CUBRA HOME
 

Martin Hulsenboom

Pittoreske toespraak bij de presentatie van zijn vertaling van William Combe's

The Tour of Doctor Syntax in Search of the Picturesque

/

Doctor Syntax op zoek naar het pittoreske

Rotterdam, Uitgeversmaatschappij Ad. Donker, 15 mei 2015

 

 

Vorig jaar september gaven Ed Schilders en ik in eigen beheer de vertaling van Le Lutrin van Boileau uit. Bij de presentatie daarvan hield ik een pleidooi voor het vergeten boek: het boek dat eens immens populair was, maar nu onder dikke stoflagen wegkwijnt op onaangeroerde boekenplanken. Die tekst zou ik, vrijwel ongewijzigd, ook nu voor kunnen lezen, want ook The Tour of Doctor Syntax, in Search of the Picturesque, een komisch gedicht uit 1812, is vergeten.

Maar ik zal mijn voordracht van toen niet herhalen. Nee, vanmiddag wil ik antwoord geven op een aantal prangende vragen, bijvoorbeeld:

 

·         Wat hebben Mickey Mouse en Donald Duck met Doctor Syntax te maken?

·         Konden 18e-eeuwse Engelse dominees al fotoshoppen?

·         Moet iedere Rudolph een rendier zijn om een rode neus te hebben?

·         Is er iets mis met mijn benen?

  

 

Als je begint te praten over de hoofdpersoon van The Tour of Doctor Syntax in Search of the Picturesque trekt men over het algemeen, zoals ik net al aangaf, zijn wenkbrauwen op. Doctor Wie? Dat geldt zelfs in zijn vaderland: Engeland.

  

 

Of je moet een Britse puber zijn. Die kent Doctor Syntax wel: ‘Da’s die blanke rapper’. Ja, en die Doctor Syntax toert óók (en doet daarbij zelfs het boekendorp Hay-on-Wye aan).

Of ze zeggen: ‘Da’s toch dat album van die Schotse zanger Edwyn Collins?’

Klopt allemaal en natuurlijk verwijzen die muzikanten naar onze Doctor Syntax. Maar het gros van hun luisteraars heeft daar geen flauw benul van.

 

 

 

Nee, voor voorbeelden van de populariteit van onze Doctor Syntax moeten we terug naar de 19e eeuw. Voor sporen daarvan gaan we eerst naar het andere eind van de wereld: Tasmanië. In Sandy Bay opende men in 1846 het Doctor Syntax Hotel. Het bestaat nog altijd en kreeg in 2013 zelfs nog het predicaat Hotel of the Year. Die onderscheiding zegt waarschijnlijk meer over de concurrentie, maar het kan niet worden ontkend, dat ze sympathieke motto’s voeren (‘Work is the curse of the drinking class’).

 

 

En dat brengt ons terug naar het Verenigd Koninkrijk, waar in diezelfde 19e eeuw diverse pubs naar Doctor Syntax zijn vernoemd, bijvoorbeeld in Prudhoe (in de buurt van Newcastle) en Preston (bij Blackpool). Hoewel? Doctor Syntax? En wat doet dan dat paard op dat uithangbord?

 

 

Welnu, eerlijk is eerlijk, die pubnaam verwijst slechts indirect naar onze Doctor. In The Tour of Doctor Syntax zijn we onder andere getuige van een paardenrace in Yorkshire. Dat inspireerde een fokker uit diezelfde regio om een van zijn renpaarden Doctor Syntax te dopen. Daar deed ie goed aan: het paard bouwde in de periode 1814-1823 een indrukwekkende palmares op en verwierf daarmee in het paardengekke Groot-Brittannië de nodige faam.

 

 

Nu hoor ik jullie denken: ‘Da’s allemaal leuk en aardig, maar waar blijven de bewijzen van de populariteit van de tweebenige Doctor Syntax?’ Nou, die bewijzen komen nu. Ze laten tevens zien, dat merchandising niet is begonnen met Walt Disney’s Mickey Mouse en Donald Duck.

Wie er behoefte aan had, kon zich in het dagelijks leven omringen met de meest uiteenlopende Syntax-parafernalia met scènes uit het dichtwerk: kannen, dienbladen, kop-en-schotels, theepotten, borden, sauskommen, porseleinen beeldjes, nog meer porseleinen beeldjes, en zelfs ondersteken (en dit is nog maar een greep uit een veel ruimer aanbod). [Ik dien hierbij nog te vermelden, dat een deel van de afbeeldingen afkomstig is uit de collectie Derek Schartau, die zich in de universiteit van Kent bevindt.]

  

 

Ook kon je jezelf uitdossen als Doctor Syntax. Er waren Syntax-pruiken, Syntax-hoeden, Syntax-jassen en… Syntax-wandelstokken, waarvan ik hier een authentiek exemplaar in de hand hou (er is dus niets mis met mijn benen).

 

 

En wat is er nu heerlijker dan met zo’n wandelstok te kuieren langs de kust van Cornwall en uit te kijken op een klif die men Doctor Syntax’s Head noemt? (Vlakbij bevindt zich overigens ook een rotspartij die Doctor Johnson’s Head heet.) Kortom, het boek zorgde voor een ware hype.

 

 

Een hype die niet onopgemerkt bleef in literaire kringen. In 1812 schreef Jane Austen in een brief, terwijl ze in de Britse hoofdstad verbleef, dat ze nog niemand had gezien ‘met zo’n kinnebak als Doctor Syntax’. William Thackeray, de schrijver van Vanity Fair, voert in een van zijn werken de kunstcriticus Michael Angelo Titmarsh op, die rondloopt met een paraplu waarvan het handvat de kop van Doctor Syntax voorstelt (vergelijkbaar met de wandelstok). De opzet van Charles Dickens’ Pickwick Papers vertoont sterke overeenkomsten met de aanpak van The Tour of Doctor Syntax.

 

 

Ook in het buitenland trok Doctor Syntax de aandacht. Rond 1820 verschenen vertalingen in het Deens, Duits en Frans. De Franstalige Zwitser Rodolphe Töpffer liet zich erdoor inspireren bij de creatie van zijn Monsieur Cryptogame (in de jaren ’90 nog vertaald door Gerrit Komrij). Als je je afvraagt ‘Die ken ik toch ergens van?’, dan kan dat kloppen: in Nederland is hij, in een gekuiste kinderversie, vooral bekend onder de naam Meneer Prikkebeen, een werk dat diverse malen door Uitgeverij Ad. Donker op de markt is gebracht (dit is een van de redenen waarom Doctor Syntax zich hier prima thuisvoelt).

 

 

Deze vloedgolf aan beelden geeft wel aan hoe populair de Doctor was, maar daarmee heb ik nog niets verteld over het boek zelf. Wat is Doctor Syntax op zoek naar het pittoreske voor een werk? Daarvoor wil ik eerst een paar hoofdrolspelers aan jullie voorstellen, in volgorde van verschijning.

 

 

Allereerst Rudolph Ackermann, een van oorsprong Duitse koetsenmaker, die in de tweede helft van de 18e eeuw naar Londen verhuisde en daar carrière maakte als uitgever. Zijn Repository of Arts, een combinatie van kunsthandel, artistieke kantoorboekhandel, uitleenbibliotheek en uitgeverij, werd een begrip en sloot zijn deuren pas in 1991. We zien hier het exterieur van het pand aan The Strand en een magnifiek inkijkje in het interieur. Ik kon het niet laten om ook een bouwplaat uit ‘onze’ jaren ’80 op te nemen.

 

 

Zoals gezegd, was Ackermann een uitgever. Hij was marktleider in het genre van de luxueus uitgevoerde topografische werken. Zo zie je hier bijvoorbeeld het interieur van Winstminster Hall uit The Microcosm of Londen en de toegang tot Oxford, met de Magdalen Tower, uit een boek over de geschiedenis van Oxford. Dat marktsegment legde hem geen windeieren. De kostbare topografische publicaties vonden gretig aftrek. Hij wilde echter nóg meer kopers. Daarvoor moest een variant worden verzonnen die niet alleen goedkoper was, maar ook (en vooral) luchtiger. De prenten en de bijbehorende teksten dienden de lezer een lach op het gezicht te toveren.

 

 

De beoogde tekenaar was Thomas Rowlandson, die al had meegewerkt aan de zojuist genoemde Microcosm of London. Rowlandson was een gerenommeerde karikaturist, die sociale misstanden aan de kaak stelde en politieke spotprenten maakte. Een voorbeeld dat ons bijzonder intrigeert, is de prent ‘Dutch Nightmare’, gemaakt in 1813, toen Nederland werd bevrijd van het Napoleontische juk en weer een koninkrijk werd (let ook op ‘Orange boven’!). Deze bedscène brengt me overigens bij een heel ander aspect van Rowlandsons werk.

 

 

Tja, wat zal ik ervan zeggen? In ieder geval is duidelijk, dat niet iedereen reikhalzend uitkeek naar het Victoriaanse tijdperk.

  

 

Deze Rowlandson dus, hoorde het plan van Ackermann aan en kwam met het idee om de schetsende reiziger op de hak te nemen. Tegenwoordig kennen we de backpacker die, gewapend met een iPhone en een tablet, door de wereld trekt en ons middels een blog op de hoogte houdt van zijn wederwaardigheden. De tweede helft van de 18e eeuw zag de opkomst van diens voorganger: de toerist die, voorzien van allerhande schrijf- en tekengerei, door het land trok en onderweg zijn eigen reisverslag maakte om dat later, als het lot hem goedgezind was, te publiceren. Een toentertijd beroemd voorbeeld van zo’n reiziger was de dominee-schoolmeester William Gilpin, die diverse rijk geïllustreerde boeken had uitgebracht over zijn tochten door Groot-Brittannië. Vandaar dat Rowlandson weinig moeite had een typetje te bedenken (naar het schijnt met medewerking van zijn jeugdvriend, de acteur John Bannister): de pedante en naïeve dominee-schoolmeester Doctor Syntax, die gedoemd was de ene na de andere tegenslag te moeten verduren.

Ackermann had zijn illustrator. Nu de auteur nog.

 

 

Daarvoor had hij ene William Combe op het oog. Toen Ackermann in 1809 naar hem toe ging, wist hij dat hij hem thuis zou aantreffen: Combe resideerde op dat moment namelijk in de King’s Bench Prison, wegens onbetaalde schulden. Ik zeg ‘resideerde’, want de toen 67-jarige leefde daar niet op water en brood. Integendeel: hij woonde er vrij comfortabel, was omringd door zijn boeken en mocht zelfs het terrein af mits hij ‘s avonds op tijd terugkeerde. Sterker nog: toen hij zijn straf eenmaal had uitgezeten, bleef hij er wonen.

 

Wat was die Combe voor een man? Je zou beter kunnen vragen wat hij niet was. In 1969 bracht Harlan Hamilton een biografie over Combe uit. Op het voorplat wordt alvast het een en ander opgesomd: een broodschrijver, satiricus, komisch dichter, redacteur van de Times, een rasverteller en een raadsel… Dat laatste is desgewenst te vervangen door ‘fantast’. Combe schiep er namelijk een genoegen in waarheid en fictie te vermengen, zeker waar het zijn eigen leven betrof. Hans Heesen merkt in een artikel over Syntax terecht op, dat als men een wedstrijd snoeven zou organiseren tussen de baron Von Munchausen en William Combe, de uitkomst niet bij voorbaat vast zou staan. Hoe dan ook: deze charmante lefgozer heeft wel pakweg 2000 publicaties op zijn naam staan, vrijwel allemaal anoniem of onder pseudoniem uitgebracht.

 

 

Ackermann legde hem zijn plan voor. Rowlandson zou iedere maand een aquatint aanleveren en Combe zou een bijpassend gedicht van enkele pagina’s schrijven. Zonder dat kunstenaar en auteur contact met elkaar zouden hebben. Het resultaat zou in afleveringen gepubliceerd worden in een nieuw op te richten maandblad: The Poetical Magazine. Combe stemde in.

En zo verscheen maand in maand uit, en dat twee jaar lang, The Schoolmaster’s Tour – want zo heette het werk aanvankelijk. Langzamerhand en al improviserend ontvouwde zich het komische relaas over de dominee-schoolmeester met een midlifecrisis, die middels een tour naar het Lake District en de publicatie van zijn reisverslag toch nog iets van zijn leven wil maken. Het was meteen een groot succes. De exemplaren van het maandblad gingen als zoete broodjes over de toonbank. Ackermann mocht zich in de handen wrijven.

 

 

Tegenwoordig zal men geneigd zijn dit succes toe te schrijven aan de prenten van Rowlandson: zijn naam leeft nog voort en zijn werk wordt nog altijd geëxposeerd. Maar daarmee doen we Combe ernstig tekort.

 

 

Combe zorgde allesbehalve voor een praatje bij een plaatje. In diverse canto’s wijdt Combe slechts enkele zinnen aan de afbeelding, terwijl hij er verder lustig op los fantaseert. De verhouding prent en aantal pagina’s tekst is bovendien ongeveer 1:8.

Twee weken geleden, na zijn terugkeer van een paar daagjes Londen, verraste mijn zoon Paul me met deze pocketuitgave van rond 1848: voorin staan twee prentjes (niet eens van Rowlandson) en verder draait het alleen om Combe’s tekst. De Deense vertaling uit 1820 bevatte helemaal geen illustraties. Het was een gedicht dat op eigen benen kon staan.

Natuurlijk, Combe was geen Keats, maar Piet Paaltjens was geen Jacques Perk en laten wij Paaltjens daarom links liggen? Hoog tijd dus voor een herwaardering van Combe’s bijdrage.

Graag wil een drietal belangwekkende aspecten van Combe’s bijdrage vermelden, al moet ik daarbij oppervlakkig blijven en moet ik ook een hoop overslaan.

 

 

Waar Rowlandson de draak stak met Gilpin in zijn hoedanigheid van schetsende reiziger, nam Combe Gilpins theorieën over het pittoreske op de hak. Gilpin deed namelijk niet alleen verslag van wat hij onderweg had gezien en meegemaakt, hij schreef ook hoogdravende essays over de esthetiek van het pittoreske. Een onderwerp leende zich pas voor artistieke reproductie als het voldeed aan specifieke criteria, zoals dramatische contrasten tussen licht en donker, variatie in de compositie, overweldigende ruigheid en labyrintische perspectieven. En als de natuur tekortschoot, moest je haar maar een handje helpen: een heuvel verplaatsen, een rivier verbreden, een bos uit de grond stampen, een bouwval nog verder ruïneren… Kortom, doen wat we tegenwoordig fotoshoppen noemen. Combe maakte er korte metten mee.

 

 

Het is dan ook niet verwonderlijk, dat toen The Schoolmaster’s Tour in 1812 in boekvorm verscheen, de titel was veranderd in The Tour of Doctor Syntax, in Search of the Picturesque. Je zou het kunnen opvatten als een hoffelijke buiging voor de niet geringe bijdrage van Combe.

 

 

Ook maakte Combe van Rowlandsons schertsfiguur/schlemiel een nieuwe antiheld. De antiheld laat ons lachen om onze eigen onvolkomenheden. En hij biedt ons hoop, omdat hij ondanks alles telkens weet op te krabbelen en juist dankzij zijn naïviteit toch nog vaak aan het langste eind trekt. Zo ook Doctor Syntax. We mogen dan wel om hem lachen, we lachen hem niet uit. Bij alle tegenslag blijft hij de verpersoonlijking is van het o zo Britse motto ‘Keep calm and carry on’.

Bij deze antihelden staat ook Don Quichot. Dat is geen toeval. De Franse vertaling kwam uit onder de titel ‘Le Don Quichotte Romantique’. En ook dat was geen toeval: in het gedicht wordt de wereldvreemde, dromerige Doctor vergeleken met de ridder van de droevige figuur. En zo komen we bij het laatste onderwerp.

 

 

Dit boek gaat, zoals elk boek dat er enigszins toe doet, ook over andere boeken. Naast de vergelijking met Don Quichot en de totstandkoming van een reisboek zijn er nog enkele markante boekige aspecten aan te wijzen:

·         Er vindt, in een droom, een heuse boekenveldslag plaats tussen de werken uit de Klassieke Oudheid en een leger van kas- en grootboeken. Ik zal de uitslag niet verklappen.

·         De Doctor klaagt over de teloorgang van de boekenbranche, die wordt beheerst door de zucht naar het grote geld, dat de markt wordt overspoeld met pulp, en dat de maatschappij steeds minder interesse toont in kennis en cultuur (voor de doemdenkers onder ons: er is dus niets nieuws onder de zon).

·         Tot slot laat Combe niet na om de Doctor vergenoegd te laten mijmeren over de schoonheid en de troost van het boek. Het boek schenkt ultieme rijkdom en vreugde.

 

Rijkdom en vreugde.

Die vreugde voel ik nu. Ook ik had een droom toen ik in de herfst van 2011 begon aan de vertaling van canto I, niet wetend of ik wel een uitgever zou vinden. Ik droomde van een uitgave in een fraaie band, met een stofomslag, alle illustraties, een attractieve bladspiegel en een leeslint... En laat dat nou precies zo’n uitgave zijn zoals ik die nu in handen hou. Mijn droom is uitgekomen. Wat wil een mens nog meer?