CUBRA HOME
INHOUD LOWIE VAN DORRUS MISTERS
Meer heemkundig werk uit Tilburg:
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

Foto: Regionaal Archief Tilburg

Over folklore (diverse auteurs)

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 1 februari 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

Folklore

 

 

Beleefd verzoeken wij u onderstaande in uw zo veel gelezen blad op te nemen, waarvoor bij voorbaat onzen dank.

 

Wij beginnen dan met vast te stellen, dat het geenszins onze bedoeling is iemand te kwetsen of te blameren, alleen willen wij de zaken doen zien zoals ze werkelijk zijn. Het gaat nl. hierom, dat wij gedurende het laatste half jaar in de Tilburgse bladen nogal eens de woorden "folklore en folklorist" zijn tegengekomen en daaruit blijkt dat er over genoemde woorden misverstand bestaat. Wij willen trachten dit duidelijk te maken. Wij moeten daarbij onderscheid maken tussen folklore en geschiedenis. Dit zijn twee geheel op zich zelf staande begrippen, die niets anders met elkaar gemeen hebben als de tijd.

Wanneer wij bijv. zeggen: In het pand hoek Heuvelstraat - Willem II-straat, waarin thans is gevestigd Magazijn de Duif, was voordien de zaak van A. Meyring te 's-Bosch, filiaalhouder de Heer Krijbolder, en daarvoor de firma Gieliam, dan is dit geschiedenis - geen folklore. Wanneer iemand u juist weet te vertellen wie de bewoners zijn geweest van het vroegere kasteel aan de Hasselt, of wie in een bepaald tijdvak Burgemeester of Drossaert, Wethouder of Assessor, Raadslid of Schepene is geweest, dan is dit historie, geen folklore. Als iemand u kan zeggen welke volksgebruiken er in Tilburg of omgeving bestonden, de verklaring kan geven van woorden, zegswijzen, spreekwoorden, afkomstig uit vroegere tijden, dan is die persoon meer of minder folklorist. Maar als iemand, korter of langer in Tilburg woonachtig, bijv. de folklore van Driekoningen of Onnozele Kinderen ziet, wordt hij daardoor geen folklorist. Want dan waren we het allemaal. Als wij op St. Maarten of Palmzondag in Drente of Overijssel zouden komen en getuige zijn van de daar gebruikelijke ommegangen der jeugd - en al zagen wij die oude gebruiken van heel Nederland - dan nog waren wij daardoor geen folklorist; die gebruiken kan iedereen zien, inwoner en vreemdeling. Nu kan men van dergelijke gebruiken een verzameling aanleggen en zou men dat kunnen noemen een folkloristische liefhebberij. Het heeft in ieder geval met folklore te maken.

Om werkelijk folklorist te zijn moet men ook - zoals boven gezegd - de spraak verstaan en begrijpen. Wij betwijfelen het daarom heel sterk of er wel Nederlandse folkloristen bestaan. Als wij zouden zeggen "dat komt uit als spurrie met een mikske" zullen vele Tilburgers het wel verstaan, maar iemand uit Groningen ook? Plaatselijke en gewestelijke folkloristen kan men aantreffen. En om nu bij Tilburg te blijven zijn het dan zeker Tilburgers van geboorte of misschien uit de omgeving, maar beslist niet personen, die op latere leeftijd hier zijn komen wonen. Een onzer vrienden, ook vreemdeling en thans ook niet meer in Tilburg woonachtig, noemde het klotteren in de St. Nicolaastijd klodderen. Toen wij eens van hem afscheid namen na een zakelijk onderhoud, zei hij: "We zullen wel eens heil-oren" in plaats van hel-oren en was stellig in de verbeelding dat hij het nu eens goed zei, maar bewees daardoor, dat hij het woord hel-oren absoluut niet verstond. Zo zouden wij meerdere voorbeelden kunnen aanhalen.

Maar om nu tot de zaak te komen. Enkele jaren geleden is er hier in Tilburg iets gebeurd, dat in sommige kringen nogal opgang heeft gemaakt. Enige heren hebben nl. getracht - en met succes - de Driekoningen-folklore op hoger peil te brengen. Daarvoor onze hulde. Maar zijn zij daarom folklorist? Neen, in de verste verte niet. Waarom niet? Omdat wat zij gedaan hebben, zij niet deden uit folkloristisch oogpunt, maar omdat zoals het was, het hun niet beviel. Wij zijn er van overtuigd hier veel te zeggen, maar een folklorist had hier anders gehandeld. Die had niet het ene omhoog gebracht en het andere miskend. Wat wij bedoelen? De Onnozele Kinderen-viering. Waarom ook dat niet veredeld? Men had er toch de gelegenheid en het nodige prestige en aanhang voor. Was het misschien een of ander te min? Maar wat dan? Het Onnozele Kinderen-feest zelf of de uitvoerders van de folklore. Het eerste zeker niet, want in de meeste kloosters en ook in seminaries, kweek- en kostscholen, juvenaten, weeshuizen enz. is of was het DE grote dag van het jaar. Het tweede dan? Hierop zullen we maar niet antwoorden. Maar wat toen verzuimd is, kan nog gebeuren en zoals wij nog onlangs hebben kunnen zien: ook deze folklore is nog niet dood. Als "Tilburg Vooruit" er zich ook nog eens voorspant, gaat het ook omhoog. Wij hopen het. Dat is nu onze conclusie en wij vertrouwen ook de uwe. De eer en hulde te veel gebracht aan de folklorist komt ruimschoots toe aan de historicus.

 

En nu als slot nog een vraag: Wie kan en wil ons een verklaring geven van het gezegde: "Hij liegt dat-ie zwart wordt"? S.v.p. binnen acht dagen. De redactie zal misschien wel zo vriendelijk zijn doorgekomen antwoorden in haar blad op te nemen. Wij zullen ook de onze inzenden. Dan kunnen de trouwe lezers van "De Tilburgse Courant" zelf oordelen.

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS

(folklore),

geb. 11 Oct. 1874 te Tilburg

(historie).

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 2 februari 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

Aan Lewie van Dorrus Misters

 

 

Beste Lewie,

 

Mee veul plezier oe ingezonden stuk gelezen. Dès kosje-kosje, dè lusse me liever as 't een of 't aander kanker-ingezonden stuk wè me mar al te dikkels motte slikke. Noem 't folklore of historie, 't kan me niks schille, mar mee oe schrijven hedde hoop ik uitgelokt dèt-er veul auw Tilburgers in d're penhauwer klimme en d'r herinneringe van vruger jaoren efkes ophaole.

Ik ben nog mar rond de veftig maar ik kan oe verassereren, dè 't lezen van toestanden van vruger me hil veul goed doe. Lewie, ik weet nie of ge d'r ene van deze of van gene kaant zijt. Dè blijft ook 't zelfde. Ik ben inne gene kaantse, ene van 't Gurke, van 't geitepark zo gezee! Ik weet nog dè 't geitepark 'n waai was mee waai- en boterblumkes. De omwonende meense teurde de geite op die waai, daarom de naom geitepark. Ik heb swenters dikkels scholleke-getrapt op de braandkuil, die lag waor nou 't pliesiebro stao. Ik herinner me nog veul van dieë tijd, en wil daor laoter gère nog 's op terug komen.

Nou over uw vraog op het gezegde: "Hij liegt dèt-ie zwart zie." Volgens mèn kan het hier vandaon komen. As we vruger dochten dètter gelogen wier, zeejen ze: "Is 't wel waor, ik geleuf 't nie, d'r komt al 'n zwart kruiske op oewe veurkop!" Kan 't hiervan afgeleid zijn? Ik geef m'n mening vur 'n betere, en mee belangstelling zie ik de briefkes van de Tilburgse kraant-lezers tegemoet.

 

Tot genoegen,

JAON VAN HARRIE VAN DE BOERE BET

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 4 februari 1950

 

 

Inleiding Tilburgse Taalplastiek-serie in de NTC

 

 

We zijn geen folklorist, noch taalgeleerde, maar wel een Tilburger, die steeds een gretig oor gehad heeft voor de typische zegswijzen van zijn stad en streek. Altijd weer worden wij getroffen door de beeldende kracht en de goedmoedige humor van onze gewesttaal zoals ze gesproken wordt door het volk. En dit bracht er ons toe in de loop der jaren te hooi en te gras een aantal zegswijzen op te tekenen. Daar deze aangelegenheid blijkbaar de belangstelling geniet - getuige de ingezonden stukken in dit blad - hebben we besloten een en ander uit onze verzameling aan de vergetelheid te ontrukken. Tot lering en vermaak van de lezer. Wij zijn ervan overtuigd, dat vele lezers ons bij deze arbeid een handje kunnen helpen en wij houden ons voor algemene medewerking dan ook van harte aanbevolen. Een briefje aan de redactie met ons pseudoniem "Tilburger" er op en u hoort er wel meer van. Bij voorbaat dank!

 

TILBURGER

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 8 februari 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

Liegen, dat-ie zwart ziet

 

 

Geachte Lowie van Dorrus Misters,

 

Volgens een in de taalwereld geijkte definitie betekent de uitdrukking "Hij liegt dat hij zwart is (of wordt)": hij is een aartsleugenaar, die zijn leugens met kracht en geweld volhoudt, zodat hij rood en blauw in het gezicht wordt. Deze kleuren wijken inderdaad af van het door u bedoelde "zwart", maar overigens wordt bijv. het Engelse woord "black" (zwart) ook gebezigd voor "black and blue", hetgeen dan "bont en blauw" betekent. De Duitsers hebben het spreekwoord: "Sich ärgern dasz man schwartz wird." Die worden dus blijkbaar alleen zwart van "kaojighei".

In de 17de eeuw sprak men van: "liegen of hij 't uit een briefje leest". De vlugge, vlotte, onbeschroomde, onbeschaamde leugen, zonder haperen, dus alsof men ze oplas, heet thans: "liegen alsof het gedrukt is", en komt als zodanig ook letterlijk in Duitse en Engelse spreekwoorden voor.

De Fransen hebben de uitdrukking: "liegen als een kiezentrekker; liegen als een kletsmajoor; liegen dat het huis er van dreunt". De Duitsers: "liegen dat de kop er van rookt; liegen dat de damp uit de 'muil' komt; liegen dat de balken er van doorbuigen". De Engelsen: "liegen dat het op waarheid lijkt; liegen als een cavalerist (of ruiter); liegen als een goochelaar".

 

Lowie! Feitelijk zijn we hiermee nog niet veel verder in het vinden van de oorsprong der door u bedoelde uitdrukking! Maar wie weet komt er nog een uitleg van een of andere lezer.

 

WOULD-BE-FOLKLORIST

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 15 februari 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

Ieder z'ne meug

 

 

Geachte Redactie,

Mogen wij de heren, die op ons ingezonden schrijven van de vorige week reageerden, nog even antwoorden?

 

Jaon van Harrie van de Boere Bet, Tilburger en Would-be Folklorist. Heren, wij danken u voor uwe sympathie-betuigingen. Met Would-be Folklorist hebben wij echter nog een appeltje te schillen. Bij het lezen dezer ondertekening voelden we zo iets van een steek onder water en vermoedden een addertje onder het gras. U kent het spreekwoord: "à bon entendeur demi mot suffit". Als ons vermoeden waarheid is, dan is u er naast, dat willen wij heus niet, wij zouden ons zelf niet graag die naam geven. Door onze leeftijd, afkomst, plaats van herkomst onzer ouders, woonplaatsen van familieleden waar wij wel eens vertoefden enz. weten wij misschien meer van folklore dan menig ander, maar u hebt het wellicht ook wel eens ondervonden: hoe meer men van iets weet, des te meer ziet men, wat men er nog niet van weet.

Zo is het ook met folklore. Iemand, die de verschillende nog levende gebruiken als Onnozele Kinderen, Driekoningen, Vastenavond, rommelpot, Paaseieren, St. Maartensvuren en -ommegang, Palmpaas enz. enz. weet, voelt zich misschien folklorist, doch denkt die iemand er wel aan, dat het gehele verleden, uitgezonderd wat onder Geschiedenis en Godsdienst thuishoort, folklore is? En wanneer men dan alles eens nagaat als: levensgewoonten en gebruiken, klederdrachten, spraak, de kunst en het handwerk enz. enz. en dan behoeven we nog maar alleen te blijven bij ons Midden-Brabants gewest, dan begint het toch een beetje voor de ogen te draaien en voelt men zich niet gemakkelijk folklorist.

We weten het wel, er waren en er zijn van die mensen, die met de nodige fantasie en aanstellerij zich als zodanig wilden en willen voordoen. Wij gunnen hun gaarne succes. Wij voor ons bezien het als liefhebberij en benutten die als tijdspassering. Er zijn zeker mensen, die er meer van weten dan wij, maar er geen interesse voor hebben, 't is te "aauwerwets". Nu, ieder z'ne meug. Wie geeft ons van dat laatste zinnetje een verklaring? Niet de betekenis, die kennen we allemaal. Maar hoe men tot die betekenis komt.

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 21 februari 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

"Ieder z'n meug"

 

 

Aan Lowie van Dorrus Misters,

 

Lowie! M'n ondertekening "Would-be-folklorist" sloeg op mij zelf, uit bescheidenheid! Je oordeel "À bon entendeur enz." was er dus naast, en daarom zeg ik (ôk in 't Fraans): "Malentendu Louis!".

Wat nu "ieder z'n meug" betreft, herinner ik aan de uitdrukking "tegen heug en meug". Geen van beiden zijn dialect, doch zuiver Nederlands. Ze komen ook in het Frans voor, nl. "Chacun son goût" en "à contrecoeur".

Maar wat nu de Nederlandse oorsprong van "heug en meug" is… dat wachten we met veel belangstelling af, bijv. van "ene die veul letters gegeten hee".

 

WOULD-BE-FOLKLORIST

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 21 februari 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

Verklaring der betekenis van het gezegde: "Ieder z'ne meug"

 

 

Bij gesprekken, bijv. over diverse sport, hoort men wel eens "dit of dat mag ik niet" of andersom "mag ik graag". Hetzelfde ontmoet men misschien nog meer, wanneer het over spijzen gaat. Wat wordt dan bedoeld met "dat mag ik niet"? Wil dat zeggen: het is mij verboden, of in het tegenovergestelde geval: daarvoor heb ik verlof? Neen, men bedoelt daarmee te zeggen: daarvan houd ik of houd ik niet. Nu is "mag" een vervoegde vorm van het werkwoord mogen, op z'n Tilburgs "meugen" en "meug" een door het spraakgebruik afgekort "meugen", zodat het gezegde betekent: ieder waar hij van houdt of wat hem aanstaat.

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 23 februari 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

Beslèchten

 

 

In de krant van zaterdag ll. stelt "Tilburger" de vraag hoe de betekenis van het woord beslèchten in de zin "Hij beslècht Rommelère vink" moet worden verklaard. Naar mijn mening hangt dit woord beslèchten samen met het woord geslacht. In literatuur van de vorige eeuw komen we bijv. bij Van Lennep en meer nog bij de Zuid-Nederlander H. Conscience bijv. de uitdrukking tegen: "In zijn verbasterde spraak slachtte hij de Fransman" (die het Vlaams niet kan uitspreken!). Hier zou dan de letterlijke betekenis zijn: hij wekte de schijn van hetzelfde ras, dezelfde stam, hetzelfde geslacht te zijn als een Fransman, dus: alsof hij echt leek op een Fransman. De è in beslèchten is een umlautvorm, die in dialect heel vaak voorkomt. Het voorvoegsel be- duidt een begin aan, of de plotselingheid waarmee de spreker de gebeurtenis of het feit waarneemt.

Hierdoor zou naar mijn mening voldoende de betekenis van het geciteerde woord zijn verklaard.

 

D.S.

 

 

Noot van de redactie:

Louis van Dorrus Misters deelde ons over deze zaak het volgende mede:

Onze voorouders, die geen Tilburgers waren, spraken van "beslachten". Dit woord betekende in de engste zin "van hetzelfde geslacht" en in ruimere zin "van hetzelfde slag of soort of in ander opzicht overeenkomst hebben". Bovenstaande verklaringen lijken zeer aannemelijk.

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

"Heug en meug"

 

 

Waarde heer Would-be-folklorist,

 

Op de eerste plaats onze excuses voor de ten onrechte geopperde veronderstelling en dan uw uitdrukking: "tegen heug en meug". De verklaring hiervan wacht u met veel belangstelling af van "ene, die veel letters gegeten hee".

Zoals wij in een vorig schrijven al te kennen gaven, hebben wij nogal veel tijd doorgebracht in verschillende plattelandsgemeenten en heidorpen en daar omgang gehad met het gewone volk, boeren en burgers en daardoor geleerd het volk te verstaan, hun zegswijzen te begrijpen, al hebben wij dan niet veel letters gegeten.

U zegt dat van "heug en meug" geen van beiden dialect zijn, maar zuiver Nederlands. Daar zullen we maar niet over twisten. Feit is, dat de Nederlandse ee-klank gemakkelijk wordt veranderd in de eu. Zo bijv. ons telwoord zeven was hier al lang "zeuven" en heeft nu in deze vorm al geruime tijd algemeen Nederlands burgerrecht. U begrijpt onze bedoeling? Ja? Dan gaan we verder. Van "meug" hebt u onze verklaring kunnen lezen. Wat is nu "heug"? Vroeger hoorde men nog wel eens spreken van mensen, die bij keelontstekingen of iets van die aard deze kwalen konden genezen door de huig te lichten of te stoten. Wat was nu de huig? Dat was het apparaat in de keel, dat wij gewoonlijk "slikker" noemen en waarmede wij de spijzen naar binnen werken en smaken. Het woord huig is waarschijnlijk door het gebruik om een rijmwoord te vormen met meug veranderd in heug. Het zijn twee woorden voor hetzelfde begrip: smaak, met een heug direct, "meug" overdrachtelijk. Het Franse "à contrecoeur" gebruikt er maar één woord voor. In het Nederlandse gezegde: "Mijn hart draait of keert er van om" zeggen wij het ook zo.

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 2 maart 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

De stoomtram en nog iets

 

 

Het zij mij vergund op uw artikel "Stoomtram Tilburg-Waalwijk" in uw blad van Dinsdag 21 Febr. ll. enkele opmerkingen te maken. Aangezien mijn vader z.g. 44 jaren als conducteur dienst heeft gedaan op dat trammetje, meen ik er wel iets van te weten.

U vergat te vermelden, dat er ook een lijntje lag via Heuvel-St. Jozefstraat naar de Koningshoeve. Ouderen herinneren zich nog wel de theetuin, ter plaatse waar thans de villa van Smits staat. Wat betreft de directeuren, dit zijn geweest de Touars, Laursy en Nijzink. Kroon was directeur van de Zuider Stoomtramweg-Maatschappij, ook wel Dongense tram genaamd.

Verder, wat de rubriek "Uit het Klokhuis van Brabant" betreft.

   Mijn vader b.vgn. (Lewie v.d. Paas) de tramconducteur was in Tilburg en de gehele Langstraat bekend als "inne bonten hond", vanwege zijn functie.

   Dat smaken verschillen drukt men wel eens uit met "ieder zenne meug zee den boer en hij aat vijgen mee spek".

   Waar vandaan komt: "regt is regt zee de scheve v. Empel". Misschien wit Lewie van Dorrus Misters wel waor die vandaan komt.

 

E. V.D. PAS

Bredaseweg 261

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 8 maart 1950

 

 

Mijnheer de Redacteur!...

 

Recht is recht

 

 

Waarde Heer E. v.d. Pas,

 

U vraagt waar komt de spreekwijze vandaan: "Recht is recht" en voegt daarbij: "zee de scheve van Empel", dat is dus een combinatie, een tweeledige vraag.

Wij willen met het eerste beginnen. "Recht is recht", een waarheid als een koe in welke betekenis men het ook neemt, hetzij als bijvoeglijk naamwoord, tegenstelling van krom of gebogen, hetzij als zelfstandig naamwoord in den zin van "aanspraak maken of hebben op iets". Aan de laatste betekenis dankt het gezegde vermoedelijk zijn ontstaan. Wij veronderstellen: Er is een uitspraak geweest, waarbij de rechthebbende in het gelijk is gesteld tegenover iemand, die vermeende ook recht te hebben. Hoe dikwijls komt zo iets niet voor, bijv. over grensscheiding van akkers of anderszins en dan is het de landmeter die uitspraak moet doen. Wij vinden het heel normaal als de in het gelijk gestelde dan zou zeggen: "Ik wist het wel, recht is recht en blijft recht, daar valt niets aan te veranderen."

Met uwe bijvoeging "zee de scheve enz." moeten we recht nemen in de boven eerst aangegeven betekenis, want hier wordt dan recht gesteld tegenover scheef. U moet echter niet denken, dat het gezegde van de heer Dries van Empel afkomstig is. Bij iedereen, die een of andere kwestie had en daarover sprak, lag het op de lippen, doch wij kunnen ons best voorstellen, dat als genoemde Heer het bezigde de lachlust wel min of meer zal zijn opgewekt.

 

Nu een wedervraag: wie was de Heer v.d. Elzen of v. Elten die na een mosselfuif doodbleef en de heer v. Riel, beiden destijds ook aan de Tram-Mij verbonden?

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS