CUBRA HOME
INHOUD LOWIE VAN DORRUS MISTERS
Meer heemkundig werk uit Tilburg:
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

Foto: Regionaal Historisch Centrum Tilburg

Onze Tilburgse Folklore

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 17 februari 1951

 

5. Voorlezer en wijkmeesters

 

 

De omroeper bespraken wij in een vorig artikel. Maar van een voorlezer hebben wij in Tilburg nooit gehoord. Daar deze twee bedieningen bij elkaar worden genoemd, menen wij te mogen veronderstellen dat beide met elkaar in verband stonden en door dezelfde persoon werden uitgeoefend. In dorpen in de nabijheid van Tilburg hebben wij de voorlezer wél gehoord en gezien. Het was 's Zondags na de late H. Mis dat voor het café tegenover de kerk een man op een stoel sprong en op onze vraag aan een familielid wat er ging gebeuren, kregen wij ten antwoord: de geboj (geboden, verordeningen) worden voorgelezen. Dat waren dan gemeentelijke verordeningen en datgene wat van gemeentewege moest worden gepubliceerd, zoals bijv. paren die in ondertrouw of gehuwd waren, en daarna notariële mededelingen wanneer, waar en welke panden of percelen zouden worden geveild, welke nog "onder het hoogsel stonden" (nog konden worden verhoogd) en wanneer hiervan de definitieve verkoping zou plaats hebben enz. Dan de meer particuliere bekendmakingen, waar stier of hengst ter dekking stonden, waar kalveren, biggen of veulens te koop waren enz. Dan was het als het ware een advertentiebureau en werden er ook wel 'ns koddige bekendmakingen voorgelezen. Jhr. de la Court, die in Middelbeers ter kerke ging en nog in zijn jonge tijd was, hield er wel van om tegen de kermis bijv. een of ander vergeten boerenmeisje onder de aandacht der jongelui te brengen of iets dergelijks.

Uit voorgaande kunnen wij wel veronderstellen, dat ook hier het werk van de voorlezer van dezelfde aard was. Maar de voorlezing zal wel geschied zijn op het bordes van het stadhuis. Tegenwoordig hebben de advertentiekolommen der couranten beider taak overgenomen.

 

De wijkmeester

Wij hebben in onze jeugd de wijkmeester gekend. Maar nooit hebben we geweten wat hun functie was. Wij hebben daarom de heer Schurink nog eens opgezocht om te zien wat 't gemeente-archief daaromtrent vermeldt. Wij kregen het volgende te lezen: De Wijkmeesters of Burgerkapiteinen vertonen in hun functiën overeenkomst met de honderdmannen uit de Frankische tijd. In de Middeleeuwen stond aan het hoofd van elk tiental huisgezinnen (tiendemanschap of gebuurte) een deken of tiendeman. Aan het hoofd van tien tiendemannen stond een honderdman of wijkmeester. Elke wijk of herdgang had er één. Vóór 1810 werden zij aangesteld door de Heer, doch ook wel door de schout (later drost) en schepenen. De wijkmeesters waren de hoofden en rustbewaarders der wijken terwijl zij ook als brandmeesters optraden. Tevens verrichtten zij met (door hen opgeroepen) manschappen politie- of schuttersfuncties, bijv. bij het jacht maken op bedelaars en landlopers, of bij het afzetten van het terrein bij executies.

In een oude verordening op de brandweer in de gemeente Tilburg (van 18 Aug. 1856) lezen we als volgt:

Art. 9. De wijkmeesteren der onderscheidene wijken zullen ten allen tijde zes personen, die niet tot de brandspuit behoren, bij voorraad commanderen, welke bij het ontstaan van brand zich met schoppen of platte rieken bij den brand zullen moeten doen vinden ten einde des noodig het brandende puin met aarde te overschieten.

Art. 10. Voor de in art. 9 bedoelde gecommandeerde personen zullen de wijkmeesters lijst houden en zal niemand hunner zich daaraan mogen onttrekken.

Wie de wijkmeesters in de 19de eeuw aanstelde wordt niet vermeld. Instructies of benoemingen waren tot dusverre niet te vinden. Ze zijn misschien als semi-officieel te beschouwen. In een register van de plaatselijke bedieningen (1852) worden zij wel genoemd, maar over de aanstelling wordt niet gerept.

 

Benoeming en ontslag

Ook is niet bekend hoe lang ze bestaan hebben. In de gemeenteverslagen wordt over de wijkmeesters niet gesproken. Nader meldt ons de heer Schurink dat in de 19de eeuw deze werden benoemd en ontslagen door Burgemeester en Wethouders (Gemeentewet 1851 art. 179-8).

Notulen Burgemeester en Wethouders:

6 Juni 1874. Als wijkmeester in de wijk Heikant op zijn verzoek eervol ontslagen A. Janssens en benoemd de landbouwer Adr. Smulders. Eveneens op 6 Juni 1874 wordt tot wijkmeester in de wijk Loven en Koningshoeven benoemd de landbouwer Franciscus Ketelaars (ter vervanging van C. Teurlings).

Op 8 Juni 1895 wordt Franciscus Ketelaars voornoemd (80 jaar oud) op zijn verzoek eervol ontslagen, terwijl zijn zoon Johannes Franciscus Ketelaars, die reeds verschillende jaren zijn vader behulpzaam was, wordt benoemd.

Persoonlijk hebben wij nog kunnen waarnemen, dat de wijkmeester van Laar en Berkdijk maandelijks door de marechaussee werd bezocht en door hem verslag moest worden uitgebracht over zijn wijk.

 

De waaghouder(ster)

Deze werd niet van gemeentewege benoemd, maar was pachter van de waag op de botermarkt. De laatste die dit baantje waarnam, was mej. Trees van Borne. De botermarkt werd eertijds gehouden op de verhoging voor het stadhuis, maar deze verhoging strekte zich uit zo ver als nu voor het stadhuis klinkerbestrating is gelegd. Op deze verheven vlakte waren Vrijdags de boeren en boerinnen uit Tilburg en omliggende dorpen met hun boter en eieren. Velen van hen hadden ook in de stad hun vaste klanten onder de winkeliers, zoals de firma Bronsgeest, Sjoo de Beer, Ferd. Wittens, in de onmiddellijke omgeving der markt. Vele huismoeders kochten echter op de markt, maar een hele "weg" boter was voor de meesten te veel. Als zij dan hun keuze gemaakt hadden, kochten zij met twee of gedrieën zo'n "weg". Ze lieten die afwegen en verdelen aan de waag en ieder betaalde naar gelang het gewicht dat ieder had; voor het afwegen gold een tarief van 1 cent per pond. De boterwaag had haar vaste plaats voor de deur onder het bordes van het stadhuis. Behalve boter hadden de boerinnen en boeren ook eieren, maar deze werden zoals nog heden per stuk verkocht. Deze boter- en eiermarkt had een groot nadeel. De lui stonden in zomer en winter, in regen en sneeuw, steeds buiten. Om die reden werd dan ook de "boterhal" gebouwd. Hierin werden ook ondergebracht de vleesstalletjes, die door de slagers konden worden gehuurd, zodat ieder steeds een vaste plaats had. Voordien hadden zij hun kraampjes op de markt.

 

Het einde

Toen overal de coöperatieve boterfabrieken werden opgericht, kwam hiermede een eind aan het bestaan der botermarkt. De hygiëne heeft hierdoor zeker gewonnen. Voordien karnde iedere boer voor zich zelf, de ene met de hand, maar ook velen machinaal met de boterhond als drijfkracht. Bij velen liet echter de properheid veel te wensen over en ook op de markt waren gebruiken in zwang, die hieraan wel iets afbreuk deden. De kopers waren gewoon de boter te keuren en namen van iedere "weg" die zij keurden met de omgekeerde duimnagel een monstertje dat zij proefden. Commentaar overbodig.

Maar van de andere kant zullen vele neringdoenden in de omgeving met lede ogen het verdwijnen der botermarkt hebben aangezien. Op de eerste plaats de heer Adr. Schuurmans. Van de omliggende dorpen zoals Hilvarenbeek, Diessen, de Beerzen, kwamen velen - en de meesten met kar en paard - naar de markt en bij bovengenoemde was de afspanningsplaats. Zijn nogal groot terrein was dan geheel bezet. Dan de winkeliers in de buurt, hiervoor reeds genoemd. Want de boerinnen voorzagen zich daar van hun huishoudelijke behoeften. Ook velen in de Heuvelstraat w.o. de firma Hubert Meelis, waar de boerinnen die daar hun inkopen deden aan de koffie werden gezet en nog vele anderen. Men ziet hier weer de waarheid van het spreekwoord: Alles heeft zijn voor en zijn tegen. Het gaat er om wat het zwaarste weegt.

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS