Klaas de Graaff

 

'Beestachtig tekeer'

 

Misdaad: moord

Jaar: 1911

Topografie: Oosterhout, Tilburg

 
INHOUD DE GRAAFF MOORDZAKEN IN BRABANT

CUBRA HOME


© 2019 Klaas de Graaff & Stichting Cultureel Brabant


 

 

 

'Beestachtig tekeer'

Waar sommige caféruzies op uit kunnen lopen, is bij politie en justitie al bekend vanaf  het moment dat er kroegen bestaan. Meestal gingen die voorafgaand gepaard met schelden en dreigementen. Gelukkig ontaarden ze weinig of niet tot ernstige mishandeling of zelfs tot de dood. De kans daarop werd groter als de één gebruik maakt van een wapen, een stok of stoel en erger nog een mes. Messentrekkers werden die laatsten genoemd. Sommige streken of dorpen stonden er bekend om, vooral daar waar armoede heerste, in industrierijke steden als Oss, Tilburg en Helmond. De zondag was de enige dag dat de arbeiders vrij waren. Op die dag zochten ze het café op om alle ellende achter zich te laten en zich vol te laten lopen. Bij sommige mensen, meestal mannen, leidde dat al snel tot agressie en kon de minste ergernis oplaaien tot woede en handgemeen.

In de tijd dat het medisch handelen in de kinderschoenen stond en hygiëne nog ver te zoeken was, leidden steekwonden al snel tot ernstig bloedverlies en infecties. Beide gaven ruime kans op overlijden.

Een van de ernstigste moorden of doodslagen uit die categorie is er één die plaats vond in een kroeg in Tilburg in 1911.

De rechtbank noemde de steekpartij van Dionysius Adrianus Snoeren “beestachtig” en dat zal een rechtbank niet snel in het openbaar zeggen. Snoeren, een 26-jarige ongetrouwde grondwerker uit Oosterhout had twee dagen voor Kerstmis 1911 rond half negen in de avond met Nicolaas van der Veken het logement van Menkehorst aan de Bosschenweg te Tilburg bezocht. Beiden waren goed bevriende steendragers uit Oosterhout, werkzaam aan een in aanbouw staande school in Tilburg, waar zij in kosthuizen tijdelijk verbleven.  Na hun werk op zaterdagavond bezochten ze enkele kroegen, waaronder die van Menkehorst. Nicolaas was behoorlijk beschonken volgens de getuigen. Aan Dionysius was echter weinig of niets te merken. Nadat ze beiden enkele glazen bier tot zich genomen hadden, wilde Dionysius naar huis “ik ga naar huis”, waarop Nicolaas geantwoord zou hebben “je blijft hier” en had hem bij zijn jas gepakt. Snoeren had toen geantwoord “het zijn mijn belangen als ik wegga” waarop Van der Veken “als je weggaat sla ik je op je smoel” en dat was heldere taal. Cafébaas Menkehorst die geen problemen in zijn etablissement wilde, kwam naar beiden toe: “als je vechten wilt, dan maar naar buiten”, en hij duwde vervolgens Van der Veken door de voordeur de straat op. Toen Snoeren hierop ook naar de voordeur liep, werd hij tegengehouden door Menkehorst:  “ga jij maar door de achterdeur naar buiten als je toch naar huis toe wilt”, Dionysius liep echter toch de voordeur uit. Een andere stamgast, Claassens, vertelde aan de rechtbank dat hij in de deuropening zag dat  Snoeren direct daarop Van der Veken vastgreep en hem heen en weer trok. “Steek me maar dood, want 't is je plan toch. Je hebt al een tijd de pest aan me gehad”,  schreeuwde Nicolaas, waarop de verdachte bedaard reageerde: “dan zal ik het maar doen”. Onmiddellijk trok deze met één beweging een knipmes uit zijn zak, pakte vervolgens met zijn linkerhand zijn strijdmakker om de hals, zette zijn voet achter die van Van der Veken, en stak met zijn rechterhand  met volle kracht in diens buik.

Maar alsof dat niet genoeg was greep hij zijn vijand, na het mes weer omhoog te hebben getrokken, bij de haren, trok hem naar zich toe en sloeg hem met het mes achterin de nek. Getuige had volgens zijn zeggen getracht hen te scheiden, maar zijn vrouw had hem van achteren vastgegrepen en hem het logement ingetrokken. Even later was hij uit nieuwsgierigheid weer gaan kijken en had toen Van der Veken voorover op de grond zien liggen, terwijl Dionysius in geen velden of wegen meer te zien was.

Samen droeg hij met nog enkele andere personen het slachtoffer de kroeg in en zag in alle gauwigheid dat deze een bloedende wond in de buikstreek en in de nek had.

De vrouw van Claassen, die haar man op die avond had vergezeld, bevestigde het verhaal van haar man voor de rechters.

Ook voorbijganger Gooijaerts, die beide vechtenden niet had meegemaakt en ook niet kende, sprak over de kleinere, waarmee hij Van der Veken bedoeldem en ene lange die Snoeren moest zijn. Het slachtoffer had na de derden slag “o ju” geroepen en was na de vierden slag voorover op de grond gevallen. Terwijl de kleinere man voorover op de grond lag had de andere hem nog opzettelijk twee klappen op zijn lichaam toegebracht. Daarna was de langste van de twee hard weggelopen. Gooijaerts had gezien dat er bloed van het slachtoffer de straatgoot in vloeide.

Twee agenten politie uit Tilburg verklaarden de dode man te herkennen als Nicolaas van der Veken, arbeider, wonende te Oosterhout, doch tijdelijk verblijvende te Tilburg. Het lijk werd voor een schouwing aan  de artsen Proot en Heijl afgegeven. Beide geneesheren brachten hun bevindingen in strikt medische bewoordingen aan de rechters over. Die kwamen in het kort hierop neer. Uitwendig zagen zij een wond ter hoogte van de eerste halswervel een snee van anderhalve centimeter lang en vier centimeter diep, in de bilstreek een wond van twee en halve, maar met een diepte van twaalf cm die op het heiligbeen uitkwam. Verder nog steekwonden in de rechter onderkaak en in de buik die zo diep was dat ze zelfs de lever en darmen konden zien en betasten. Aan de soort verwonding hadden artsen kunnen zien dat Snoeren het mes in de buik ten overvloede nog eens had gedraaid.

Inwendig was het nog droeviger gesteld. De buikholte was geheel met bloed gevuld, de lever was geraakt en in de nek was het metaal van het mes ook doorgedrongen. Dat laatste moet met dermate groot geweld zijn gebeurd dat zelfs het merg was geraakt.

Waarschijnlijk had de steek in de buik de dood veroorzaakt, maar ook die in de nek had tot dat resultaat geleid kunnen hebben.

De heren achter de groene tafel vonden dat de vele steken waarmee het slachtoffer was gedood met geen pen konden worden beschreven.

Voor deze doodslag moest Dionysius Snoeren krachtens de uitspraak op 22 februari 1912 zeven jaar in de gevangenis doorbrengen. Hij ging tegen dat vonnis niet in hoger beroep, want dat had hem ongetwijfeld een zwaardere straf opgeleverd. Kort daarop werd hij overgeplaatst maar Leeuwarden, waar alle boeven een lange straf uitzaten. Daar overleed hij op 2 september 1916, vier jaar na de uitspraak. Of hij een eind aan zijn leven heeft gemaakt, is moeilijk te achterhalen, maar lijkt waarschijnlijk.

 

Nieuwe Tilburgsche Courant, 27-12-1911. Bron: www.Delpher.