Klaas de Graaff

 

Vadermoord

 

Misdaad: Moord

Jaar: 1918

Topografie: Capelle

 
INHOUD DE GRAAFF MOORDZAKEN IN BRABANT

CUBRA HOME


© 2019 Klaas de Graaff & Stichting Cultureel Brabant


 

 

 

Vadermoord

Op 27 augustus 1918 brak er te Capelle weer eens ruzie uit tussen de oude Jacobus van Raamsdonk en zijn 22 jarige zoon Marinus. Vader was in het gezin weinig geliefd, wat op die avond om half acht weer eens bleek. Vader stond dreigend met een steekwapen tegenover zijn zoon, wat voor de laatste een reden was om met een hamer twee keer in het gezicht en op het achterhoofd van vader een mep te verkopen. Dat moeten dan behoorlijk harde klappen geweest zijn , want na die tweede slag viel pa op de grond en bleef bewegingsloos liggen. Geschrokken tilde Marijnus zijn vader op, sjorde die een trap op naar de zolder waar hij hem aanvankelijk neerlegde op een oude matras. Daarna pakte hij een touw, bond die om de hals van zijn vader en sloeg die over een balk heen. Zijn doel was het op een zelfdoding te laten lijken. De bloedvlek die op het matras nog te zien was bedekte Marinus met een strozak. Jan Leendert van der Linde die Marinus riep met de mededeling dat vader zelfmoord had gepleegd, maakte het lichaam los en legde dat op de strozak. Hij haalde toen veldwachter J.C. de Bruin erbij die dokter Mentrop liet komen. Deze bekende deskundige op het gebied van lijkonderzoek zag op de strozak een rode bloedvlek ter grootte van een hand, en zag ook dat de omgeving van het linkeroog lelijk gezwollen was. Dit waren voor hem tekenen die erop wezen dat de dood niet door verhanging was ontstaan. De autopsie wees uit dat er bloedvaten in de hersenpan waren gescheurd, wat tot de dood had geleid.

 

Buurvrouw Elisabeth van Tilborg die al twaalf jaar naast het gezin Van Raamsdonk woonde vertelde de rechtbank op 14 november dat er altijd mot was in dit gezin. De vrouw van Jacobus was bang voor haar gewelddadige man en vluchtte menigmaal met haar kinderen naar haar huis. Kleermaker Westbroek die verstelwerk voor het gezin deed, had een keer geweigerd met de woorden aan Jacobus dat die eerste maar eens aardig moest zijn voor zijn vrouw en kinderen.

Jacobus had daar met een vloek op gereageerd. “Ik zal haar nog liever de hersens inslaan”. Ook bij andere buurtgenoten stond Jacobus in een kwaad daglicht.

 

Op 14 november diende de zaak in Den Bosch. Zinnicq Bergmann was de verdediger die aanstuurde op zelfverdediging. De dader stond immers gunstig bekend. Zelf zei Marinus dat hij zich tegenover zijn vader had moeten verdedigen. Maar de Officier van Justitie eiste 5 jaar voor vadermoord. Hij toonde immers nadien geen spijt en het feit dat hij zijn doodslag had willen camoufleren maakte de gebeurtenis ernstiger. De rechtbank vond 3 jaar genoeg. Het gerechtshof verminderde in hoger beroep op 20 januari 1919 de straf in twee jaar.

 

Hij zat de straf uit in de gevangenis te Rotterdam, maar overleed wonderlijk in het jaar van zijn vrijlating in de nacht op 22 oktober 1921 in Krommenie. Bij werkzaamheden op vrijdagmiddag 21 oktober stortte hij met een collega (uit het Brabantse Oosterhout) van een veertig meter hoge mast tijdens werkzaamheden aan de elektrische bovenleiding in Knollendam naar beneden, waar beide arbeiders in een ziekenhuis op zaterdagochtend overleden. De aangifte werd gedaan door Cornelis Joon, een 75 jarige man uit die plaats en Hendrik Stam, een 26 jarige ambtenaar uit Wormerveer.