Klaas de Graaff

 

Marietje of Marinus

 

Misdaad: dubbelmoord

Jaar: 1875

Topografie: Reek, Grave, Den Bosch

 
INHOUD DE GRAAFF MOORDZAKEN IN BRABANT

CUBRA HOME


© 2019 Klaas de Graaff & Stichting Cultureel Brabant


 

 

 

Marietje of Marinus

Het hele dorp Reek was in rep en roer. Twee zusjes Laarakkers Hendrica en Theodora in een weide vermoord. Het gebeurde op de ochtend van 6 oktober 1875. De zestienjarige Marietje van der Linden was op die dag bijtijds opgestaan om eikels te gaan rapen. Verderop zag zij de beide meisjes die een koe naast de weg lieten grazen. Toen zij Marietje zagen bukken joelden zij haar. Je kunt niet eens naar de kermis arme donder. Wat kwam dat hard aan, want ook zij had daar graag nar toe willen gaan. Hou ermee op, stomme grieten was haar weerwoord, maar dat deden die twee niet. Woedend  rende Marietje naar de negenjarige  Hendrica toe om haar een afstraffing  te geven,  wist haar in een kreupelbosje te grijpen en haar op de grond te duwen. Met de toenemende haat in zich greep zij een knipmes en stak enkele malen in de hals van de onderliggende Hendrica. Door het vele bloed raakte zij verbijsterd, wilde niet meer de ogen zien, doorstak ze en vervolgens de buik, die door het spartelen bloot was komen te liggen. In de zak van het slachtoffer zag zij een beursje met acht centen, die zij haar afnam. In een sloot waste zij haar bebloede handen schoon en gooide het beursje weg in een greppel.  Toen het jongere zusje Theodora, die nog op de eerdere plek stond, aan Marietje vroeg waar haar zuster was gebleven, werd Marietje bang voor de gevolgen van haar wrede daad en wilde zij ook deze getuige doden. Volg mij maar en liep naar een sloot, drukte haar hoofd in het water en liet het zes jarige kind na veel spartelen verdrinken. Daarna hervatte zij alsof er niets gebeurd was het rapen van eikels en was om 11 uur weer thuis, verborg de acht centen in de stal en vertelde niemand iets van het gebeurde. Op de vraag van de ouders Laarakkers of zij hun kinderen misschien had gezien loog zij dat zij die wel de dag ervoor, maar niet vandaag had gezien. Hun twaalfjarige zoon werd vervolgens op pad gestuurd om zijn zusjes te zoeken, maar die kwam onverrichterzake alleen met de koeien weer terug.

Vier buurlieden Martinus van Schijndel, Martinus van de Wijngaard, Lambertus van der Schans en Otto Willemse uit Reek vonden uiteindelijk de twee lijkjes.

Tijdens het aardappels rooien op 7 oktober werd Marietje door de politie gehaald en naar het lijkje van Hendrica gebracht. Op de vraag of zij wist wie dat was antwoordde zij ‘ze zeggen dat die die van Laarakkers is, maar ik heb haar niet vermoord’. Op bevel van de agent tilde zij het lijkje van het verdronken zusje op en droeg dat naar het lijk van Hendrica. Het bebloede knipmes was voldoende bewijs om Marietje te arresteren en naar de gevangenis te Grave te vervoeren. Daar bekende zij aan de dienstdoende marechaussee haar euvele daden. Op 8 oktober wees zij de plaats aan waar de gestolen acht centen verborgen waren.

Autopsie wees uit dat Hendrica de ogen waren uitgestoken. Achter een tien centimeter lange snee in de hals constateerde de arts een doorgesneden luchtpijp en slokdarm. Het bloed dat in haar longen was gestroomd betekende haar einde.

Marietje had in de jaren 1874 en 1875 als dienstmeid gewerkt bij de familie Hendriks. Anderen vonden haar wel ruwer dan andere meisjes. Lichamelijk onderzoek wees uit dat de geslachtsdelen erg klein waren, waardoor de ouders bij de geboorteaangifte het kind als meisje hadden aangegeven. Maar de moordenaar van beide kinderen kreeg wel een gevangenisstraf van vijftien jaar.

In het huis van bewaring van ’s-Hertogenbosch  bevestigde de inrichtingsarts dat de veroordeelde hermafrodiet Maria van der Linden beschouwd moest worden als man. Zelf koos hij voor de naam Marinus. Eind 1881 vroeg hij het College van Regenten of zij hem niet wilden helpen, maar die gaven het in handen van een medicus. Op zijn verzoek wist de rechtbank in 1903  het geslacht te veranderen, zodat hij als man een huwelijk kon sluiten.

Na zijn ontslag uit de gevangenis vestigde hij zich als schoenmaker en trouwde 43 jaar oud op 8 juli 1903 in Rotterdam met de 25 jarige uit Venlo afkomstige Petronella Theresia Genabeek. In 1906 verhuisde het echtpaar naar Nijmegen om weer later naar Rotterdam terug te keren. Op negentigjarige leeftijd overleed hij op 18 december 1949 als eerzame burger in de havenstad: 74 jaar na zijn moordpartij in het Brabantse Reek.