CuBra
Inhoud Roothaert
Home
Auteurs
Deze CuBra-website kwam tot stand onder redactie van Ed Schilders en Frans Walch
Copyright 2007 Paul Tensen Stichting & Stichting CuBra

Copyright foto's:

Collectie Frans Walch 2007

Over de ontvangst van

'Die Verkeerde Weereldt' (2)

Frans Walch

Stofomslag van de uitgave uit 1967 - houtsnede van Elze van Hagedoorn

Stofomslag van een uitgave uit 1988 (laatste uitgave) - Collectie Frans Walch

Roothaert heeft met Die verkeerde weereldt een stukje Brabantse geschiedenis tot roman verwerkt. Ouwerlings boek fungeerde als leidraad, was de onmisbare documentatie, zoals de opdracht al aangeeft:

‘Aan de Nagedachtenis van mijn vriend

Hendrik Ouwerling, uit wiens werk:

GESCHIEDENIS VAN DEURNE, LIESSEL

EN VLIERDEN, de bouwstoffen zijn

genomen voor deze vertelling.’

Roothaert hanteert de historische feiten zoals het hem uitkomt. Hij neemt ze letterlijk over, voegt toe of laat weg, zonder de historie geweld aan te doen. Namen van personen en straten, geografische aanduidingen e.d. zijn vrijwel alle authentiek. Opmerkelijk is dat een van de hoofdpersonen in het verhaal, Wilbert Smits, die zich opwerpt als beschermer van de pastoor, een verzonnen personage is.

Ouwerling beperkt zich in zijn geschiedkundig werk met betrekking tot Gerard Jacobs en zijn optreden tot de nuchtere cijfers en feiten. Roothaert maakt de pastoor tot een levende persoon, een psychologisch uitgewerkte figuur wiens denken en handelwijze worden bepaald door de historische gebeurtenissen. Dat dit niet altijd strookt met het gedachtegoed van de katholieke hoeders in de twintigste eeuw moge een aantal reacties in het bovenstaande duidelijk hebben gemaakt.

Een enkeling vindt het jammer dat Roothaert de documentaire bouwstoffen ‘niet meer op de achtergrond heeft weten te houden’, maar de meeste critici prijzen de wijze waarop hij de historische gegevens in de roman heeft verwerkt. Men constateert een groei van zijn schrijversschap en roemt zijn kennis van het dialect, evenals zijn kleurrijke taalgebruik, dat, meent een recensent, ‘dit boek niet altijd aanbevelenswaardig maakt voor een jongedameskostschool!’

 

‘In de 500 bladzijden druks, die hij ons schonk,’ aldus Dumesnil in de NRC, ‘vindt men een overvloedige uitstorting van levende taal, die ons door naïviteit, stoerheid en levensechtheid verrukt en verrijkt; en dan werd het boek als geheel een museum van portretten en tafereeltjes, alle op zichzelf een eenheid vormend maar toch samenhangend en u treffend door humor en pathos. En – Roothaert is bovenal s c h r i j v e r ; er zijn bladzijden in dit werk, die men niet met droge ogen kan lezen, evenals er spotternij is, sarcasme en ironie. Een museum met weinig of geen Rafaels of Vermeers, maar reeksen Boeren, Brueghels en Jan Steen’s. Een rijk, overrijk boek …’

 

In Het Deventer Dagblad schrijft Walter Brandligt: ‘Stellen wij ons tegenover dit boek vrij van ongemotiveerde sympathie of onwaardig vooroordeel, dus eerlijk en oprecht, dan moeten wij zeggen, dat onze literatuur is verrijkt door een ongemeen verteltalent, zoals er maar weinig zijn.’ Een opvallende zin, waarmee Brandligt in feite zegt het even bejubelde als verguisde Doctor Vlimmen in de beoordeling niet mee te wegen. De recensent vergelijkt Roothaert vervolgens met A.M. de Jong, Coolen, Fabricius en Herman de man, ‘waarbij wij Roothaert beter verteller achten dan De Jong, doch minder dan Fabricius.’ Brandligt mist echter ‘een diep menselijk conflict’ in het verhaal: ‘(…) wat de auteur getracht heeft te bereiken, namelijk de gesteldheid van karakters tegenover den godsdienststrijd te beelden, is mislukt. Eenvoudig daarom wijl de liefde van Roothaert naar iets anders uitgaat dan naar een zuiver portret van zichzelf of van een ander.’ Als meest typerende voorbeeld van een mislukt personage noemt hij Otto de Visschere, ‘die een volkomen ongeloofwaardige figuur is geworden.’

 

Haaks daarop staat de mening van W.G.M. Kimmerer in De Literaire Gids: ‘Als steeds is hij op z’n best en vaak heel geestig waar hij zijn volk in het gewone doen en laten uitbeeldt. Dan ontstaan er onvergetelijke figuren als Otto de Visschere (…). Deze schrijver is iemand die zich in elk boek opnieuw geheel en hartstochtelijk geeft. En dan met goddelijke ‘eenzijdigheid’ niet acht wat buiten zijn onderwerp valt. Nochtans is hij nuchter, rationeel en scherp. Geen Zieveraer. Maar dit complex van eigenschappen is de oorzaak dat men van ‘Camera loopt’ heeft gezegd, dat het anti-semitisch was. ‘Dr. Vlimmen’ zou anti-katholiek zijn en van dit zal men wel beweren dat het anti-protestant. Natuurlijk is dit onjuist. Roothaert heeft maar één pro en dat is Brabant. En worden de Brabanders toevallig gehinderd door iets, welnu, hij is een vrij man en trekt er tegen ten strijde. Voor hem geldt Goethe’s woord: Aufrichtig zu sein, kann ich versprechen, unparteiisch zu sein aber nicht.’

Roothaert, suggereert Kimmerer, zou zelfs wel eens ‘een van de belangrijkste schrijvers van deze eeuw’ kunnen worden omdat hij ‘aan het gevaar is ontsnapt zijn succesnummer te gaan plagiëren.’ Veertien jaar later logenstraft Roothaert deze laatste woorden.

 

Albert Helman vergelijkt Roothaert met Anton Coolen: ‘Roothaert’s taal is minstens even grappig en tekenachtig; en daarbij veel leesbaarder, met uiterst bescheiden, maar dan ook uiterst handig aangebrachte ‘locale en historische kleur’. In één ding staat hij achter bij Coolen. Stemming en atmosfeer kunnen hem niets schelen. (…) Daar hebt ge het tekort bij Roothaert! Het is bij hem geen oppervlakkigheid, het is een gebrek aan poëtische dimensie. Zijn succes heeft hij eerlijk verdiend. Komt nu nog de consolidatie van het succes door een werkelijk ‘kunst’werk, iets dat ook nog ontroert, omdat het dieper doordringt dan de oppervlakte der dingen? Ik hoop het …’

Ook Menno Ter braak in Het Vaderland mist een ‘psychologische diepgang’ en onderkent een ‘vlotten, lichtpakkenden stijl’. Je leest zo’n boek vlug door, is zijn mening: ‘een historische roman wordt meestal met meer zwaarwichtigheid opgezet dan hier geschiedde.’ Dan draait Ter Braak weer bij door te stellen dat Roothaert niet onleesbaarder is dan ‘solieder collega’s’ en vindt dat de schrijver er een ‘schilderachtig panorama’ van heeft gemaakt. De compositie is dan weliswaar ‘een beetje rommelig’, maar dat doet dan weer niet ter zake ‘omdat de afzonderlijke figuren van minder belang zijn dan het geloofsconflict, waarom de handeling draait.’

Het lijkt alsof Ter Braak er moeite mee heeft te erkennen dat Die verkeerde weereldt eigenlijk wel een aardig boek is.

Er liep destijds nog een scherpere scheidslijn tussen literatuur en lectuur. Literatuur was vooral voorbehouden aan de beter opgeleiden. Een bestseller, voor een aanzienlijk breder publiek toegankelijk, wekte dientengevolge de argwaan van de literatuurcritici. Ter Braaks artikel verschijnt op 27 november 1939 en Die verkeerde weereldt, geschreven door de auteur van de bestseller Doctor Vlimmen, vindt dan al gretig zijn weg naar de lezer. Een zichzelf respecterende literatuurrecensent dient dan op zijn tellen te passen.

 

Na een onstuimige start – ‘Die Verkeerde Weereldt bereikte in 3 maanden 11 drukken,’ schreeuwt een advertentie – dalen de verkoopcijfers tot een normaal niveau. Het boek is minder toegankelijk dan zijn voorganger, minder sensationeel ook. Bovendien werkt de tijd in Roothaerts nadeel, ondanks de veelzeggende titel. Men had wel wat anders aan het hoofd dan godsdiensttwisten uit de zeventiende eeuw.

 

‘Doordat het vlak vóór de oorlog verschenen is, hebben wij een boek uit het oog verloren dat welhaast een meesterwerk te noemen is,’ schrijft Dirk Coster in het Elseviers Weekblad van 4 maart 1950. Een jaar later verschijnt de 32e druk van het ‘meesterwerk’, waarvoor Else van hagendoren de illustraties tekent. Voor zover na te gaan is het boek dan een jaar of acht niet herdrukt.

Als dubbelpocket (234/235) neemt Bruna het in 1962 op in de serie Zwarte Beertjes. Een laatste luxe uitgave bij deze uitgeverij beleeft het boek in 1967. Samen met een eveneens luxe heruitgave van de Vlimmen-trilogie acht Bruna dat ‘het meest passende eerbetoon’ aan Roothaert na diens dood op 29 maart van datzelfde jaar.

21 jaar later waagt de Zuid Hollandse Uitgeversmaatschappij zich nog één keer aan een herdruk. De verkoopresultaten zijn bedroevend en de uitgever moet erop toeleggen.

Roothaert deert dat allang niet meer. In 1965 blikt hij tevreden terug op het verkoopresultaat: ‘Het haalde toch een oplage van honderdduizend exemplaren,’ stelt hij vergenoegd vast en dat terwijl het volgens hem voor het grote publiek wat minder toegankelijk was. Het was de beloning voor de vele arbeid die hij gestoken had in het boek dat hem het meest na aan het hart lag.

‘M’n lievelingsboek,’ zegt hij, daarin heb ik de mislukte Reformatie in de Meierij beschreven. Maar mijn eigenlijke bedoeling was er een stukje van het Brabantse volkskarakter in te steken!’

 

Naar een café of restaurant met de naam ‘Die verkeerde weereldt’ in het Brabantse Deurne zal men tevergeefs zoeken. Op de plek waar Otto de Visschere zijn herberg liet bouwen aan het Haageind staat nu een onopvallend woonhuis met op de gevel het jaartal 1904.

Het Groot Kasteel, waar de schout zetelde, kreeg in de Tweede Wereldoorlog de volle laag en wat resteert, is een zorgvuldig geconserveerde ruïne. Schuin ertegenover verrijst nog het eveneens in Roothaerts roman voorkomende Klein Kasteel.

Hendrik Ouwerling pleit in zijn Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden voor een monumentale herinnering aan de zeventiende-eeuwse pastoor, als ‘dank van het nageslacht, van gansch het Katholieke Deurne’. Twee uur gaans van het dorp, richting Venray, herinnert links van de weg een monument aan de daadkracht van pastoor Gerard Jacobs. Op die plek, een lichte welving in het landschap, werd in 1649 in het niemandsland de stenen kapel Den Grootenberg ingewijd.

Ingeklemd tussen Anton Coolen en Stijn Streuvels herinnert de Roothaertstraat aan de auteur die een bewogen periode uit de geschiedenis van Deurne vastlegde.