Klaas de Graaff

 

Dood tussen de bieten

 

Misdaad: lustmoord

Jaar: 1911

Topografie: Standdaarbuiten

 
INHOUD DE GRAAFF MOORDZAKEN IN BRABANT

CUBRA HOME


© 2019 Klaas de Graaff & Stichting Cultureel Brabant


 

 

 

Dood tussen de bieten

Zenuwarts Swaep had hem gekarakteriseerd als een sterk zwakbegaafde man met sterke seksuele aandrang. Dat laatste had onderwijzeres Gezina van Bakergem in elk geval ervaren toen zij op 18 juni 1911 naar Fijnaard fietste. Hendrik Kouters uit Standdaarbuiten kwam haar fietsend tegemoet. Toen hij haar genaderd was, sprong hij van zijn fiets, gooide die op de grond en greep het stuur van haar fiets, gaf haar een duw, waarna zij van haar fiets afviel en achterover op de grond kwam te liggen. Zij had nog voor de aanranding een boeketje margrieten in de hand gehad. Zij had de twintigjarige  Hendrik als haar aanrander herkend. De belager had haar groenleren portemonnee afgenomen en haar tussen de rokken betast. Later werd dat beursje met twee postzegels teruggevonden in de woning van Kouters die toen van doodslag werd verdacht. Vader Kouters werd nog korte tijd in hechtenis genomen, verdacht van heling van die portemonnee.

Erger was de gewelddadige dood van Barbara Knook, eveneens een onderwijzeres uit Standdaarbuiten, die de avond van 22 september naar huis wandelde. Toen haar familieleden zich ongerust begonnen te maken dat het zo lang duurde, gingen haar broer Arie, een 21-jarige  landbouwer, en haar oom, de predikant Aart  Barmen 't Loon, 's avonds omstreeks 11 uur  met lantaarns zoeken. Halverwege dat pad riep Arie Knook opeens "hier ligt onze Bep". Met het hoofd geheel en de rest van het lichaam voor een deel onder water. Toen zij het lichaam uit het water hadden gehaald, bemerkten ze dat het geheel stijf was en geen levenstekenen meer gaf. Onder haar neus zat wat slijmachtig bloed en haar hals vertoonde striemen, terwijl de vingers van haar rechterhand in geklauwde houding stonden. Zoals iemand die maakt wanneer hij krabt. Bij een poging die vingers weer recht te zetten, kwamen deze weer in dezelfde stand terug. Het leek erop dat die hand gekrabd had. Aan de andere kant  van het pad lagen de suikerbieten over een oppervlakte van een vierkante meter plat tegen de grond. Ook lag er een boodschappenmandje dat de familie direct herkende als dat van Barbara. In haar rokzak zaten slechts een zakdoek en een rekeningetje. Het lijk hadden ze naar het ouderlijk huis vervoerd. 

Het hele dorp in paniek, want zij was zeer geliefd in het dorp. Dat bewees wel de zerk die de kerkgangers als dankbetuiging op haar graf hadden gelegd.

 

 Al snel kwamen ze erachter dat het Hendrik Kouters moest zijn geweest, die enkele maanden tevoren Gezina ontuchtelijk betast en beroofd had van haar portemonnee.

Gemeenteveldwachter Vissenberg ging al vroeg op pad de dag erop. Hij zag hem met een grondzeis werken aan de sloot. Vissenberg kende hem goed, vond hem  niet een van de snuggersten, iemand die er een van de vijf kwijt is. Hij arresteerde hem en bracht hem naar het politiebureau, waar ook het stoffelijk overschot van Barbara lag. Inmiddels  verscheen officier der gezondheid A.F. Heijl uit Breda, die vaststelde dat Barbara als gevolg van wurging was overleden. Niet als gevolg van verdrinking wat sommigen dachten. Tevens had hij de inmiddels gearresteerde Hendrik aan een onderzoek onderworpen, waarbij hij verschillende huid- en krabwondjes had geconstateerd die nog vers waren en afkomstig konden zijn van de nagels van het slachtoffer.  Dat ontkende Kouters. Die krabben waren afkomstig van zijn hond waarmee hij daags tevoren had gestoeid.

Aanvankelijk dacht de familie van Barbara dat zij ook van haar portemonnee moest zijn beroofd, want zij had op de dag van haar dood veel geld bij zich gehad. Hendrik ontkende deze aantijging en ook onderzoek in huis van verdachte leverde niets op. Totdat arbeiders Christ Nagtzaam en Anton van de Nobelen tijdens het vissen op 15 december in de sloot een bruine portemonnee zagen liggen. Nadere inspectie leverde op dat die ruim 107 guldens bevatte, twee bankbiljetten, één van 60 en één van 40 gulden, twee rijksdaalders, twee guldens en wat kleingeld. Zij hadden deze vondst eerlijkheidshalve naar vader Knook gebracht.

Tijdens de terechtzitting op  28 maart 1912  in Breda kreeg de rechtbank nog wat informatie van de gepensioneerde hoofdonderwijzer Johan van Gastel, die tot 1904 Hendrik als leerling had meegemaakt. Hij had veel gespijbeld en had moeite om van het ene leerjaar naar het andere over te gaan. Hij beschouwde hem altijd als een intellectueel achterlijke leerling.

Verdachte Kouters ontkende beide beschuldigingen (ontucht van Gezina en doodslag van Barbara). Het is niet waar dat ik op een zaterdagavond in de maand juni 1911 over de Appelaardsen-weg gefietst heb. En in de middag van 22 september heb ik omstreeks één uur in mijn huis met mijn hond gespeeld, die mij toen krabwondjes met zijn nagels heeft toegebracht. Hij had die zelfde avond tussen licht en donker enige tijd op de stoep van het huis van de kleermaker Mol in het dorp gezeten en had toen met zijn neef, getuige Eskens, een praatje gemaakt.

Maar de rechters hechtten geen waarde aan al zijn praatjes en veroordeelden hem op grond van de ontucht en de doodslag tot twintig jaar gevangenisstraf. Ook het pleidooi om hem als krankzinnige op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis werd genegeerd.

Wat te verwachten was, gebeurde: de veroordeelde tekende hoger beroep aan dat in mei 1912 voor het gerechtshof van ’s-Hertogenbosch plaats vond. Hier werd er door deskundigen wederom gepleit voor opname in een psychiatrische inrichting. Ter beschikkingstelling  (het huidige Tbs) kwam pas in 1928 tot stand. De raadsheren vonden de straf van twintig jaar wel te fors en verminderde die tot tien jaar.

Na zijn gevangenisstraf trouwde hij op 1 mei 1925 in Zevenbergen met de vier jaar jongere Helena van Sliedrecht. Het gezin kreeg negen kinderen. Kennelijk kon het echtpaar het in West-Brabant niet uithouden, want zij verhuisden naar Zuid-Limburg, waar hun vierjarige zoon in Heerlen overleed. Zelf werd hij 68 jaar en zag het laatste licht in Sittard. Helena volgde hem vier jaar later.