CUBRA HOME
INHOUD MAJOIE

© 2015

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

 

Johnny Majoie

LICHTE VERZEN UIT TILBURG

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

Aflevering 7 (121-140)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 4 november 1931

 

 

121 Brief uit de "petoet"

 

November 1931

 

Zoo nu en dan krijg ik de krant:

Wat is 't een slechte tijd!

Dan vraag ik mij toch even af:

Word ik hier niet benijd?

Ik lig zoo lang ik wil in bed,

Heb meer dan tien uur slaap;

Het eten wordt mij aangebracht

Als ik maar even gaap.

Wat raakt het mij toch of het pond

Ooit wordt gestab'liseerd;

Ik heb de financieele trucs

Gelukkig nooit geleerd.

Ik weet van geen begrooting af,

Dat alles laat mij koud;

Wat int'resseert mij wisselgeld

In zilver of in goud.

Ik heb er geen belangen bij

Hoe hoog de Philips staat,

Of hoe het met verkiezingen

In and're landen gaat.

Mijn tractement wordt niet verlaagd

(Omdat ik het geen heb);

Malais' ontzegt mij geen sigaar

(Ik ben gewend aan sjep).

Ze doen bij mij geen overval,

De fiscus ken ik niet;

Ik heb geen geld maar evenmin

De zorgen of verdriet.

Ik zing nog steeds uit volle borst:

"Wij leven vrij en blij!"

En wil u geven dezen raad:

Kom wonen hier bij mij!

En als ik uitgezeten heb

En straks hier weg moet gaan,

Dan vraag ik aan den directeur

Tien jaar verlenging aan!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 11 november 1931

 

 

122 Het modern verkeer

 

Je leest er zoo luchtig en licht overheen

En het interesseert je niet meer:

P. kneusde zijn arm en K. brak zijn been:

Dat is het modern verkeer!

 

Je mompelt zooiets van: "'t Is toch affreus!"

Een pagina verder dan weer:

B. kreeg een klap en een bloedende neus:

Dat is het modern verkeer!

 

Je leest het, maar denkt er toch verder niet bij,

Het raakt niet je zelf zoozeer,

Dat A.K. z'n been brak of C.L. z'n dij:

Dat is het modern verkeer!

 

Je pinkt er geen traan uit je oogen van weg

Al is dan je hart nog zoo teer,

Al vliegt er een auto op boom of in heg:

Dat is het modern verkeer!

 

Ze liggen in zalen met tien tegelijk

Op bedden van 't ziekenhuis neer.

Dat zijn de gevolgen van autopraktijk,

Dat is het modern verkeer!

 

We leven nu eenmaal mechanisch en snel

Maar ook in een ongelukssfeer;

De dood is toch sneller en grijpt je nog wel:

Zoo is het modern verkeer!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 25 november 1931

 

 

123 Als St. Nicolaas z'n eigen ontmoet

 

(Historisch)

 

St. Nicolaas is weer in 't land,

Zijn plaatjes staan weer in de krant;

En vol verwachting klopt ons hart,

Want ieder krijgt straks weer zijn part.

 

St. Nicolaas komt overal

(Indien men hem betalen zal!)

Zoo kwam hij ook te Haarlem aan

In een café aan d'Amstellaan.

 

Doch hier ontstond een groot schandaal

En weg was alle pracht en praal

Want in 't café stond nog een Sint,

Den een natuurlijk kwaadgezind.

 

De ruzie bleef dan ook niet uit,

De baarden vlogen van hun huid;

Ze rollen vechtend op de straat

(Alwaar de jeugd hen gadeslaat!...)

 

Politie kwam er bij te pas,

Ze pakte beiden bij d'r jas,

 

En Jantje heeft vergeefs gewacht,

Want Sinterklaas… was opgebracht!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 7 december 1931

 

 

124 Gevallen pioniers

 

Heldendaden, groote feiten

Komen steeds nog daag'lijks voor,

Maar zij gaan bij veel herhalen

In de levenssleur teloor.

En zoo vliegen groote vogels

Elke week naar d'overkant

Als de dragers van den schakel

Tusschen d'Oost en 't Moederland.

Aan de vluchten naar het Oosten

Waren wij reeds lang gewend;

Om z'n goed'organisatie

Stond de K.L.M. bekend.

Maar dan komt ineens het noodlot,

Dat zoo wreed en hard kan slaan,

Dat zoo onverwacht kan komen,

Dat den mensch ontzet doet staan.

Met één slag is een der vogels

Daar verplett'rend neergedrukt;

Onmeedoogend zijn vijf menschen

Uit het leven weggerukt.

Maar in eere zullen blijven

Zij die hier zijn voorgegaan,

Die als pionierspiloten

Opgeteekend zullen staan.

Dapper waren deze mannen,

Moed toch kwam er bij te pas,

Hoe gemakk'lijk men ook daag'lijks

Hun vertrek en aankomst las.

Tot hun moeders en geliefden

Keeren deze drie niet weer,

Maar die weten dat zij vielen

Op het luchtvaartveld van eer!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant -dinsdag 8 december 1931

 

 

125 Quatsch!

 

Sinterklaas is weer vertrokken,

Heeft zijn gaven uitgedeeld;

Gaf een stoommachien aan Jantje,

Waar zijn pappie nu mee speelt.

Gandhi reist voortaan in "smoking"

En de oorlog wordt een klucht

Als men handelt naar zijn voorstel:

"Schiet maar raak, doch in de lucht!"

Heel de wereld danst voort' rumba,

Weer een nieuwe negerdans

Die in de praktijk doet denken

Aan een waggelende gans.

Met den strijd in 't Verre Oosten

Leven wij in kranten mee;

Sparen suiker uit de koffie

Voor het Crisis-comité.

En wij lezen van een Hitler

Die zoo graag de baas wou zijn

En zijn hooge hoed al klaar heeft

Voor zijn intocht in Berlijn.

Invoerrechten en tarieven

Worden overal verhoogd;

Moet dat duren tot de wereld

Heelemaal is uitgedroogd?

En wij doen alsof de wereld

Nog vóór Nieuwjaar heusch vergaat,

Maar dat moet je niet gelooven,

Dat zijn praatjes van de straat.

't Zal nog wel eens beter worden

Want aan alles komt een end;

Ook aan deez' gerijmde onzin

Die ik hier heb neergepend.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 10 december 1931

 

 

126 De "Nederlandsche" Taal

 

Wij leven in een rare tijd

Van dwaasheid en van schijn

En op een ander doen we graag

Heel anders dan we zijn.

We doen niet langer als weleer

Eenvoudig en bedeesd;

Doch waar het maar om gaat is: Hoe

Verdienen wij het meest?

Wij lezen en wij hooren van:

"Steunt Neêrlandsch Fabrikaat!"

Maar onze eigen taal is ook

Doorspekt met vreemde praat.

Ja, alles krijgt een mooier naam,

Dat hoort nu eenmaal zoo;

Een lampenzaakje heet voortaan

(net echt!) Technisch Bureau.

En "kellner" noemen wij vulgair

Pssst! Ober! roepen wij

(Er is een woord dat hierop rijmt

Dat is: aanstellerij...)

"Melkinrichting" klinkt banaal

Een lunchroom heet zoo'n ding;

En 's avonds hoor je soms bonsoir

Ofwel good evening.

Een "avondkleed", hoe klinkt dat nou!

Dat noemt men grand-toilet;

Een Hollandsch woord bestaat niet eens

Voor smoking en jacquet.

Wij brengen voorts een week-end door

En gaan per touring-car;

We nemen dan een plaid soms mee

('tIs treurig, maar toch waar!)

Een bandenpech wordt panne genoemd,

Een ongeluk malheur;

De mallemoleneigenaar

Heet deftig directeur.

En bij een hockey-match behoort

Een shirt, een stick en zoo;

De thé-dansant gaat soms gepaard

Met eene mode-show.

Uw pak heeft steeds de nieuwste snit

En is haute nouveauté;

Dan heb je nog een overall

En ook nog een cache-nez.

"Ga zitten" heet nu Take a seat,

(Wat klinkt me dat toch, chic!)

En Bob neemt zijn binocle mee

Naar het concours-hippique.

I'm sorry, please what did you say?

(Ik kos et nie verstaon!)

Dat kent alleen de upper-ten

Of ook wel de bon-ton.

En zeg in plaats van "dank-u-wel"

I thank you of merci;

Dat geeft cachet aan uw persoon

(Ofschoon ik dat wel "zie"!)

Een nieuwsbericht is authentiek,

Soms ook wel officieel,

(Waarom niet: "Komt uit goede bron."

Dat zegt toch evenveel?!)

Mijn meisje (?) noem ik fiancée

(Een flirt heeft eenmaal chance!)

"In elke stad een and're schat"

Wordt meer en meer usance.

De wereld wil bedrogen zijn

En houdt daarom van trucs;

(Verwar dit niet met auto-truck)

De weelde heet voort' luxe.

Een man van standing is een "heer" (zou 't?)

Of all-round gentleman;

(Hoe vind je nou dat koeterwaalsch,

That's slipping of the pen!)

Een partner is een "speelgenoot",

Een "kastje" heet dressoir;

En als je heel duur uit wilt zijn

Dan ga je naar een bar.

Voor "danszaal" heb je ook zoo'n woord

(Ik noem 't rumba-race);

Maar dancing is toch meer en vogue

(Ofschoon ik d'uitspraak vrees!)

Een film heeft een happy-end

Met scènes en close-ups;

Men spreekt ook van society

En van besloten clubs.

De haren zijn gepermanent

De kapper heet coiffeur;

De naaister costumière soms

In't mannelijk tailleur.

Bedenk dat dit niet alles is,

D'r kan nog heel wat bij;

Doch zingt u maar: "Wien Nederlands bloed…

Van vreemde smetten vrij!"

 

Maar wat het mooist van alles is

En wat ik nou pas zie:

Ik heb nog nooit gezet "ziehier"

Maar teeken steeds

                                 VOICI!

 

 

Een paar dagen na de publicatie van De "Nederlandsche Taal" in de NTC leverde "anti-purist" Dinges het volgende commentaar op het gedicht van Voici:

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant, zaterdag 12 december 1931

 

 

Mijnheer de Redacteur, och toe,

Maak mij een plaatsje vrij,

'k Doe anders nooit iets van dien aard,

'k Beloof: hier blijft het bij!

 

Ik las een versje in uw blad

(Auteur was vriend Voici)

Met een gevoelig onderwerp

Maar dat ik ánders zie.

 

Die beste brave "eigen" taal,

Haar prima kwaliteit

Benevens haar volkomenheid

Worden daar warm bepleit.

 

Zooals wel meer wordt aangevoerd

Met heil'gen ernst bezield,

Is 't mooiste: onze moedertaal;

Mits men haar zuiver hield!

 

Toch aak'lig hè, als men hier net

Als ergens anders zegt

Hoe iets nou heet. Van 't soortgevoel

Komt zóó toch niets terecht!

 

We moeten toch een kliekje zijn

In 't groote aardsch ballet

Met álles eigen; knus "van ons"

En, alles zónder smet!

 

Pas op, voor Germanismen toch

Of voor die Fransche pest,

Één front gevormd: "Te Wapen!"

Of ver-engelscht wordt de rest.

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

 

Och kom! 't Is onbegrijp'lijk, hoe

't Systeem nog aanhang vindt,

Waar d'allergrootst' ellende toch

Per saldo mee begint.

 

Waarom kunstmatig toch gestreefd

Te dooden, wat spontaan

Door saamhoorigheids-besef

Bij 't volk is ingegaan?

 

Als ik een krul leg in het haar

En 'k noem dat: "Permanent",

Waarom elk land voor zich terstond

Door 'n ander woord herkend?

 

Als 't nu eens zóó was: andersom,

Als heel de wereld 't woord

Eens sprak zooals 't de maker gaf

Zooals 't bij 't nieuwe hoort.

 

De Pan-Europa-leider heeft

Het meest voor vree gedaan.

Waarom moet men op taalgebied

Aan 't grens-hertrekken gaan?

 

Waarom per se dat "anders zijn"

Naar voren toch gebracht.

Dit dwaas begrip heeft immers pas

De wereld weer verkracht.

 

Wij zijn toch kind'ren van één God

Waarom die vreeze dan,

Dat het geïmporteerde woord

Ons ergens smetten kan.

 

Als er patent genomen werd,

Op 't maaksel én het woord,

Na duizend jaar werd ééne taal

Op aard nog slechts gehoord.

 

Een factor, machtig voor het doel

Waarnaar elk wezen streeft,

"Weg taalverschil!", "Weg oude leus!"

Dat het ons eenheid geeft.

 

Laat ons dierb're moedertaal

Maar troet'len door een Prof

Maar binnenkamers asjeblief

Dat geeft geen last van stof.

 

Hij houde haar - ik gun het hem -

Ras-echt, achttien karaats

Mits bij de wet wordt vastgelegd

"Slechts op de binnenplaats!"

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

 

Voici, neem me niet kwalijk hoor,

'k Hoop niet, dat ik je raak,

Maar 'k vind, het helpt zoo weinig hè

"Elk" voor zijn "eigen" zaak!

 

DINGES

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 24 december 1931

 

 

127 Kerstmis

 

Die schoone dagen zijn er weer,

Wij kwijnen weg in Kerstmissfeer;

Vergeten zorg en kommernis,

Omdat het eenmaal Kerstmis is.

Malaise, crisis, enzoovoort

Gaat voor drie dagen overboord;

Wij toeven in familiekring

(Hoewel ik dit jaar elders ging).

De liefde wordt wat uitgebreid

(Dat hoort zoo in deez' Kerstmistijd);

En huwelijkspanne wordt weer hersteld,

Waar Kerstmis immers Vrede meldt.

De kind'ren neemt men op z'n schoot,

(Wat altijd niet de vreugd vergroot);

Geschenken worden uitgedeeld,

(De helft wordt kapot gespeeld).

Wij eten worstebrood en krans,

Voorzien ons van gebraden gans;

En 's avonds gaan we laat naar bed,

(De wekker wordt op 10 gezet).

Dan 's morgens naar de late Mis,

(Omdat er nog geen laat're is);

Visites worden afgedraafd,

(Omdat de borrel dorst'gen laaft).

Des middags wordt er zwaar gedut

En 's avonds is men uitgeput;

Dan is er nog een derde dag,

Waarop men weder "rusten" mag.

 

Maar vóór je't weet is't al voorbij,

(Ik kom weer naar "die Stadt am Ley");

De tijd gaat voort in snellen pas,

Wij droomen van: "Hoe mooi het was!"

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 29 augustus 1932

 

 

128 De dood langs de baan

 

Altijd als het weer een Zondag

Of een feestdag is geweest,

Zijn het weer de ongelukken

Waar je 's Maandags dan van leest.

En dan zie je weer een lijstje:

Zwaar gewond, op slag gedood,

Door een motor aangereden,

Of een auto in de sloot.

Van een woeste motorrijder,

Of een automobilist,

Die plotseling moest remmen maar

In pedaal zich had vergist.

Dan weer bij het oversteken

Van een onvoorzichtig kind;

Of de een werd door de lichten

Van den and'ren kant verblind.

Altijd heeft 't wel z'n reden,

Maar 't blijft een schadepost

Die - en dat is wel het treurigst -

Steeds weer menschenlevens kost.

Want 't eind van heel 't liedje,

Of nog beter het refrein,

Is de mededeeling dat er

Weer een boel gesneuveld zijn.

Och, daar rijdt wat tegenwoordig

Langs des Heeren asphaltbaan,

Ziet 't zelf op een Zondag

Op de wegen maar eens aan.

Rare kunstjes worden door de

Zondagsrijders uitgehaald

Met die auto's waar de wielen

Nog maar van zijn afbetaald.

Aan den lijve ondervinden

Heeft het meeste nog gebaat,

Maar voor vele is het dan soms

Schon passiert… en ook… te laat!...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 31 augustus 1932

 

 

129 Lintjesdag

 

Op den laatsten van Augustus

Is er stemming op de straat,

Waar weer klinkt "Oranje Boven",

En de jeugd de trommels slaat...

Hier een vlag en dáár een wimpel

(Ook al kon het wel wat meer);

Met oranje in het knoopsgat

Regelt "bobby" het verkeer.

 

Op den laatsten van Augustus,

De verjaardag der Vorstin,

Kijken lintjesadspiranten

Zenuwachtig kranten in.

En zij neuzen of ook zij niet

Op een lintje zijn onthaald,

Of op hen ook niet een druppel

Van den lintjesregen is gedaald.

 

Op den laatsten van Augustus

Is het weer Oranjedag;

Als je Koninginsgezind bent,

Hangt ook uit uw huis de vlag.

En al heb je soms geen lintje

Van de Koningin gehad,

Wacht dan maar tot '33,

Want d'r zijn er heusch nog zat!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 1 september 1932

 

 

130 Kermis!

 

In elke stad hoe groot of klein

En op het platteland

Komt eens in 't jaar het kermisfeest

Voor ied're beurs en stand.

Dan is het feest voor iedereen,

Gaan alle zaken dicht;

Dan doe je aan je beste pak

En zet j'een blij gezicht.

De zorgen zet je uit je hoofd,

De zaken gaan aan kant;

Dan denk je niet aan crisiswee,

Maar wor'je kermisklant.

Dan is er feest voor allemaal,

Voor alles wat maar leeft;

Voor ieder die maar eenigszins

Verstand van kermis heeft.

Je raakt in d'oliebollenroes

En smult van kraampjeszuur;

Dan blijf je in het feestgeraas

Tot 't late avonduur.

Gerookte paling eet je dan

Op straat en uit de hand,

Want voor die eene keer in 't jaar

Staat dat niet nonchalant.

Dan draai je ook eens in de "stoom",

Ontrol j'een serpentien

Naar meisjes die je aardig vindt

(Maar nooit je willen zien).

Je hamert op de kop van Jut

En zingt de deuntjes mee;

Je host en schreeuwt uit volle borst:

"'t Is kermis, adiejee."

Dan gaan de beenen van de vloer

En dans je lustig rond;

Herleef je ook van binnen weer

En blijf je dus gezond.

Muziek uit trekharmonica's,

Uit orgels en zoo meer,

Hoe valsch het soms ook klinken mag,

Het doet je dan geen zeer.

Den vreemdeling lijkt kermis hier

Wat onbeschaafd misschien,

Maar heeft dan slechts de "buitenkant"

Van 't Brabantsch hart gezien.

Want kermis is 't maar ééne keer,

Maar ééne keer in 't jaar,

En dan herleeft hier ieders hart

En springt hier elke snaar.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 7 september 1932

 

 

131 Het einde van de pret

 

De zomer heeft weer afgedaan,

Vacantietijd is heen;

We gaan de natte moesson in

Met "singing in the rain".

We zijn weer teruggekeerd in huis,

Doodmoe en bruingebrand,

Van onze tochten door de hei

En ons verblijf aan 't strand.

We denken met wat weemoed terug

Aan al die vrije tijd,

(Waarvan wellicht een heel groot deel

Aan slapen was gewijd!)

We droomen van hoe leuk het was,

Hoe zalig en hoe fijn

Om ook eens in een ander oord

Of and're stad te zijn.

Onwennig vinden wij ons terug

In d'alledaagsche sleur,

Wat meestal wel een terugslag heeft

Op iemand's goed humeur.

De kermis zit er ook weer op,

Ook dat is weer voorbij:

En rest nog slechts de nasmaak maar

Van paling en gelei.

Doch niet alleen zijn met dit al

Die schoone dagen om,

Maar liggen wij - als zijnde "blut" -

De eerste weken krom!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 9 september 1932

 

 

132 Vrij van invoerrecht

 

Geregeld wordt ons land "vereerd"

Met buitenlandsch bezoek

Van sterren in muziek of kunst

Of van het witte doek.

Reclame zorgt dan voor een grootsch

Zwaar opgezet onthaal

En altijd trekt zoo'n buitenlandsch

Product een volle zaal.

We denken dan aan Josephien

(Waar haalt men ze vandaan?)

Wat doet zoo'n rare negerin

In ons "beschaafd" bestaan?

Zij sprong en hupte wat in 't rond

En sprak van "Danke schön",

Terwijl de zaal op barsten stond

Van het applausgedreun.

Met groot vertoon wordt ingehaald

De een of and're held,

Die - daar hij toch zoo lollig is -

Wel zwemmen kan in geld.

Ze breken hier theaters af

Om ook eens wat te zien

Van Willy, Felix of Maurice,

Van Hirsch of weet ik wien.

Men danst slechts voor een Duitsche band,

Men gaat naar Vlaamsch tooneel,

En men geniet van Fransche kunst

En nooit is het te veel.

 

Wanneer het maar van buiten komt

Dan is het altijd goed,

Terwijl de Nationale Kunst

Aan alle kanten bloedt.

Artisten uit het eigen land

Staan broodeloos op straat,

Terwijl de grens voor buitenlandsch

Gedoe wijd open staat…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 12 september 1932

 

 

133 Een prachtvak

 

Dezer dagen kwam Marietje

Uit de school naar huis en zei:

"Pa, wij hebben op de rooster

Weer een heel nieuw leervak bij."

Pa begon z'n hoofd te schudden,

Neen, dat werd toch wel wat dol,

Want ze proppen zoo'n klein hoofdje

Toch al met van alles vol.

En papa - toch al verwonderd -

Die verbaasde zich het meest,

Toen hij hoorde dat op school een

Echte "plisie" was geweest.

"Ja, zoo een met zilv'ren dingen

Op z'n schouders gegarneerd

En die heeft ons van de regels

Van den weg een boel geleerd."

Toen begon pa te begrijpen,

Ja, dat was een schitt'rend vak:

Theorie, praktijk tezamen

Dat vergeet je niet gemak.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

En wij hopen dat Marietje,

Meisjes, jongens, allemaal

Juist dit vak goed zullen leeren,

Wellicht beter nog dan Taal.

Liever dan een 8 voor Sommen,

Voor Gedrag, Vlijt en zoo meer,

Moeten ouders voort' een 10 zien

Voor "De regels van 't verkeer".

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 13 september 1932

 

 

134 De winkelfnuikingswet

 

De man die thans de klappen krijgt

En óp kan zijn pleizier,

Die dikwijls reeds de dupe was,

Dat is de winkelier.

Men had zoo'n medelij met hem,

Men deelde in zijn "smart",

Hij deed te veel om brood te zien,

Hij werkte veel te hard:

(Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat,

Met handen in de zak,

Stond hij te gapen voor de deur,

Hij had het treurig mak).

Maar Vader Staat - steeds bijdehand -

Die nam dat anders op:

Zoo lang de deur maar open stond

Dan was er geen getob.

De winkelier had het te druk,

Zoo werd er toen beweerd;

Hij sloofde zich te veel in 't zweet,

Dat was voor hem verkeerd.

Men bracht hem - meenend goed te doen -

Het wettelijk bericht:

"Jouw winkel moet voort' elken dag

Na 's avonds acht uur dicht.

Ook Zondags moet uw 'drukke' zaak

Gesloten zijn, verstaan?

Dan kunt u óók met vrouw en kroost

Een keertje wand'len gaan."

(Hoe blijde was de winkelier

Door deze "vaderzorg";

Maar wie blijft voor geleden schâ

Door deze sluiting borg?...)

En als hij na het sluitingsuur…

Soms nog verdient zijn brood,

Dan moet hij brommen daar de wet

Hem zulks toch verbood.

 

Zoo is de neringdoende stand

Daar netjes neergezet

Door iets, dat ik niet anders noem

Dan winkelfnuikingswet.

Wat heeft dit droevig Staatsbesluit

Tot nu toe nog gedaan?...

De winkel is bij velen reeds

Vanzelf dicht gegaan…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 14 september 1932

 

 

135 Gekke menschen

 

Hedenavond tien uur twintig

Is het maansverduistering,

Want de maan komt dan te vallen

Binnen d'aardsche schaduwkring.

Aller oogen dus gevestigd

Niet op Kwatta maar de maan

(Als ze niet - te zeer bescheiden -

Achter wolken schuil wil gaan.)

d'Eclips begint om half negen,

Wordt op een stukje na totaal

En is twintig over tienen

Op z'n ergst of maximaal.

 

Naar de maan wordt meer verwezen

Dan gekeken, dat is waar,

Doch er is iets met ons menschen

En dat vind ik weer zoo raar:

Als de maan haar licht doet schijnen

Dan bewond'ren ze haar niet,

Maar ze staan straks wel te gapen

Juist wanneer j'er niks van ziet!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 15 september 1932

 

 

136 Waartoe?

 

De "Vliegende Familie" is

Gelukkig weer terecht;

We waren aan dit vliegend stel

Zoo'n beetje wel gehecht.

Maar vonden het een dwaas idee

En tevens zeer gewaagd;

En velen hebben zich al vaak

De reden afgevraagd.

Zoo vraag ik ook waar dient het voor?

Toch niet maar voor pleizier?

Zoo'n vlieger als een Hutchinson

Noem ik geen pionier.

Het is - 'lijk het gebleken is -

Een aartswaaghalzerij;

Je geeft er and'ren moeite mee,

Maakt niemand er mee blij.

Wanneer H. thuis gebleven was

Dan zat hij niet 'lijk nou

Op Groenland tusschen sneeuw en ijs

Te bibb'ren van de kou.

 

"Zeg, vrouw, geef mij de krant eens aan."

"Hè, ma, mag ik op straat?"

"Toe, man, breng straks een hoedje mee."

Zoo wordt nu niet gepraat

Maar wel van: "Vrouw, vergeef m'n fout."

En "Man, hoe kwam j'er toe?"

De kind'ren klappertanden: "Ma,

We zijn zoo koud en moe"…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 22 september 1932

 

 

137 Meer sporen!

 

Cijfers, cijfers alsmaar cijfers,

Tot j'er akelig van wordt;

Trots dit cijferig gecijfer

Is er nog een zwaar tekort.

En men goochelt met millioenen,

Hier wat af en daar wat bij;

Maar we zitten toch te kijken

Met een blutte maatschappij.

Uit de Geer's millioenennougat

- Want 'tis taai - drong tot mij door

Dat 't'em't meeste hapert

Bij de Nederlandsche Spoor.

Want het groot nadeelig saldo

Is te zoeken in't tekort

Waar de N.S.-exploitatie

Weer eens van beschuldigd wordt.

Dus we moeten meer gaan reizen

Niet per auto doch per trein

(En dat blijkt de laatste jaren

Nog het veiligste te zijn.)

Met een vliegtuig kun je vallen,

Met een auto ga je dood,

Met een motor of een rijwiel

Is het risico te groot.

Dus dan gaan we voortaan sporen

('tIs ook lang niet zoo gewaagd)

En dan wordt bij veel gebruik ook

Het tarief wel eens verlaagd?

De begrooting zal dan sluiten,

En het reizen wordt goedkoop,

Want ze rijden je tenminste

In den trein niet overhoop!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 1 oktober 1932

 

 

138 Wintertijd

 

Denkt er aan dat u vanavond

Al uw klokken weer verzet,

Want men regelt hier den zomer

En den winter bij de wet.

Ja, vannacht komt weer einde

Aan dien schoonen zomertijd

En we worden ongemerkt

Weer den winter in geleid.

Dus vanavond alle klokken

Weer een heel uur ACHTERUIT;

Met een uurtje langer slapen

Wordt de winter ingeluid.

En we nemen nu weer afscheid

Van de schoone zomertijd,

Die ons dit jaar goed bedacht heeft

Met méér zon dan nattigheid.

Dagen worden nu weer korter,

Avonden weer eens zoo lang,

En zoo gaat de tijd steeds voorwaarts

Met z'n afgemeten gang.

Zomer, herfst, winter, lente,

Vier etappen maar steeds voort;

Altijd verder gaat de tijd maar,

Die zich nergens ooit aan stoort.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 6 oktober 1932

 

 

139 Yo-Yo

 

Tot het verdrijven van den tijd

En kwalen der verveling

Heeft men iets nieuws weer uitgedacht

In onze "samenveling".

Men heeft iets uit de oude doos

Van eeuwen terug gaan diepen,

Zoodat 'lijk het Verleden zong

Het Heden thans gaat piepen.

Want wat hier thans "modern" heet

"Het nieuwste spel van heden"

Is iets wat eens Demosthenes

En Louis Seiz'al deden.

Maar - wat ook zij - men yo-yo't thans,

Het brengt een beetje speling;

Men yo-yo't tot vervelens toe

Juist tégen de verveling.

Men yo-yo't als men wachten moet

Op bussen of op treinen,

En als je tijd te over hebt,

Laat je de klosjes deinen.

Wanneer je bij den tandarts komt

En eerst een uur moet wachten,

Dan pak maar weer je yo-yo-spel;

Het zal de pijn verzachten.

Wanneer je zonder werk bent

En alsmaar moet staan droomen,

Dan kun je met je yo-yo-spel

Best door de uren komen.

En als je een loket bedient

Dat niet wordt plat geloopen,

Dan vliegen met yo-yo-erij

De uren om met hoopen.

Zoo yo-yo't thans het heele land

Omdat het mode is;

Totdat er weer iets anders komt

Tot 's werelds lafenis.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 12 oktober 1932

 

 

140 Het beste wapen

 

Het wil nog maar niet lukken

Met de ontwapening;

Het blijft trots conferenties

Een onoplosbaar ding.

In afgelegen oorden

Heeft men reeds veel gepraat,

Maar juist dat vele praten

Heeft weinig nog gebaat.

De een wil meer dan d'ander,

De ander meer dan d'een;

Men bezigt schoone leuzen,

Maar resultaten geen.

Ze zwammen in de ruimte,

Men stelt van alles voor,

Maar thuis gaat ondertusschen

Het spul weer lustig door.

Men wil gelijkberechtiging,

Die hierin moet bestaan,

Dat d'een nog juist méér wapens heeft

Om d'ander dood te slaan.

Men vindt meteen van alles uit

Om langs de kortste baan

Elkander met helsch mat'riaal

Te helpen naar de maan.

Zoo worden wij weer opgekweekt

Voor een hernieuwden strijd,

Die in het teeken staan zal van

De grootste gruw'lijkheid.

Maar zoo is't altijd nog geweest

En zal het altijd gaan

Zoolang de mensch niet wijzer wordt

En denkt aan't kort bestaan.

Men oefent zich met maskers om,

Men speelt "bescherming

Voor gasaanvallen uit de lucht

En dood in kort geding."

Het beste wapen hier op aard'

Dat laat men echter thuis;

Wat altijd heeft getriompheerd

Dat is en blijft het Kruis!

 

VOICI

 

 

Foto: Regionaal Archief Tilburg