CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 3 oktober 1927

 

 

Verdwenen en verdwijnende Tilburgsche Typen 2

 

Het eerste opstel onder dezen titel heeft tot resultaat gehad, dat mij achtereenvolgens druppelsgewijs nog een en ander over Tilburgsche typen ter oore kwam.

De luitjes van de Hasseltsche en Heikantsche schuit hebben het menigmaal met de gewapende macht aan den stok gehad. Het zal rond veertig jaar geleden zijn, dat Toon de Bree, de veldwachter, het eens heel alleen te kwaad kreeg met de Heikantsche schuit. Onder aanvoering van Jan Staps werd Toon geheel van zijn uniform ontdaan en een der belhamels trok het aan. Zoo stevenden zij toen met hunnen "sinjeur en grand tenue" huiswaarts. Een ander maal sloeg De Bree er als een rechtgeaarden koddebeier met den stok tusschen en had enkelen reeds een werkelijk ferme afstraffing gegeven. Doch hij was alleen niet tegen die velen opgewassen, terwijl hij evenmin gelijktijdig voor- en achterwaarts kon kijken. Onverhoeds werd hij in den rug aangevallen en een der vlegels nam de twee baardeinden van Toon tusschen de handen en trok hem zoo achterover, waarna de bende hem te lijf ging en als half geradbraakt liet liggen. De veldwachter is er een dag of acht ziek door buiten dienst moeten blijven, doch geen der deugnieten is er voor gestraft, zegt de volksmond.

Willen we nog even dien soberen tijd in 't geheugen terugroepen, toen er in plaats van een agentencorps met eigen fanfare slechts enkele veldwachters waren voor het "dorp" Tilburg, dat toen moest uitgroeien tot de eerste "stad" van het Zuiden? Denk dan maar aan de vier mannetjesputters Donders, Evers, De Bree en Trebis"ke". Ze lusten d'r droog en natje maar wat goed. Al was ergens 'n verlofslokaliteit, waar zij den strengen arm der wet moesten zijn om elken dranksmokkel te verhinderen, toch konden zij menigmaal de beproeving niet weerstaan om in de keuken van zoo'n klandestiene kroeg er ook eentje achter de kiezen te slaan.

'n Uitstekende aanvulling op m'n eerste artikel is bereids geleverd door hetgeen Van Leyborgh vertelde over "lam Peerke", dat de schrik der veldwachters op 't Goirke was; de brandstichtster "Hanneke Zwartgat"; de bedelaarstypen "Jans Kleverus" en "Pauline"; "Jantje de Schèreslieper"; "Jantje de duvel"; "de prutsmadame"; de klepperman Stientje van Hest.

We staan te dicht bij de objecten om aan l'histoire temporaine te doen, anders zouden we kunnen vertellen van "Bartje Tal" (Luijbrechts), pas van 't tooneel verdwenen, doch om wiens moppige streken men toch alreeds lacht. De straatveger "schuddebolleke" is ook nog niet uit 't geheugen, evenmin als "'t Paterke" en Peer Luijben.

 

'n Echte liefhebber gaf volgende completeering van hetgeen we over de duivensport vertelden. Naar zijn oordeel dienen we daarbij vier perioden te onderscheiden, nl. ten eerste, den tijd, waarin de duiven ter wedvlucht gingen zonder ringen doch met merken onder de vleugels. Zij werden toen ingekorfd en met een gewoon horloge werd de tijd opgenomen. Hierbij kwam veelmaals ongeregeldheid voor, zoowel met die merken onder de vleugels als met den tijd. Voor den looptijd werden seconden in mindering gebracht om met het oog op den afstand redelijk te blijven. Wie het per fiets kon doen, had weer meer voorsprong en Paulussen, bijgenaamd "de Snoek", deed het zelfs te paard. 'n Tweede periode is de tijd, waarin die ster op de vleugels door gummiringen vervangen werd. Al spoedig streefde men toen naar den vasten voetring, doch voor aleer dit ingang gevonden had, is ook wel een jaar of vijf verstreken. Het horloge was middelerwijl vervangen door vaste klokken in het vereenigingslokaal, terwijl daarna als derde periode komt de tijd, waarin men de particuliere constateurs de vereenigingsklok ziet vervangen. Met het oog op de voorkomende fraude is daarna weer de "klokkencommissie" in het leven geroepen en thans doorleeft de duivenwereld dus dit meer gecompleteerde stadium.

Nu we toch over de duivensport praten, kunnen we als uitzonderingstype, als is het dan niet van de beste soort, nog wel even vertellen van dien verwoeden "poelzetter", die bij gebrek aan contanten om mee te dingen, van een korte afwezigheid van moeder de vrouw gebruik maakte om de kachel te verpanden. Toen de vrouw thuis kwam, moest ze zich met het petroleumstel behelpen: al haar mopperen baatte niets. Doch toen Zondagsmorgens na lang ins blaue hinein staren zijn lieve duif op 't slag vloog, riep de "duivenpreuter" spontaan uit: "Vrouw, daor komt de kachel aon!"

 

Gaarne zeggen we van deze plaats ten slotte dank voor de zoo bereidwillig afgestane foto's. Niet minder dan drie en twintig mocht ik er tot heden ontvangen, waaronder zeer interessante. "Foto Studio" voegde er zelfs nog een geïllustreerd reclameboek - geen reclamebiljet - bij van niet minder dan achttien pagina's, dat het destijds wereldvermaarde circus "Barnum & Baily" te Tilburg op 3 oktober 1901 voor zijn spelen gedurende slechts één dag verspreidde.

Dat 'k me verder aanbevolen houd, behoeft zeker niet gezegd.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 30 September 1927