CUBRA HOME
INHOUD LOWIE VAN DORRUS MISTERS
Meer heemkundig werk uit Tilburg:
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

Foto: Regionaal Historisch Centrum Tilburg

Onze Tilburgse Folklore

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 29 augustus 1951

 

10. Het tappen van het bier

 

 

In een vorig artikel spraken wij over de eest van Brouwerij "de Kroon", maar men maakte er van "de eerste". Dit bewijst weer eens de waarheid van het volkse gezegde: "Wat de boer niet kent, dat eet hij niet." Wij zullen daarom nog maar eens herhalen wat de eest is. Dit is de inrichting, waarin de natte mout na het kiemen wordt gedroogd. Het is een hoog vierkant gebouw met boven in het midden een korte ruime schoorsteen, gedekt door een draaibare windkap, die dient om het inregenen te voorkomen. Op Korvel is zij nog te zien bij de Brouwerij "de Schaapskooi". Bij "de Kroon" zijn schoorsteen en windkap weggenomen, maar het gebouw staat ten naaste bij tegen de spoordijk. De eest in werking heeft beneden een cokesvuur en boven een vloer van metalen platen, waarin openingen, echter zó, dat de moutkorrels er niet doorheen kunnen vallen. De Duitsers noemen die platen "gelochter Bleche". De dampen van het vuur worden langs zijwegen afgevoerd, maar de warmte gaat door genoemde platen en het mout.

Een familielid "de Kanter" maakte ons opmerkzaam, dat zijn grootvader Jos. de Kanter koster was en over de 100 jaar oud werd. Diens zoon Jan de Kanter was brouwer. De brouwerij stond niet op de hoek, maar iets verder in de Kasteeldreef, links. De door ons genoemde Henri de Kanter was ook een zoon van Jos. de Kanter, dus geen zoon maar een broer van Jan de Kanter. De schrijver onze dank.

 

Dubbeltje per liter

Nu zouden wij het hebben over de biertapperij. Ja, en zoals reeds gezegd, werd vroeger het bier in de kelder uit de houten kraan getapt. Er waren echter ook herbergen waar het per literskruik op tafel gebracht werd. Zo herinneren wij ons nog het café van de Wed. van Broekhoven, juist in de bocht rechts, ongeveer aan de Groenewoudstraat. Men bestelde daar een kruik bier en de kasteleines bracht die met evenveel glaasjes als het gezelschap personen telde. Die glaasjes waren natuurlijk niet groot. Men noemde ze kapperkes. Was de kruik leeg, dan bestelde men een nieuwe. De prijs was één dubbeltje. Komt er tegenwoordig eens om. Dergelijke zaken waren er meer, maar meestal betrof het buitencafés.

Het tappen van het vat ondervond wel eens moeilijkheden, doordat het bier niet voldeed. Het werd niet helder. Misschien omdat de klaringsmiddelen niet goed werkten, óf er veel onweersbuien overkwamen. In zo'n geval gaf de herbergier dat vat aan de brouwer terug en kreeg er een ander voor in de plaats. Maar wat deed de brouwer er mee? Weg laten lopen? Neen. Hij bracht het over op grotere fusten en liet het rustig liggen. In onze vroegere betrekking vonden wij eens een grote kelder onder het woonhuis vol met okshoofdens grote oude wijnvaten, gevuld met bier. Door een zwikgaatje lieten wij een glaasje vol lopen. Het was helder als kristal maar zuur als brem. Zonder een of ander zoetingsmiddel was het niet te drinken. Wij informeerden eens bij onze patroon wat dat voor bier was en kregen de volgende uitleg.

 

Snijbier

Dit bier, snijbier, was van de klanten teruggekomen, retourbier. Het was na herhaalde nagisting en bezinking klaarhelder maar ook koppig en werd gebruikt om vers bier een oud cachet te geven door dit er mede te versnijden. Op één ton werd een aker, ca. 15 liter, bijgegoten. Dat het koppig was, ondervond eens een jeugdvriend, die ons op 't kantoor kwam bezoeken. Wij vulden een kapperke, een beetje sacharine erin en offreerden dit met de woorden: Dit is nu iets uit paters vaatje. Hij heeft het leeggedronken, maar hij die zich de oude situatie op Korvel kan herinneren met de vroegere inrijpoort van de brouwerij en daarover huis, tuin, hek, poort en koetshuis der familie Diepen, zal wel begrijpen welke uitwerking het gehad heeft, als wij zeggen, dat hij vanuit de poort recht de weg overstak en tegen het hek van Diepens tuin terecht kwam. 't Was toch zo, hè Karel?

 

Het persfust

Toen de moderne brouwerij met de bierfilter in bedrijf was gekomen, veranderde ook het biertappen bij de kastelein. In plaats van het oude vaatwerk met dunne duigen en bodems kwam het zware persfust. Duigen, bodems en banden waren minstens tweemaal zo zwaar als van de vroegere vaten. Het persfust is gemaakt van taai Slavonisch eikenhout en erop berekend, dat het een inwendige druk kan weerstaan. Behalve dat het van zwaarder materiaal is vervaardigd, is het inwendig bedekt met een laagje pek. Dit pek is natuurlijk zodanig gezuiverd dat reuk en smaak op het bier geen invloed kunnen uitoefenen. De gesmolten pek wordt middels een spritzkop door het bomgat ingespoten, waarna het op een machine wordt gelegd die het in draaiende (rollende) beweging houdt totdat het pek is gestold en verhard. Dit pekken of pikken dient er voor dat door de druk die er op zal komen geen bier, lucht of koolzuurgas door de naden der duigen kan worden geperst en het hout geen afbreuk kan doen aan de smaak van het bier. De houten bom en ook de strospiertjes zijn vervallen. De bom is nu een ijzeren of stalen schroef. In een der duigen is een ronde stalen schroef gedraaid, die ook aan de binnenzijde draad heeft. Is het fust gevuld, dan wordt de bom hierin gedraaid nadat er eerst nog een rond vetlapje om is gelegd, zodat, is ze eenmaal vastgedraaid, het fust luchtdicht gesloten is. Het aandraaien geschiedt door een sleutel, passend in de holte in de bom. Om aan te draaien heeft deze sleutel twee liggende armen, zodat heel wat kracht kan worden bijgezet.

 

Drukapparaat

Als drukapparaat kwam het eerst in gebruik de handluchtpomp, die evenals vroeger de kraan in het kurkgat werd geslagen. Nu lag het fust niet meer op stelling, maar stond op zijn bodem. Wij menen, dat wij hierover niet verder behoeven uit te weiden. De meesten onzer zullen ze nog wel kennen en waarschijnlijk worden ze bij particuliere feestjes nog wel door de brouwerij in gebruik uitgeleend. Voor de herbergier hadden ze echter een groot bezwaar om zijn bier goed te schenken. Waar was gewoonlijk de plaats van het ontstoken fust? De ouderen onder ons hebben het toch dikwerf gezien. Gewoonlijk was die plaats achter of naast de toonbank. Waar zat het bezwaar? Dat zat hierin, dat bij het pompen de lucht uit het café op het bier wordt gepompt. En waaruit bestond die lucht? Uit tabaks- en sigarenrook, vermengd met de adempjes der diverse bezoekers. Voorwaar geen smakelijk idee. Daarbij kwam nog, dat bij het tappen als het ware bij elk glas een paar stoten met de luchtpomp werden gedaan en die stoten hadden ook hun invloed op het bier. Daarom had die handpomp al gauw afgedaan en volgde de luchtpomp met ketel, die in de kelder een plaats vond.

 

Een heel geval

Dit was echter een nogal dure aanleg, want daar kwam bij een marmeren of glasmarmeren plaat tegen de muur naast of in het buffet, of ook zuil op de toonbank. Op de plaat of aan de zuil kwamen nog 2 of 3 kranen, een luchtverdeler met manometer op de plaat of onder de toonbank, lucht- en bierleidingen van ketel naar de luchtverdeler en van daar terug naar de kelder aan de kolf der steekkraan, van de steekkraan bierleiding naar de tapkranen. De luchtleidingen waren gewone loden buisjes. De bierleiding bestond ook uit lood, maar bezat inwendig een tinnenvoering. Nu waren er die, om het voordeel, aan de luchtpomp geen leiding aanbrachten en gewoon kelderlucht in de ketel pompten. De meesten echter lieten een leiding aanbrengen uit de buitenlucht, sommigen zelfs tot op een flinke hoogte, om de lucht zo zuiver mogelijk te hebben. In de luchtketel kon men dan voorraad pompen, zodat men bijv. een dag langer kon tappen zonder pompen.

 

Vuile leiding

In die eerste tijd, dat met luchtdruk getapt werd, kwam het wel eens voor dat de herbergier bij de brouwer klaagde over de kwaliteit van het bier. Het was niet helder en/of de smaak deugde niet. Wij herinneren ons zulk een geval en ons werd opgedragen daar eens te gaan kijken wat er haperde. Het was na Nieuwjaar. We vroegen een glas bier en de vrouw van de kastelein voldeed aan ons verzoek. Wij bekeken het even en zagen dat het min of meer troebel was. Wij proefden en ook de smaak was niet dat wat het zijn moest. De oorzaak was ons duidelijk genoeg en wij zeiden tot de kasteleines: "Ge moest uw leiding maar eens zuiver maken, dan zal het bier wel goed zijn." Als een snauw kregen we ten antwoord: "Dat hebben we toch na kermis nog gedaan." Ons antwoord was: "Dan wordt het hoog tijd, dat ge het weer eens doet." Zoiets komt tegenwoordig niet meer voor. De herbergier is nu vakman en mocht hij dit niet zijn, dan zorgt de brouwerij en haar personeel er wel voor, dat hij bier behandelen leert.

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS