag een nieuw hoofdstuk

Syt hiermede Godt in genaeden bevolen ende van

herten gegroedt.

Drie weken na zijn Brusselse reis heeft hij voor de zoveelste keer

aan Anneke van der Steyl gezegd, dat Jostien van Wilbert na zijn

dood het palmhouten Lieve-Vrouwke moet hebben. Dat heeft hij

beloofd, toen zij voor het eerst als bruid naar Den Grootenberg

kwam.

Dit was niets bijzonders, een praatje om eens wat te zeggen. Hij

is gewoon naar bed gegaan en ingeslapen.

Maar dan voelt hij opeens geen bed meer onder zich. Hij zweeft

omhoog door een donkerblauwe ruimte vol kleurige sterren en

kaarslicht. En hoe hoger hij stijgt, hoe meer lichtjes hem tegemoet-

komen. Van heel ver hoort hij zachte orgelmuziek.

Het gaat sneller en sneller; kaarsvlammen flitsen kort langs hem

heen in de diepte. Daar boven, heel ginder wijd, vloeien zij samen

tot één wolk van licht.

Ja, nu is hij op weg naar de hemel, dat spreekt.

Het orgel klinkt gaandeweg luider, als op een Zondag, wanneer

ge wat laat zijt en u naar de kerk haast. En nu hij dichterbij komt,

ziet hij, dat het geen wolk is van kaarslicht, maar één onafzienbaar

nest van piepjonge engeltjes, die licht geven met hun vleugels.

Fel wit licht, dat zeer doet aan zijn ogen.

Maar kijk toch eens aan! Daar is ons-moeder met Anneke Ballodt.

Zij weten ervan, komen hem een eindje tegen om hem af te halen.

En zo schoon heeft hij geen van beiden ooit gezien. Ons-moeder

is nog jonger dan in de tijd, dat hij op haar schoot zat. En An-

neken's gezicht is veel fijner dan hij ooit op een Italiaans schilderij

heeft gezien. Zelfs toen zij in de kist lag, met de blanke pinkster-

bloemen rond heur haar, was zij niet zo schoon. Zij dragen lange,

glinsterende gewaden en ijle sluiers, witter dan zilver en hel

als de zon.

Dat is een goei ding, dat doet hem plezier, want hij was niet bijster

386

 

op zijn gemak. En die twee schijnen goed met elkaar over de baan

te komen. In die veertien jaar zullen zij heel wat hebben af gepraat.

Wat is het nu 'gelukkig, dat hij toen met Dingen Verdonschot niet

van kwaad tot erger is gegaan! Dat zal Anneke wel weten. Hier

weten ze alles.

Nu zijn ze vlak bij hem. Zij kijken hem aan en lachen, want op

zo'n ogenblik kunt ge niets zeggen. Hij voelt zich klein en verlegen,

hij heeft nooit geweten, dat Anneke zo voornaam was. En

van wijd in de rondte zijn duizenden ogen op hem gericht. Hij

probeert te kijken, hoe hij er uitziet, want een oud pastoorken, dat

in zijn vliegende vaan recht uit bed komt, zou hier kwalijk passen.

Het is hier veel groter dan op de Peel, want ge kunt ook in de

diepte kijken en daar wordt hij schrikkelijk draaierig van. Het vaart,

als ge niets meer onder uw voeten hebt!

Maar zij komen naast hem staan en vatten zijn ziel bij de hand.

Dat doet hem goed; hij is nog akelig vreemd, maar zij weten hier

overal de weg,...

Opeens barst daar het orgel met groot geweld los, veel te hard.

Het geluid prikt en schroeit over heel zijn huid. En tjoep! daar

suizen zij samen omhoog, als een pijl uit de boog. Hij wordt duizelig

en bang, klampt zich vast aan die handen,... En dan —

 

In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti. Nunc dimitte, Domine!

servum Tuum in pace....

 

Anno Domini 1684, in de klare nacht van 24 op 25 Mei, is Meester

Geraerd Heynrick Jacobs heel stillekens doodgegaan.

Ge hadt er geen erg in....

 

Er lopen wel duizend manskerels achter de kar. Voorop gaat onzen-

Aert, hij is nu zes en zestig jaar en één en al kin. Hij wordt gevolgd

door zijn twee heerzoons. Hendrick is rector van de kerkschuur in

Liessel en Thony is pastoor van Someren. Daarachter loopt Dries

Peters den Ketelaer met zijn zoons.

En dan volgt de oude garde.

Peter Gevarts Colen is nu al vier en tachtig, maar dat zoudt ge

niet zeggen. Hij heeft de gouden Pieter van Leuven vermaakt aan

zijn kleinzoon Peter, die het peerd aan 't lachen heeft gemaakt.

Doch de jongen zal geduld moeten hebben! Peerken is anno '37

387

 

door een wonder van Sint Pieter opgestaan van de pest, want hij

heeft de Gods gave op haar ergst gehad. Maar dit zal hem niet ver-

hinderen om bijkans honderd jaar te worden.*)

Naast hem loopt zijn neef Lammert Thonis Colen. Oude, klapzieke

kwezels fluisteren, dat hij vroeger eens geus moet zijn geweest.

Zijn vurigheid is geblust; hij is een heel bedaarde mens, zolang

ge maar niet over de Zot van Deurne begint, want dan kan hij nog

paars oplopen. En dat is niet goed voor iemand van zijn jaren, al

is hij nog maar drie en zeventig.

Dit is ook de leeftijd van Meester Laurens, maar oei-oei, wat loopt

de mens er slecht bij! De laatste vier jaar, sinds de dood van Otto

de Visschere, heeft hij niet veel aard meer gehad.

Want het is gedaan met de politiek van Die Verkeerde Weereldt.

Otto is in het harnas gevallen. In '79, bij zijn terugreis van Den

Haag, waar hij weer tegen Leefdael aan 't rechten was geweest,

is hij in Bergeik niet goed geworden en nogal schielijk gestorven.

Die van Deurne vonden het oprecht zunde van de schone, struise

kerel. Op De Visschere kondt ge wel kwaad worden, maar niet

blijven. Zijn snorrebaardje was op lest spierwit geworden, maar

zijn ogen stonden nog even ondeugend in zijn hoofd en wanneer

hij naar Deurne kwam, had hij allemans praats. De wolf ruit wel

van baard, maar niet van aard, zeiden de mensen. Ruim twaalf

jaar woonde hij toen al in Gemert, maar nooit heeft hij ons-gemeente

in de steek gelaten, als het tegen de Zot ging. En hoe dikwijls

zou hij wel gezegd hebben: „Schud ze nog eens vol!"?

Daar zaten onze hertsluiden opeens zonder leider, want Laurens de

Lou was eigenlijk maar een soort stadhouder van De Visschere.

Zelf kon hij niet goed wijs worden uit al die krioelende processen.

Hij heeft lang tegengeprutteld, maar moest wijken voor de nieuwe

generatie. Dat jonkvolk van bij de veertig heeft geen gevoel voor

die oude, eerbiedwaardige rechtzaken, zij wilden te allen prijze met

de Zot gaan accorderen. Ook Jan van den Boomen had gezegd,

dat het lang genoeg geduurd had. Toen heeft Meester Laurens

toegegeven, niet zonder gratie, want in het request staat zijn hand-

tekening bovenaan.

*) En misschien heeft hij inderdaad een eeuw geleefd. We weten alleen, dat

hij in 1600 geboren is en enkele jaren vóór 1700 nog in leven was.

388

 

Maar Leefdael liet zich niet door een paar vriendelijke woorden

vangen. Het heeft de ingezetenen hopen geld gekost; zij hebben

zelfs grote stukken gemeentegrond moeten verkopen om de Zot

te „contenteren". Altijd en overal betalen arme mensen de ge-

broken potten, die grote heren elkander naar het hoofd gooien....

Jan van den Boomen! Hij is tachtig jaar en steekt zijn neus in de

lucht als een jonge vrijer. Zijn trouwe hondenogen staan nog even

hel en doorschijnend, als rijpe, bruine bessen in de volle zon. Maar

zijn snuitje is zo droog, zo droog! Het lijkt wel gerookt.

Na de Franse oorlog is hij nog één jaar schepen geweest en toen

hij zeventig werd, heeft hij de regering aan het jonkvolk over-

gelaten. Jan bewaart zijn gezond verstand, hij is geen koppige

grijsaard, die zich met één been in het graf nog onmisbaar waant.

Dit halve-stuiversmikske van een ventje heeft altijd de moeder

van Deurne gespeeld. Maar hij is een man! Wanneer Jan van den

Boomen zijn stem verhief!...

Ook Jantje van den Bosch loopt tussen de oude regeerders van

Deurne. Hij is tot de jaren van verstand gekomen. Lysken heeft

geërfd en sinds hij zich de weelde van de paapse godsdienst kan

veroorloven, krijgt hij meer en meer respect voor zichzelf. Pas

maar op, dat ge niet te grof de draak steekt met zijn zotte streken

van weleer, want dan kan hij nog uit de hoek komen op zijn oude,

onnozele manier en dan wordt ge door uw beste vrienden onge-

geneerd uitgelachen.

Wilbert loopt nog even sierlijk naar het peerd. Hij heeft het palm-

Houten Lieve-Vrouwken in een linnen zakje geknoopt en steunt

het voorzichtig in de elleboog. Dat is voor ons-Jostien. Zijn eigen

erfdeel kreeg hij vier jaar geleden: in zijn sporen rinkelen de twee

zilveren geuzenpenningen van de pastoor. Nu weet hij, dat Meester

Geraerd gelijk had, en als ge bij Wilbert een paard koopt, is het

zacht in de mond en vlug van spoor. Ge hoeft maar te wijzen met

uw hiel.

En verder had mijn Heer Pastoor bitter weinig na te laten; kijk

zijn testament maar na....

De oude mannen van Deurne schudden het hoofd, omdat het man-

neke zo jong gestorven is. Het lijkt de dag van gisteren, dat hij als

hekkenspringer van vier en twintig jaar uit Loven kwam.... Dat is

de geus en de Peel, zegt Meester Laurens. Die hebben hem in de

389

 

390

 

fleur van zijn leven geknakt. Wat heeft de mens niet afgezien!

Peter Gevarts vindt het onnozel: Meester Geraerd heeft er altijd

alles voor gewaagd om de mensen aan een schoon sterfbed te

helpen, maar zelf gaat hij ocharme zonder erg dood.

Jan van den Boomen draait zich om en zegt, dat Ons Heer hem

wel zal willen zonder Leste Sacramenten.

O, dat is zeker! Zo jong als hij was, hij heeft altijd met beleid

gevochten. Maar onverveerd! Als het voor de kerk was, kende hij

geen vrees. En hij heeft het glansrijk gewonnen. De geus kan hier

in Deurne gerust zijn matten rollen.

„'t Was dan ook 'ne perdruiter," zegt Wilbert kwaad. En ondanks

alles moeten zij lachen, omdat het zo koddig verwaand klinkt

Zij hebben deze peerdruiter begraven, ergens op het Deurns kerk-

hof. Niemand weet waar.

 

Zes jaar later wordt de herberg, waar Die Verkeerde Weereldt

uithangt, door de erfgenamen De Visschere verkocht aan Jacob

Michiels Goloffs, die evenals zijn vader president-schepen is ge-

worden. De jonge Goloffs is een wijs en voorzienig man, hij zet

de zaak op dezelfde voet voort, maar hij kiest een ander

uithangbord:

 

IN DEN PRINCE

VAN ORAGNIËN