CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 8 juni 1929

 

 

Van vroeger dagen 118: Naar beschaafder spraak

 

- De Tilburger praat van een poel "leegeuzen", wat leegscheppen, hoozen beteekent.

- In plaats van het stuift veel, zegt hij: "Wè stobbert het toch." Hij spreekt ook van "stobber" op den weg, "stobber" op 'n vloer.

- "Rutselen", dit is schudden. Een jongen "rutselt sjepwater".

- Een dorpel noemt hij een "dulleper"; een orgel een "ulleger"; zelfs hoort men de wijk Korvel ooit "Kullever" noemen.

- Een meisje, dat dienstbode wil worden, doch nadrukkelijk niet bij een boer, zegt, dat zij "den burger wil gaan dienen".

- Een "tuut" of "tuter" is een fopspeen. Zoo'n fopspeen wordt ook op de zuigflesch gezet, en als de kleine goed drinkt, zegt moeder: "Hij tutert goed." In overdrachtelijken zin is men dit ook op volwassenen gaan toepassen, die nogal eens misbruik van sterken drank maken of die regelmatig heel wat borreltjes gebruiken; dan zegt men ook: "Hij tutert goed."

- "Die mèèden van de Jut schènen mekaare uit veur al wè lilluk is." Die meisjes der jutespinnerij schelden op elkaar in bewoordingen, waarin al wat leelijk is tot uiting komt.

- Blijf nog wat, "ge zit geen boer in z'n venster", wordt gezegd met de bedoeling: we zijn je niet moe.

- "D'r ston hun auto zoolang te mieren, dè'k er koppènt van kreeg."

- Iemand, die allerhande karweitjes uitvoert zonder dat men weet, wat het allemaal is, wordt toegevoegd: "Wè zèdde toch aon 't mieren?"

- "De zieke stumper lag te mieren in z'n bed."

- "Komd' onder(r)aand?" Kom je nu eindelijk eens, na al dat getreuzel.

- "'k Ben onderaand klaor." 'k Ben bijna klaar. "Onderaand" beteekent: onder de hand, bijna welhaast, ongeveer.

- "'t Ies nen goejertrouwen vent naovenaant ie zoveul geld hee." "Naovenaant" is eigenlijk advenant uit de samenvoeging "naar advenant", hetgeen betekent: in evenredigheid, in overeenstemming met het vorige. (Volgens Van Dale zegt de spreektaal: "na venant".)

- Wie paling gaan vangen, "gaon poeieren" (peuren zegt de Hoog-Hollander). De Tilburgers kunnen ook goed iemand "afpoeieren".

- Een "simmert" is een zeurder.

 - 'n Fries, 'n Groninger, 'n Zeeuw, 'n Limburger, die z'n moerstaal aan 't klappen is, kunnen wij niet volgen, dat is bekend. Doch is dit aan het Lijnsheike uit Tilburgschen mond opgevangen taaltje, dan zóó algemeen verstaanbaar?

"Hij zigget wel nie, mar ie lietet toch heure! - Ziedenie! wo ie zegge, - war Jan?" Dit luidt vertaald: "Hij zeide het wel niet, maar hij liet het toch hooren! - Ziet ge niet! wilde hij zeggen, - nietwaar Jan?"

Voor wie het dan nog niet duidelijk genoeg is, diene, dat er 'n vrouwemondje aan het woord was, dat in allesbehalve vriendelijken zin over een buurman "afgaf", die - mogelijk, ja hoogstwaarschijnlijk 't verstandigst - maar gezwegen had, al getuigde zijn houding en gebaar van volledig op de hoogte te zijn. Deze overtuiging was ook 't praatgrage vrouwmensch toegedaan en ten bewijze riep zij, als steeds, haar zwijgzamen echtvriend Jan tot instemmend getuige.

- De zin voor het nationale, het uit eigen bodem opgeschotene, het "volkstümliche", gelijk onze oostelijke buren het noemen, ontwikkelt zich de laatste jaren krachtiger dan ooit.

- Als ge na lezing der vorige artikelen nog geen "taandpènt" of "bukpènt" van viezigheid, schrik of afkeer gekregen hebt, moet ge nog maar eens aan ziekten denken, die door den Tilburgschen volksmond volgenderwijs benaamd worden: "padscheet, leepoog, schurbeuk, snotvruut, prutlip, schurbek, krintenbaord, kletskop"; dan zal u met mij den lust vergaan zijn om verder in te gaan op de velerlei praatjes, die men mij vertelde. "Ieder moet mèr weten, wè tum paast, zeej Tiesje Smulders in zunne tijd." Daar houden we ons dan aan en laten de medici voor ditmaal eens uitzoeken, welke Latijnsche benamingen zij in de plaats zouden stellen voor dit Tilburgsche dialect.

 

Hoewel ik gaarne op de hoogte kom van eigenaardige uitdrukkingen of zegswijzen, zullen we er voorhands mee ophouden. We behoeven naar geen taal van Roemer Visscher, Jacob Cats of Breeroo te verwijzen, doch maken liever het woord van den katholieken ernstigen hooggestemden J.A. Alberdingk Thym tot het onze, als hij zegt, dat in onze overprikkelende tijd, met haar zenuwachtig fatsoen, haar ongeloof, haar gebrek aan argeloosheid het niet mogelijk geacht wordt dit met goede bedoelingen te doen. Hij, die telkens weer de fijne taalkleurder blijkt, spreekt toch in zijn Vondelportretten ook van "den schilderachtigen naam van dreckwagen".

Hetgeen wij tegenwoordig onder goeden toon verstaan, verstaat zich niet meer met menige uitdrukking, die in 't verleden niet in strijd met fatsoen en eerbaarheid gerekend werd. "En indien men niet wist, waar rozen en aardbeien mee gemest worden" en evenmin dat ook Huygens, de ernstige, "niet zelden de schoolmeestersplank afwisselde met de marot van den straathansworst", zouden wij ons zelf weerhouden hebben in enkele opstellen tot de volkstaal af te dalen. Dit is geen "mergrijk" spreken, dat de taal tot "mannenvoeder" kneedt.

Misschien echter heeft dit verzamelde den lezer een spiegel voorgehouden, die deed zien, dat men hier over 't algemeen in een grover vorm gegoten schijnt, zoo wat de tong als wat het gebeente betreft, dan den man van standing aangenaam is, of past bij "de slanke lijn" onzer dagen. Het trektonig dialect uit menigen vrouwenmond vermindert de begeerte naar vele harer edele karaktertrekken. Zóó gezien zouden die artikelen de beschaving kunnen bevorderen.

Men behoeft zich niet voor z'n dialect te schamen, de gouwspraak blijve in eere. Doch men behoort ook het vermogen te bezitten die streektaal, waar het noodig blijkt, te kunnen maskeeren. Dit begint men de laatste tijd gelukkig in te zien: het plat Tilburgs moet plaats maken voor het beschaafder en verdienstelijker Nederlandsch. Dan zeggen we volmondig den dichter na:

     Niet, dat ik op het vreemde smaal.

     'k Laat alles in zijn waarde,

     Maar 'k zeg: voor mij is Neerlands taal

     De schoonste taal op aarde.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Mei 1929