CuBra
Inhoud Roothaert
Home
Auteurs
Deze CuBra-website kwam tot stand onder redactie van Ed Schilders en Frans Walch
Copyright 2007 Paul Tensen Stichting & Stichting CuBra

Mr. A. Roothaert

Die Verkeerde Weereldt - Voorwoord

door Frans Walch

‘Doordat het vlak vóór de oorlog verschenen is, hebben wij een boek uit het oog verloren dat welhaast een meesterwerk te noemen is.’ Essayist en criticus Dirk Coster doelt met deze woorden uit zijn recensie in 1950 op het boek waarmee Anton Roothaert elf jaar eerder vriend en vijand verbaasde, de historische roman Die verkeerde weereldt. ‘Verbaasde’ omdat men de auteur had leren kennen als detectiveschrijver, als schrijver van een filmroman, maar veel meer nog als de man van het fel anti-paapse Doctor Vlimmen. Nu koos de schrijver partij vóór meneer pastoor in alweer een ander literair genre, de historische roman.

Roothaert woonde tot 1930 in Tilburg om daarna zijn domicilie te zoeken in het bij Antwerpen gelegen Deurne. In de late jaren ’20 kwam hij regelmatig over de vloer bij de Tilburgse archivaris Fré Ouwerling. Via hem leerde hij diens broer kennen, Hendrik Ouwerling. Deze in het Brabantse Deurne zetelende vrijdenker voltooide in 1932 zijn omvangrijke studie Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden. Hendrik overleed enkele maanden later en zou de verschijning van zijn levenswerk – het boek telde ruim 700 pagina’s – in 1933 niet meer meemaken.


Hendrik Ouwerling, getekend door Roothaert.

Uit: 'Roothaert - Biografie', Frans Walch

Op 12 juli 1937 schrijft Roothaert aan Fré Ouwerling: ‘Ik heb het boek van Hendrik niet gelezen, maar bestudeerd, zoals nog zal blijken. En ofschoon het een hele dikke boterham is, blijft het van begin tot eind spannend. Zelden heb ik een roman met meer ijver gelezen (…). Ik ben er zo door bezield dat ik ernstige plannen maak voor een volwassen roman op basis van Hendrik’s boek en dan speciaal het tijdperk van Rogier van Leefdael, den querulant, dien ik in het dorp den bijnaam laat geven van ‘De Zot van Deurne’, wat dan tevens de romantitel zou kunnen zijn.’

Roothaert beperkt zich tot een stuk historie van Deurne uit de tweede helft van de zeventiende eeuw omdat de bij Ouwerling voorkomende personen uit dit tijdperk zich het best voor romanfiguren lenen en vanwege de dan spelende gebeurtenissen, die zich goed in een roman laten uitwerken. Hij is bijzonder gegrepen door ‘de heldhaftige figuur van den piepjongen pastoor Meester Gerrit Hendrik Jacobs’ en de ‘schilderachtige schavuit’ Otto de Visschere. Beiden zullen uitgroeien tot de belangrijkste personages in zijn roman.

‘Er is in ieder geval veel van te maken,’ schrijft hij Fré, ‘en ik heb er veel goesting voor.’ Het boek moet ‘beter dan Vlimmen’ worden. ‘De historici moeten er niet al te veel op aan te merken hebben.’

Roothaert kweet zich zorgvuldig van zijn aan hem zelf opgedragen taak. Ouwerlings werk is hem als fundament nog niet genoeg. In het rijksarchief van ’s-Hertogenbosch bestudeert hij gerechtelijke procedures zodat hij ‘de sfeer van de tijd’ beter kan weergeven in zijn roman. Een aantal noten in Die verkeerde weereldt verwijzen naar verscheidene historische naslagwerken die hij geraadpleegd moet hebben. Dat alles met een enorm genoegen zoals blijkt uit een opmerking in de briefroman Een avondje in Muscadin: ‘(…) ik ben drie jaar gelukkig geweest met het reconstrueren van een stukje vergeten (en verkeerde) wereld, het boek waaraan ik met het meeste plezier heb gewerkt.’


't Haageind in het Brabantse Deurne. Op de plaats van het huis rechts stond eens de herberg Die verkeerde weereldt (copyright collectie Frans Walch)

Die verkeerde weereldt is het eerste boek van Roothaert dat verschijnt bij uitgeverij A.W. Bruna & Zoon. Een beter management en betere public relations dan bij vorige uitgever Salm & Co. geven de doorslag. In de onderhandelingen met de nieuwe uitgever draagt het boek nog de titel Als den Geus naer Doerne quam. Geheel in overeenstemming met de inhoud.

De geschiedenis handelt over de geloofsstrijd na beëindiging van de Tachtigjarige oorlog. De vrede van Münster is getekend. Deurne (niet te verwarren met Roothaerts Vlaamse woonplaats) behoort nog net tot het generaliteitsgebied. In het jaar 1648 doet de 24-jarige Gerard Jacobs zijn intrede als nieuwe pastoor in het dorp. Datzelfde jaar beginnen de problemen als een bevelschrift uit Holland aankondigt dat heropening van de katholieke kerken verboden is en dat ‘op straffe van 600 gulden boete’ kerkelijke geestelijken het land dienen te verlaten. Een verkeerde wereld neemt haar aanvang.


Het monument op Den Graatenberg voor de hoofdpersoon van Die verkeerde weereldt, pastoor Gerard Jacobs (copyright collectie Frans Walch)

Als het boek in het najaar van 1939 verschijnt, prijkt op de omslag het opschrift Die verkeerde weereldt. Ongetwijfeld een pakkender titel en zeker in die tijd in het oog springend. ‘Is ‘Die Verkeerde Weereldt’ actueel?’ vraagt een journalist zich in december 1939 af. ‘Neen. Maar wél in zooverre, dat het van tijd tot tijd gedachten-associaties opwekt met ‘de verkeerde wereld’ van thans …’

Het boek krijgt volop aandacht in de pers. Niet verwonderlijk, immers Roothaert had met zijn Doctor Vlimmen (1936) zoveel stof doen opwaaien dat een nieuwe roman gulzig werd opgepakt door de critici. Behoudens enkele negatieve reacties vanuit de religieuze hoek is de algemene teneur, die uit de recensies spreekt die van een ‘gekanttekend’ enthousiasme. De verwerking van de historische feiten in het verhaal wordt geprezen, men constateert een groei van zijn schrijverschap en roemt zijn kennis van het dialect evenals zijn kleurrijke taalgebruik. Of zoals Coster het elf jaar later in Elseviers Weekblad verwoordt: ‘(…) op zijn fijnst uitgewogen in al zijn effecten, gepenseeld met de zwier en de stipte zorgvuldigheid die doet denken aan die van de schildersvaklieden der 17e eeuw.’

Die verkeerde weereldt wordt beschouwd als Roothaerts beste werk. ‘M’n lievelingsboek,’ zegt de auteur zelf, ‘daarin heb ik de mislukte Reformatie in de Meierij beschreven. Maar mijn eigenlijke bedoeling was, er een stukje van het Brabantsche volkskarakter in te steken.’