CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 26 juli 1924

 

 

Van vroeger dagen 41: Rampen - Hagelslag

 

22 Juli 1924 moet in de geschiedboeken van Tilburg als een rampdag aangemerkt worden. De geweldige hagelslag, die tijdens een kort onweer voor duizenden guldens schade aanrichtte niet enkel bij de te veld staande gewassen en in particuliere tuinen en bloemhoven, doch evenzeer verwoed vernielde talloos vele ruiten in fabrieken, openbare gebouwen en woonhuizen, en zijn stuiter-groote hagelkernen deed millimeteren de perken van het tentoonstellingsterrein, terwijl de eunjer dáár ook zijn boozen metgezel - de wind - gierend deed rukken aan hooge hallen en zijn venijnige, verraderlijke hulp - het water - sluipend vernielingswerk voltooide in stands en op attractieterrein; die hagelschade heeft het opnieuw bewezen, dat menschenwerk niet glorieëeren kan in den strijd der elementen. Het water moge al ons element zijn en de zee Neerlands glorie verkonden, menigmaal en ook ditmaal toonde het water zich vijandig aan manhaftig pogen. Oudtijds noemde men vuur, lucht, aarde en water de vier elementen. Men had er vaak verwoed tegen te strijden en de strijdmiddelen van den modernen tijd waren onbekend. Daardoor was de vrees er voor te heviger. Ook Tilburg heeft in het verleden er meermaals door geleden.

Den 3en Augustus 1783 heeft des namiddags omstreeks half drie zich een zwaar onweer boven de plaats ontlast, vergezeld van hagelslag, waarbij groote hagelsteenen vielen, "zoodat er vele glazen zijn in stukken geslagen, ook groote schade aan boomen en huizen, ook den boekweit bedorven, hetwelk het ergste is geweest te Boxtel, Haren, Esch en Dinther". 's Jaars daarop heeft het zoo streng gewinterd, dat "het ijs omtrent drie maanden op het water is geweest".

Strenge vorst regeerde in 1740 en nog strenger in den winter van 1822 op 1823, toen overdag de thermometer nog 11˝ graad onder nul wees. In 1830 hebben hier ter stede alle fabrieken om den sterken vorst drie weken stil moeten liggen. Van 25 December 1829 tot en met 7 Februari 1830 was het allerfelst koud. Om den langdurigen winter werd er voor de arme menschen van overheidswege soep gekookt. Van 18 November tot 1 Maart was het niet zonder vorst geweest en het gevolg was duurte van levensmiddelen, zoodat bijv. 1 Ned. pond boter 85 ct., een vat aardappelen 50 ct. en een zesponder roggebrood 30 ct. kostte.

5 Juli 1828 is bekend als 'n dag van zwaar onweder, regen en hagel. Vele boomen waren ontworteld en tal van huizen beschadigd. Terwijl de winter van 1833-1834 zacht was, was de zomer warm, droog en langdurig. 18 Juli 1831 was buitengewoon warm en op den 29en dier maand nog heeter (83 gr. Fahrenheit). In October begon het slecht en regenachtig te worden en den 17en stak een storm op vergezeld van sneeuw en hageljacht, zoodat veel dijken zijn doorgebroken en menschen en schepen verongelukt.

16 Juni 1832 woedde een zwaar onweder met regen- en hagelbuien, welke veel veldvruchten vernielden. De omstreken van Den Bosch waren er geducht aan toe, maar ook te Tilburg moesten het tal van ruiten, vooral aan den Heikant, ontgelden. Op den dag af vier jaar later (16 Juni 1836) vermeldt de kroniekschrijver des namiddags te half zes opnieuw een zwaar onweer met hagelslag en regen, zoodat vele akkers onder water stonden. De hagelsteenen waren wel zo groot als een kopergewicht van twee Nederlandsche onzen. Drie dagen te voren was het buitengewoon heet geweest. Op het eind van dit jaar woedde een storm, die een nieuwen, reeds onder de kap zijnden bouw der firma Diepen, Jellinghaus en Co, die nog onderhanden was, totaal tegen den grond sloeg. Vele boomen werden ontworteld en vrijwel geen huis bleef onbeschadigd. 24 Febr. 1837 herhaalde zich zoo'n ramp. Met Kerstmis van dit jaar kwam er een geweldige sneeuwval, waarop strenge vorst volgde, die de ingekuilde aardappelen bevroor.

Een courantenknipsel dier dagen zegt: "De weersgesteldheid is alhier metterdaad een wonderverschijnsel der natuur. Wij hebben heden den 16 Mei, een tijdstip, hetwelk met betrekking tot den stand der zon gelijk staat met de eerste dagen van Augustus. Echter verhief zich de thermometer niet boven het vriespunt. Sedert drie dagen hebben we sneeuw, hagel en wind. Het waait bestendig uit het Noorden of Noord-oosten en zelfs terwijl de zon op haar middaghoogte staat, vermindert de koude niet, die alle menschen noodzaakt om in dikke mantels of jassen te gaan."

Wij hebben nu te veel water, nietwaar, standhouders op de I.T.H.I. In Aug. 1842 was er daarentegen watergebrek. De warmste dag in 1733. Mensch en dier versmachtten en het water was niet alleen kostelijk, doch ook kostbaar geworden.

Op 1 Juli 1891 des namiddags werd de stad Tilburg en niet het minst de wijk Korvel door een geweldigen hagelslag geteisterd, die den ganschen oogst vernietigde. Het hagelen hield een kwartier aan, terwijl er steenen bij waren ter groote van een duivenei, staat in het "Gedenkboek van Korvel" te lezen.

 

Als we nu tot slot nog releveeren de storm van 6 November 1921 toen de feestelijke onthulling van het H. Hartbeeld zoo jammerlijk verstoord werd en het St. Jozefbeeld der Heuvelkerk naar beneden waaide en zelfs de legende van den Doornboom in den volksmond te Hilvarenbeek dreigde te gaan verstommen, doordat de knoestige doornboom op de eenzame Westerwijksche akkervlakte dien stormdag door midden werd gebroken, dan zal men moeten erkennen, dat het in vroeger dagen ook niet altijd zonneschijn en rozegeur geweest is. Wel blijft het spreekwoord waar "Na regen komt zonneschijn" - eveneens komt na droefheid vreugde. De legendarische Hilvarenbeeksche doornboom schiet sinds den breuk van 6 Nov. 1921 ook weder, der traditie getrouw, als verjongd opnieuw uit en maakt weder loten. 't Is 'n troost, zij het 'n schrale.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 24 Juli 1924