CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 15 oktober 1921

 

 

Van vroeger dagen 9: "Huize Broekhoven"

 

"Kasteelen en kapellen hebben vele dorpen doen geboren worden in de landstreek, welke thans heet Nederland en België, sinds den tijd, dat het Frankische rijk er zich voor het Romeinsche had in de plaats gesteld." Zoo vangt de inleiding aan van den Inventaris van het Oud-Archief der gemeente Tilburg door M.H. van Visvliet. De wording van het dorp Tilburg is als die van de meeste dorpen; rond een heerenhuis (kasteel) nederzettingen van menschengroepen, die gehuchten vormen, welke dan allengs tot een dorp samengroeien. "Tilburg was de naam, gedragen door twee kasteelen, welke reeds daar stonden in het begin der achtste eeuw. In de onmiddellijke nabijheid dier beide kasteelen hebben kapellen gestaan, die in gedachten terugvoeren tot den heidenschen tijd van St. Willebrord. Want Willebrordus was den bisschop der Tongeren Lambertus behulpzaam op zijn tochten in Taxandria", schrijft Schutjes in de geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch. Volgens deze bezocht ook Willebrordus Tilburg, terwijl aan dezen geloofsprediker door den Salischen Frank Engelbertus het landgoed Alphen geschonken zou zijn en de akte dier schenking vastgesteld werd te de Tilburgen in 709, terwijl twee priesters Virgilius en Paulus ze mede onderteekenden.

De Hasseltsche kapel, nog heden ten dage als bedehuis vermaard, staat op een kwartier afstands van de plaats, waar het kasteel West-Tilburg gestaan heeft dat in 1581 is ingenomen en vernield door de Staatsche troepen in den krijg tegen Spanje. Dit is in het begin der 17e eeuw herbouwd en als woonplaats voor de heeren van Tilburg en Goirle tot het jaar 1858 blijven bestaan, toen het aan particulieren verkocht is en vervolgens gesloopt. Het tweede kasteel, Oost-Tilburg, moet gestaan hebben ter plaatse van het tegenwoordige Berkel. Schutjes vertelt hierover nog heel wat meer om ten slotte te concludeeren, dat dit kasteel, hetwelk den naam Tilburg droeg, zoowel wereldlijk als kerkelijk tot Oisterwijk is gaan behoren. Het derde kasteel, waar melding van gemaakt wordt, is het Huis van Broekhoven, dat in de 16e eeuw toebehoorde aan heeren uit het geslacht van Merode, in de 17e en 18e eeuw aan heeren uit het geslacht van Cannart d'Hamale. Ook dit kasteel heeft in de geschiedenis van Tilburg een rol gespeeld: in 1581 werd het mede belegerd en ingenomen door de Staatsche troepen.

En toch zullen er volop menschen in Tilburg wonen, die nimmer gehoord hebben van "Huize Broekhoven"; ook niet van het thans nog ter plaatse bestaande buitengoed van den heer J.M.J.A. Kerstens, waar eenmaal een kasteel stond. Als men "op Broekhoven" gaat tot aan de splitsing van den Broekhovensche weg en de Groenewoudstraat, dan fietst men enkele minuten al hotsend en botsend tot aan een zandweg en vindt dan ter linkerzijde een nieuwe poort naast een boerderij. In de poortsteenen lezen we "Huize Broekhoven". Dit buitentje is een jaar of vijftien geleden voor den toenmaligen wethouder J.M.J. Kerstens, vader van den tegenwoordigen bezitter, gebouwd door den architect Haarselhorst. Het verving er een oude boerderij. Dorpsch-rustig, "heimlich", ligt het daar omgeven door hoog opgaand loofgeboomt, met malsch weideland en boomgaard. De dubbel-rijsche boombeplanting om de huizing wijst met nog aanwezige grachtgedeelten duidelijk uit, dat vroeger het geheel door een (slot)gracht ingesloten was. Een van de "omwaterde huijsinge", waarvan in de Middeleeuwen te Tilburg sprake was.

Bij het fundeeren van het tegenwoordige "Huize Broekhoven" en tijdens de slooping der boerderij is men gestooten op oude fundeeringswerken en de bouwer verheugde zich bij de gedachte, dat dit wel de historische plek en de vroegere fundeering van het kasteel Broekhoven zou zijn. Zijn liefde voor het oude werd gretig gevoed door de vondst van enkele potscherven, die blijkens hunne constructie dateeren uit de 14e of 15e eeuw. De huidige eigenaar bewaart deze paar stukken van de zoogenaamde Jacobuskannetjes met zekere voorliefde en toont ze als relequiën vergenoegd naast de twee vuurvaste zwart geblakerde haardsteenen, die - dateerend uit de 16e eeuw - eveneens tijdens de ontgraving gevonden zijn. Soortgelijke steenen, die in later tijd voor de zg. Delftsche tegels plaats ruimden, werden in de Middeleeuwen gebruikt voor de "betegeling" van den haard en werden aan de bovenzijde met boogsgewijze sluitsteenen gedekt. De hier gevondene stellen voor: Adam en Eva samen in het Paradijs rustend onder een boom, en een zeegevecht. Juist iets voor de historie dier dagen.

Met behulp van den gemeente-archivaris, den heer F. Ouwerling, is het mij gelukt iets meer aangaande de geschiedenis van "Huize Broekhoven" (het voormalige) te weten te komen, zonder mij "als parelduiker te moeten storten in een papierzee van oude stukken" gelijk Dr. J.B. Schepers zich eenmaal uitdrukte over de verzameling der stof voor een zijner degelijke artikelen.

 

Uit het "Quohier van den honderdsten penning vastgesteld overeenkomstig 's-Konings plakaat door Schout en Schepenen van Tilburg en Goirle anno 1569" diepen we op folio 218 en 219 op, dat de taxateurs "die parochiekercke van Tilborch" schatten, verklaarden: "Binnen derselver parochie ter plaetsen, geheijten Broechoven is alnoch gestaan een steenen huys, brauwhuys, stallingen, poorten ende andere zijne toebehoorten in alder veugen zoe tselve met hoven en de boomgaarden omgraven ende omwatert is, toebehoorende joncheer Isebranden van Merode, en de dwelck nu tegenwoordelyck bij meesteren Willemen Janssen, priester, als concherge bewoont wordt en de voor den hondertsten penninck mits redenen voorschreven... nijet."

In de taal onzer dagen lezen we er dus uit, dat er geen belasting (nijet) betaald behoefde te worden, evenmin als bijv. voor "een huysken met wat erfs tot coothoff liggende, gelegen bij den Hovel aen 't Ven (wij twintigste-eeuwsche Tilburgers spreken immers nog wel van 't Ven bij den Heuvel) besittende die tafels des Heilige Geests alhier", "maer alzoe men van allen ouden tijden gewoonlijck is scamele oude huijsarmen daerinne te laten woonen compt alzoe voor den hondertsten penninck... nijet." (Het Burgerlijk Armbestuur heet hier thans nog "dat van den Grooten of Heiligen Geest Arme".) Elders lazen we nog, dat "daer nu ter tijt een melaetscen mensch met een oude vrouw inne is woonende", en daarom vrij van belasting was. De geestelijkheid, de adel en de behoeftigen waren dus belastingvrij.

 

Om niet af te dwalen keeren we weer tot Broekhoven terug en lezen daarover in de gemeenterekening van het jaar 1580-1581, dat er zoowel op het huis Broekhoven als op het huis Tilburg in 1580 bezetting lag, namelijk lanciers van den Heer van Haultepenne. In begin 1581 lag er op het huis van Broeckhoven voetvolk van den kapitein Pauli Boboca. De lanciers van Haultepenne waren vertrokken met achterlating van enkele gevangen paarden.

Den XVIII April 1581 lagen op 't huis van Tilburg nog lanciers, terwijl daar in Mei van hetzelfde jaar het volk van Boboca was.

Den XV Juni 1581 wordt het huis Broeckhoven belegerd door Capt. Nicolaes van den Berch, terwijl op denzelfden datum het huis Tilburg overgegeven is. De soldaten van Niclaus van den Berch waren "gelogeerd" in de kerk. Zij haalden toen het lood van de goten en het dak der kerk en verkochten dat eensdeels aan Willem Dalen te Breda, terwijl zij het anderdeels naar "den Berch" wilden voeren.

 

Uit de gemeenterekening van genoemd jaar citeeren we woordelijk:

"Item op den 13 Augustus aan Andries Laurys Jan Berthouts betaald voor een voer hooi, dat hij leverde aan de lanciers, die lagen op het huis Broekhoven... drie gulden."

"Hetzelfde werd betaald den 14en Augustus aan Peter Willem de Bont."

"Op den..." en zoo gaat het door vele personen en voor veel militairen.

"Item op den 27 December 1580 betaald aan Wouter Beerthem voor twee voeren hooi, die men heeft moeten leveren aan het voetvolk van kapitein Paulo Boboca op het huis te Broekhoven ten behoeve van de gevangen paarden, die de lanciers van mijnheer Van Haultepenne daarop hadden laten staan; daarvoor betaald... negen gulden."

In de dorpsrekening van 1580-1581 vinden we zoo bijv. ook nog verschillende posten betreffende levering van beddelakens, kaarsen, enz.: "Item op den 12 September betaald aan Jenneke Beerijs voor een paar slaaplakens, geleverd voor de lanciers, gelegerd op het huis Broekhoven... 22 stuivers."

Dat er toen reeds verschil in stand gemaakt werd, blijkt uit een andere mededeeling, waarin een paar lakens voor den luitenant Petro Boboca drie gulden kostten. Voor een bed met twee lakens, een hoofdpeluw en een "sarsie" werd aan Lijsken Weduwe van Gerrit Ton.sz de Beer negen gulden en tien stuivers betaald. Dat men vaak sukkelde met de persoonsaanduiding blijkt weer uit een rekeningpost, waarin gezegd wordt "geleverd aan een lancier, genoemd den grooten Peter".

 

Er werd teveel beslag gelegd op verschillende behoeften ten belange van het leger, die door de gemeente betaald moesten worden. Daarom werd een deputatie naar den heer Van Haultepenne gezonden om te verzoeken "dat hij den dorpe van Tilborch ordonnance zoude willen verleenen, dat de soldaten op de omwaterde huysen kasteel van Tilburg en van Broekhoven den ingesetenen geen bedden meer en soude nemen." Gelijkertijd werd toen mededeeling verzocht op welke manier voortaan de "contributie" (belasting) betaald zou worden en ook om informatie te krijgen "van de apostille bij den prince van Parma den dorpe verleend van denghene die de lasten ontlogen." Er waren toen dus ook al belastingontduikers. Zoo had men op huize Broekhoven een zekeren Meeuwis Verlynden gegijseld, die de "lasten was ontlogen", doch toen hij er eenmaal zat, wist men niet wat met den kerel aan te vangen, zoodat een nieuwe deputatie naar Den Bosch gezonden werd om te vragen hoe de apostille van den prins van Parma uitgevoerd moest worden.

Een frappant beeld van den tachtigjarigen oorlog en de lasten, die de ruwe huurlingen den dorpelingen aandeden, geeft de doorlezing dier verweerde archivalia. Naast de lasten trachten zij de manschappen te vriend te houden door het doen van geschenken. Zoo werd op den 6 Augustus 1580 aan den luitenant van de lanciers een viertal tinnen schotels cadeau gedaan, samen wegende negen en een half pond en waarvan de kosten acht en dertig stuivers waren, terwijl op denzelfden dag aan denzelfden luitenant een half dozijn tellooren (borden) werd gebracht, benevens een tafellaken en twee servetten.

Niet steeds waren het voorwerpen van huishoudelijk gebruik, doch men hield van de pret en den drank. Daarom moest door Aert Jan Pauwels een ton bier geleverd worden en eveneens door Miechel Goyaerts de Vet. Bij het wachtvuur werd de teerling geworpen en de kroes ging schuimend om. Dan werden de mannen woest en het was om zulk een reden, dat den 9den Augustus in tegenwoordigheid en met goedkeuring van Jonker Berthoult Back, "Schouteth", en Peter Jan Mertens, "Schepen", en meester Jan Beerys, "secretaris", aan de luitenant van de lanciers op het huis van Broekhoven verzocht werd om zijn volk in bedwang te houden, zoodat de "nageburen" geen schade daarvan zouden lijden. Als inleiding voor dit verzoekje had moeten dienen een schenking van zestien nieuwe daalders van dertig stuivers het stuk.

Bij een drinkgelag waren stellig de bekers stuk geslagen, want den 27en Augustus moest Peter Joosten twee steenen bekers aan den luitenant op Broekhoven leveren, terwijl Lijn Peeren denzelfden dag de lanciers verschillende stukken aardewerk moest leveren, natuurlijk alles ten koste van het dorp. Tegen den volgenden avond moest hij weer een pond "koerssen" (kaarsen) brengen, want men wilde opnieuw fuiven. Luister maar: "Item op tenselven dagch gegeven meester Jan Beerys voir eenene hase ende de huysvrouwe van Claes van Lier voir drye hoenderen tsamen geschonk om beterswille den luytenant van de lanciers, in presentie mr. Jan Beerys... 27 stuyvers." Kippensoep en hasenpeper wilden ze zeker. Kaas kwam er later nog bij en "verkensschouer". De gevangenen werden al evenmin vergeten, want Peter Bastiaen Criellaerts bracht een ton bier aan den luitenant voor de gevangenen, die op Broekhoven ook vastzaten. Al zullen er niet zooveel dooden in den slag gevallen zijn als in den jongsten oorlog, toch werd ook hier gewond, want op den 27en November lag de luitenant op Broekhoven met een gekwetste hand "te meester".

Zoo zouden we voort kunnen blijven schrijven nog bladzijden lang, want die oude rekening is werkelijk interessant. Doch de slotsom is en blijft, dat we toen in den 80-jarigen oorlog waren en ook Brabant wel zijn deel van de troepen kreeg, evenals in de jongste mobilisatie.

 

Om iets meer van "Broekhoven" te weten, hebben we het "verslag omtrent het oud-archief" van den heer Visvliet (1) nageslagen en vonden daarin onder meer ook wie de eigenaars van het huis "Broekhoven" geweest zijn. Deze snuffelaar trof reeds in het begin van de 15e eeuw Van Broekhoven aan als geslachtsnaam en waar die naam zal ontleend zijn aan het huis "De hoeve aan het Broek" dat tevens den naam gegeven heeft aan de nog bestaande wijk Broekhoven, ligt de oorsprong van het huis in dien verleden tijd.

Van Visvliet schrijft, dat in stukken, gediend hebbende in geschillen tusschen Tilburg en Hilvarenbeek op het einde der 17 eeuw over verpanding op landerijen tusschen de Oude en Nieuwe Leij een verklaring voorkomt, d.d. 1 Juli 1630 van eenen Niclaes Hendrick Nicklaessen van Beek, oud 70 jaar, houdende "dat hij sinds 33 jaren altijds tot noch toe alhier heeft gewoont an den gehuchte geheyten Broeckhoven wesende plaetse gelegen aent Broeck, aldaar de nyeuwe ende oude Leye sijn lopende". Het kohier van den 100en penning, hetgeen wij hierboven aanhaalden, wordt ook door genoemden oudheidskundige het eerst vermeld.

't Huis Broekhoven en 't Huis Tilburg waren "beyde de casteelkens" (zooals Van Meteren schrijft), de "beide omwaterde huizen" (zooals wij hiervoor schreven), welke in 1581 door kolonel La Guarde op last van de Staten van Brabant werden belegerd, ingenomen en verwoest. Van het kasteel Broekhoven waren niets dan de fundamenten overgebleven. Herbouw moet hebben plaats gehad tusschen de jaren 1600 en 1675.

Uit de geïnventariseerde kohieren van reeële omslagen van Tilburg (1675-1755) blijkt, dat in 1675 als eigenaar voorkomt Jonkheer Matthijs (van) Cannaert, schout der heerlijkheid Venloon (Loon op Zand). Van dezen ging het in eigendom over op zijne kinderen en kindskinderen. In 1755 - bij akte van 24 October - wordt de eigendom van 't huis en bijbehoorende landerijen overgedragen aan Johan van Hanswijk door Jonkheer Engelbert Francois van Cannart d'Hamale, heer in Turnhout en Beerse en van Witte Graft voor zich zelven en als gevolmachtigde van Jonkheer Johannes Francois van Cannart d'Hamale, alsmede van den eerwaarden heer Bertholdes van Cannart d'Hamale, Canonnik etc., Jonkheer Matthijs de Bex en Jonkheer Wilhelmus de Bex (Transportregisters van Tilburg en Goirle in het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch 1753-1755 fol. 204 verso). Van de familie Hanswijk is het goed op het eind van de 18e eeuw overgegaan aan de familie Van Rijswijk en verder in de 19e eeuw achtereenvolgens aan de familiën Van Peijnenburg en Brouwers, van welke laatste het aan de Kerstens gekomen is.

Omstreeks de helft der 18e eeuw moet 't huis reeds in verval geraakt zijn; in een lijst van huizen, opgemaakt door drost en schepenen den 16 Juli 1748 komt onder de Kasteelen of Heerenhuizen in Tilburg voor: "Item het huis te Broeckhoven, dog zij geweeten, dat hetselve seer is vervallen en door een boer bewoond wordt".

 

Uit al het voorgaande blijkt wel, dat het een historische plek is, waar thans het buiten "Huize Broekhoven" staat.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

 

 

1. Vervat in het gemeenteverslag van Tilburg over het jaar 1904.