CUBRA HOME
INHOUD LOWIE VAN DORRUS MISTERS
Meer heemkundig werk uit Tilburg:
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

Foto: Regionaal Historisch Centrum Tilburg

Onze Tilburgse Folklore

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 8 maart 1952

 

14. Oude koffiehuizen in Tilburg 2

 

 

Goede, oude tijd

In gedachten Tilburg rondgaande bemerken wij, dat we nog verschillende cafés hebben overgeslagen. In de Goirkestraat Suske Daniels, tegenwoordig de heer Dirks, het geboortehuis van "Orpheus" en lange tijd haar vast tehuis. Aan 't begin der Hasseltstraat had men Piet de Rooy. Hoeveel weverskruiwagens zouden daar voor de deur hebben gestaan? Maar niet alleen wevers waren er klant, ook heren met hoeden en sinds het bestaan van het politiebureau aan het Wilhelminapark waren ook de chefs hiervan er geen onbekenden. Maar het was ook geen wonder. De "drankkwaliteit" en de grootte van het glas was nergens beter. Vroeg men een glaasje met suiker, dan stond de suikerschaal met juslepel als suikerschep gereed... Verder aan het Wilhelminapark heeft men nog "het Tramstation" en "de Rode Haan". Het zal nu ongeveer 70 jaar geleden zijn, dat deze zaak tot de grond afbrandde, waarbij nog twee, die zich nog eens aan de drank te goed wilden doen en tijdens de brand in de kelder waren gekropen, hun drankzucht met de dood moesten bekopen. Daarnaast woonde in die tijd de heer v. Beers, nu "Trocadero" van de heer Janssens. Iets verder had men de oude zaak der familie Remmers.

Op de Heuvel noemden wij nog niet "Villa Nova", dat plaats heeft moeten maken voor handelsdoeleinden. Bij de oude kermissen was het dé zaak. In de Veemarktstraat was vroeger ook nog zo'n weverscafeetje, waar vooral in de voormiddag geregeld kruiwagens met grote manden voor de deur stonden. De eigenaars daarvan namen er binnen eentje en betaalden er een voor de kettingscheerders(ster) (Mie de Visser) van de firma Lombarts of Blomjous. In de Koestraat noemden wij nog niet "het Zouavenkoor", waar zovelen een gezellige en leerzame tijd hebben doorgebracht. Men denke slechts aan St. Cecilia, het mannenkoor. Aan diverse voorzitters: Antoine Arts, Charles Rieckens e.a. Ook denken we aan de hoek van de Lange Nieuwstraat, laatst door Charles v.d. Wijngaard, vroeger Jan Verhoeven, Louis v.d. Brekel, geëxploiteerd. De spie aan de Enschotsestraat "De Nachtegaal" van H. Mansveld was ook een bekend zaakje.

 

Bij de Heikense kerk

Nu lopen we eens rond de Heikense kerk. Op de linkerhoek van de Kerkstraat Fr. Hermus, dan Toontje Overes. Achter de kerk "het Tilburgs Koffiehuis", Jantje Marinus, vroeger dé zaak van Tilburg. Daar kwam werkman, boer en heer. 's Zondags na de H. Mis van 9 uur zat het er vol, maar de meesten gebruikten een kop koffie en een beschuitje. (Wat Jantje Marinus was voor het zuidelijke stadsdeel was Gerrit v. Blerk voor "gene kaant".) Hierachter in het straatje was onopgemerkt een "loopzaakje", maar de liefhebbers van een borreltje, die niet in de gaten wilden lopen, kenden het wel. Dan Adr. Schuurmans, de afspanning van alle voerlui, die in de stad moesten zijn. Vooral Vrijdags was de hele binnenplaats bezet.

Het "Monuments koffiehuis" was ook voldoende bekend. Café en hotel Broeckx, tegenover de kerk, hebben de meeste Tilburgers nog wel gekend. Het was de zaak waar vooral de jongelui uit fabrikants- en zakenkringen hun vertier zochten. Van hieruit ging ook de weddenschap dat Fr. Ooms in 3½ uur te voet naar Den Bosch zou gaan. Getuigen op de fiets vergezelden hem en toen hij vooraan in Den Bosch over de brug was, keerde hij om en won de weddenschap.

 

Op de bon

Het gebeurde ook wel eens, dat met het politie-uur geen rekening werd gehouden, maar zo recht voor het bureau liep het ook spoedig in de gaten. Bij een dergelijk geval stapt de agent Jan Gouverneur binnen: "Heren, 't is over twaalf. Ik moet u een verbaal maken!" En hij begint achtereenvolgens de namen op te schrijven. Hij komt ook bij een heer die filiaalhouder was van een Bossche firma en in de Heuvelstraat woonde. Hem wordt ook naar zijn naam gevraagd en deze geeft die eerlijk op. Maar Jan Gouverneur kende die naam niet, wél de firmanaam der zaak en maakte van de familienaam een werkwoord door bijv. te zeggen: "Niks te Krijbolderen!" Hij schreef de naam der zaak op, zodat bedoelde heer vrijliep, omdat de dagvaarding foutief was.

Een andere keer is er ná twaalven ook nog licht aan. Inspecteur Jan Devenijns gaat een kijkje nemen. Bij zijn binnenstappen wil ook hij een verbaal aanzeggen, maar vóór hem ligt een heer uitgestrekt op de vloer, met een gevouwen zakdoek om de slapen, waarin rode spikkels als was deze vol bloedvlekken. Er omheen staat een vijftal heren. Maar Jan Devenijns kent zijn pappenheimers en houdt ook wel van een lolletje. Met een ernstig gezicht vraagt hij wat er gaande is. Men vertelt, dat de heer v.d. M., het slachtoffer, door een der heren met een wandelstok is geslagen, aan de slaap verwond is en niet tot bewustzijn is te brengen. Hij vraagt verder welke middelen men heeft aangewend. Ja, men heeft al een paar cognacjes gegeven, maar het helpt niet. "Hebt ge nog geen champagne geprobeerd?" is de wedervraag. Bij het horen van die naam komt de schuldige vol bewustzijn voor de dag met de vraag: "Zou dat helpen, mijnheer Devenijns?" Waarop deze antwoordt: "Ja, als er iets helpt, dan is het champagne." De aangesprokene geeft direct order een fles boven te halen. Het eerste glas wordt de heer v.d. M. aan de lippen gebracht. Ja, dat gaat naar binnen en even later komt er zelfs beweging in het slachtoffer. De fles heeft intussen de ronde gedaan en ze is ledig. Een tweede wordt gehaald en zo gaat het tot zes keer toe voort. Dan is de beterschap volledig tot ieders tevredenheid, inclusief de politie-inspecteur.

Als sociëteitslokaal noemden we reeds "het Zouavenkoor", bijnaam "den Ollie", en de N.K. Harmonie in de Stationsstraat. Hier tegenover was vroeger de zaak van Willem Dusee, waar de wieg stond der Tilburgse Arbeidersbeweging. In de Willem II-straat is nog altijd het lokaal der Liedertafel "Souvenir des Montagnards". Aan de Oude Dijk "de Philharmonie" en op Korvel "l'Echo des Montagnes" in de oude zaak van de heer W. v. Boxtel. "Orpheus" is tegenwoordig gevestigd op het Smidspad, in de vroegere zaak van de heer Zebregs. Het eigen gebouw aan het Wilhelminapark heeft niet lang dienst gedaan. Het heeft thans een heel andere bestemming.

Op de Korvelseweg had men vroeger nog de cafés van de Wed. v. Herk. Dat van Köpke Wagemans bestaat thans nog. Voorts waren er dat van Frans Smits, v.d. Hout, Nouwens, "het Molenzicht", thans in exploitatie bij de heer Fr. Remmers. De naam is vervallen. Hij heeft trouwens ook geen zin meer. Indertijd had Jan Sprangers zijn molen er tegenover staan, in de buurt van de Hesperenstraat. Er tegenover zat de heer v.d. Ven met een bierhuis en aan de andere hoek de heer J.M. Donders. Voorbij de poort van Diepens fabriek: Café Sebregts, en op Korvel v. Boxtel, André Smits en boer Denissen. Bij de drie laatsten vergaderde vroeger wekelijks om beurten de Korvelse Compagnie. In de Laarstraat had men nog Adr. Stopen en Piet v. Gorp "de mulder". In de Berkdijk Jan Toten, die wel eens ooit bezocht werd door de Hasseltse schuit, en Adr. de Kanter, zijn opvolger is Kees Franken.

 

"Dieje Kaoje..."

Het was in de tijd van eerstgenoemde, dat een Gilzer boerenzoon dit café binnenkwam en daar een berucht persoon aantrof, die hij echter niet kende. Toen hij aan het buffet kwam en zijn glaasje voor hem stond, vroeg de beruchte of hij niet tracteerde. "Maar man," zei de boer, "waarom zou ik jou tracteren, ik ken je niet eens" en meteen steunde zijn rechterhand op de leuning van een Oirschots stoeltje. "O," zegt de ander, "ik ben... dieje kaoje." "Dat wist ik niet", zei de boer, maar tegelijk ging zijn rechterhand met de stoel omhoog en geholpen door de linker sloeg hij deze vierkant aan "dieje kaoje" zijn hoofd. Hij vroeg geen verdere tractatie, hij had ze al te pakken voor hij er goed en wel erg in had.

Op de Bredaseweg kunnen we nog noemen de cafés van Jet Bruens, H. de Haas, "Pas Buiten", v. Gorp, Nieske v. Hest, "de Korenbloem", "het Dorstig Hert" en Frans Basters. In de Capucijnenstraat waren ook nog zo'n wevershalte: Jan Besters en Fraans van Someren. Hier staat nu het fratershuis. Van Amelsfoort en van Ham zijn van latere datum. Achter de Capucijnen had men Drik Janssen, de mulder, en op de hoek van de Meelstraat-Paterstraat Peer v.d. Staak.

Nu nog iets over de gewone werkmanscafés. Meestal waren dat bijzaken die door de vrouw werden waargenomen in de tijd dat de man zijn werkzaamheden buitenshuis verrichtte. Op Korvel bijv. waren Smits en v. Boxtel meesterknecht, de eerste bij Gebrs. Diepen, de tweede bij v. Doren en Dams. Zo waren er meer. Van één hoorden wij nog ooit iets vertellen. De naam van zijn zaak zullen we maar niet noemen, zij komt ook niet op de voorgaande lijst voor. Op zekere dag zat hij met zijn patroon op diens kantoor. Zij schenen elkaar te kennen en aan elkaar gewaagd. De patroon stelde hem de vraag: "Als nu de duvel eens binnenkwam, wie van ons tweeën zou hij dan eerst nemen?" De meesterknecht antwoordde niet direct. De patroon zei daarop: "Ik denk wel van mij, want ik ben enz. ..." Onder dat bedrijf kwam een weverke binnen. Hij had zijn stuk geleverd en wilde geld beuren. Nu zei de patroon tegen dat weverke: "Wat zegde gij er van Jantje?" "Ja," zei Jantje, "maar ik weet niet waar ge het over hebt." De patroon zei welke vraag hij gesteld had aan zijn meesterknecht. Jan dacht even na en zei toen: "Ik geloof niet mijnheer, dat ge een van twee groot gevaar loopt." "Niet?" vroeg mijnheer, "wie zoude gij dan denken, dat hij zou vatten?" "Wel mij, mijnheer." "Jou?" zei mijnheer vol verwondering, "en gij zijt zo'n braaf goei katholiek menneke." "Precies daarom, mijnheer, jullie krijgt hij toch wel, daor hoeft ie nie mee te hosten!" (haasten)

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS