CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 5 mei 1923

 

 

Van vroeger dagen 26: De omnibus

 

De moderne omnibus heeft onder den naam van Wavi, Cito, of hoe ze ook heeten mag, als autobus het wegaspect den jongsten tijd danig veranderd. Of het een verfraaiing heeten mag, weten we niet. Veiliger werd het er niet op, maar verbetering der communicatie van dorpen en steden is er ontegenzeggelijk door gekomen. Ook deze schrede voorwaarts beteekent niets nieuws onder de zon. Het vluggere, dat de autobus in onzen tijd bracht, gaf de omnibus in hare dagen eveneens. Wel interessant is het om eens na te gaan hoe men het omnibusverkeer vroeger regelde. In het Tilburgsche gemeentearchief is een dossier aanwezig betreffende de instelling van een nieuw wagenveer van 's-Hertogenbosch naar Breda vice-versa over Tilburg (1711-1783). Daarbij is ook een Reglement voor de onderneming der diligence, bediend wordende door Philip Busso c.s., alsmede een Reglement, waarnaar de commissaris van den postwagen van 's-Hertogenbosch op Breda vice-versa zich moest reguleeren. Dit was "gearresteerd op den Kasteele van Tilburg den 13en Februari 1783" en geteekend Grave Van Hogendorp van Hofwegen.

Te uitvoerig om den inhoud van een en ander volledig weer te geven, willen we den belangstellenden lezer enkele frappante bijzonderheden niet onthouden. Op Zaterdag 14 Juli 1781 waren de "Deekens van de Gilden der Voerlieden binnen de steeden 's-Bosch en Breda" te Tilburg bij de weduwe Collin vergaderd geweest en hadden het noodig geoordeeld enkele schikkingen te treffen ten opzichte van het nieuwe wagenveer 's-Bosch - Breda met de wisselplaats Tilburg. Zij meenden aan den Hooggeboren Heer der Heerlijkheid Tilburg en aan de Opperdeekenen onder het oog te moeten brengen, dat "schoon dit wagenveer maar bij provisie en om te beproeven voor een jaar is ingevoerd echter inmiddels al het schaadelijke ingevalle het niet opneemt alleen op de respectieve voerlieden needer sal komen" en zij verzekerd waren, dat men hen tegemoet komen zou om eventueele schade op de schappelijkste wijze te schikken "zooveel als met de prompte bediening van dit wagenveer kan zaamen stemmen." Met deze en andere bemerkingen is klaarblijkelijk rekening gehouden bij het vaststellen van het reglement voor de voerlieden. De inleiding hiertoe luidt als volgt.

"Mijn Heeren Scheepenen, Geswoorens en Raaden der Hoofdstadt 's-Hertogenbosch met de Heeren Drossard, President Burgermeester en Scheepenen der stadt Breda over een gekomen zijnde omtrent het aanleggen van een waagenveer tusschen dese stadt 's-Hertogenbosch en Breda over Tilburg Vice Versa, tot gerief der respective Ingeseetenen en gemak der Passagiers, hebben na voorgaande kommunikatie met den Magistraat der stadt Breda en verhoor van het Gilde der Voerlieden alhier, voor deselve gearresteerd de navolgende poincten en artikelen."

Dan volgen niet minder dan zes en twintig artikelen, die rechten en plichten omschrijven. "Regulier het gantsche jaar door" moest vier malen per week gereden worden. In Den Bosch werd afgereden bij Leonard Bogaarts. Het ging dan over Oisterwijk naar de wed. Collin te Tilburg, waar van paarden gewisseld werd, en verder naar Breda. De wagen moest op zes personen berekend zijn en tenminste met drie paarden bespannen. Doch ingeval zich slechts drie of minder personen opdeden, kon met een zoogenaamde post-chaise voor vier personen, met twee paarden bespannen, worden volstaan. Er moest echter gezorgd worden, dat steeds een wagen voor zes personen met de noodige paarden op de wisselplaats te Tilburg aanwezig was. Waren er bij het afrijden zeven personen en wilde de zevende man zich met een plaatsje naast den koetsier op den bok tevreden stellen, dan behoefde geen gerij bijgelast te worden. De inschikkelijke zevende behoefde in dat geval slechts de halve vracht te betalen.

Was de wagen niet precies te 12 uur te 's middags te Tilburg, dan verbeurde de voerman die een half uur te laat aankwam een halve en bij een uur over tijd een heele vracht ten behoeve van de passagiers; van welke poenaliteiten de voerlieden echter zullen zijn verschoond, wanneer - buiten hun toedoen - "aan derselver voitures of paarden eenige rampen mogten overkomen, welke hun hebben belet de passagiers tijdig over te brengen". Dit moest echter bewezen worden. Eenzelfde verbeurte dreigde den voerman van den tweeden postwagen, als hij te laat was. Al waren er in Den Bosch of Breda geen reizigers, toch moest afgereden worden, zoodat men te Tilburg niet tevergeefsch zou wachten om "een Bossche reis" te kunnen maken. Bij 't plaatsbespreken werd "een lootje uitgereikt geteekent No. 1, den tweeden No. 2 en zoo vervolgens". In dezelfde volgorde had men preferentie op de plaatsen. Iets waar veel voor te zeggen valt ook bij de hedendaagsche Wavi, Cito en zoo. Van de aankomst en het vertrek werd nauwkeurig aanteekening gehouden, zoodat een en ander onder strenge controle stond.

Ten einde er van verzekerd te zijn, dat de passagiers ten huize bij de wed. Collin bij het maken van eenige vertering op die pleisterplaats niet gesneden zouden worden, had zij moeten opgeven "een modicque lijst zoo in de Hollandsche als Fransche taale gesteld der prijsen, welke lijst meergenoemde weduwe, hoe zeer gewoon de passagiers voor een civiele prijs te bedienen, heeft aangenomen in haar voorhuis tot ieders naricht en om zich daarna te konnen reguleeren, te plaatsen." Heusch, wij zouden het zachte prijsjes genoemd hebben. Luister maar! Voor passagiers, die 's middags in een aparte kamer verkiezen te eten, ten minste van vijf schotels, met het bier voor den maaltijd en des winters vuur, voor ieder achttien stuivers. Voor passagiers aan de "tweede of gemeene tafel, met bier" ieder twaalf stuivers. Passagiers aan de derde, of tafel in de keuken met den voerman, met bier" ieder acht stuivers. Dat was om te doen nietwaar? Wilde men er een wijntje bij, dan betaalde men een gulden voor een flesch Malaga of besten Rijnschen wijn of Moezel. Goede roode of witte wijn kostte veertien stuivers, de ordinaire soorten elf stuivers enz. Voor de halve flesch "de helft naar advenant". De wijn warm gemaakt idem zooveel meer, enz. Een boterhammetje voor een stuiver; met kaas of vleesch voor twee; koffie of thee met suiker en melk drie stuivers; een kan bier twee; en "een kan bier warm gemaakt met suiker en notenmuskaat" zes stuivers. Sterke dranken, ontbijt en souper, logies, stalling voor de paarden met de garst en de haver, ja zelfs een pijp "om 't toeback suygen", was er stuk voor stuk genoteerd. Nadat de reizigers gegeten en de paarden gerust hadden, moest te klokke twee 's middags afgereden worden om te zorgen, dat men "uytterlijk ten half zeeven uuren 's avonds in de weederzijdsche steeden belandde", alweder "op de verbeurten der poenaliteiten bij den 6den articul gesteld."

De tarieven voor de passagiers waren als volgt: Van Den Bosch naar Breda twee gulden per persoon; een kind boven de 12 jaar de volle vracht; een kind tusschen de vijf en de twaalf jaar den halven prijs - mits de voerman "hetzelve na beste konvenientie zal mogen plaatsen" - werd er echter een vrije plaats voor bedongen, dan werd het volle vracht; een kind op schoot kosteloos, twee van zulke kleine peuters betaalden samen halven prijs. Van 's-Bosch op Tilburg of van Tilburg op Breda was het de helft van het voornoemde. Van Tilburg naar Oisterwijk 8 stuivers per persoon. Evenzoo van Oisterwijk tot Helvoirt. Van Helvoirt naar Den Bosch negen stuivers. De barrière-, straat-, brug- en weggelden kwamen ten laste der voerlui doch de passagegelden bleven voor rekening van de passagiers. Steekt men tegenwoordig de hand naar de autobus uit, dan is de chauffeur wel zoo gedienstig om nog te laten instappen. Vroeger was de postiljon er ook toe gemachtigd, evenwel alleen dan wanneer de "chaise niet vol is".

Ook de antieke Waveem, voor het lichte goederenvervoer, ontbrak niet. De postwagen reed te dien einde vier maal 's weeks en de Heer van Tilburg stelde voor den commissaris van dien wagen een reglement samen "om zooveel in hem is, mede te werken tot die loffelijke eindens". Ingevolge dat reglement moest de commissaris zich altijd op Maandag, Woensdag, Donderdag en Zaterdag vóór dat de groote klok twaalf uren geslagen had, bevinden ten huize van de weduwe Collin, "waar de drie Zwanen uithangen". Dan moest hij den preciesen tijd van "den arrivement" van de wagens aanteekenen en de lijst der vrachtgoederen controleeren, en promptelijk nagaan of door de onvoorzichtigheid of nonchalance der voerlui iets beschadigd was. Voor het verwisselen der goederen, der paarden en der voerlui had hij mede te zorgen en bij kwesties, klachten of disputen tusschen voerlui en passagiers onderweg ontstaan, had hij te berechten. Nam men met zijn uitspraak geen genoegen dan moesten Schepenen der Heerlijkheid decideeren.

Wie nu wel eens met de Wavi rijdt en zich moet schikken teneinde aan twintig en meer personen plaats in te ruimen, waar 't voertuig op een minder aantal berekend is, zou zoo'n achttiende-eeuwsche commissaris willen zien om de bevinding mee te deelen, dat er meer passagiers dan plaatsen zijn. In den ouden tijd toch was voorgeschreven, dat dan "terstond gezorgd moest worden voor een of twee passagiers een chais en voor drie of vier passagiers een koetskar, beide met een of twee paarden bespannen al naar het saizoen en de weg is, voor rekening van de Posterye". Hij moest nog zorg dragen, dat die chaise of koetskar tegelijk met de postwagen aankwam, "zullende anderzints de Poort gesloten vinden".

Ook toentertijd kon iemand "van hier of van de omleggende plaatsen zich verzeekeren van in alle gevallen en hoe het ook gaan mag, een plaats op de wagen" te hebben. Daarvan gaf de commissaris dan een briefje af tegen betaling van een stuiver. Hij was tevens belast met het bezorgen der goederen en vooral mandjes met visch of vruchten, dus eetwaren, moesten ten spoedigste weggebracht worden. Te zijner hulp kon hij twee "sterke, vigilante en getrouwe bestelders" rekwireeren; hij bleef borg voor hetgeen vermist werd.

Het vrachtloon dat aan het publiek in rekening gebracht werd, was een stuiver per pakje, terwijl bij zwaardere pakketten het gewicht doorslag gaf. Het bestelloon voor den commissaris was volgenderwijs berekend: van een kist, koffer, mand of zak, wegende van 75 tot 100 ponden vier stuivers; een valies, mantelzak of sluitmand wegende minder dan 75 pond twee stuiver; een mandje versche vis, groenten en tonnetje of kruikje haring en diergelijke twee stuivers; voor alle kleinere pakken acht penningen, tenzij buiten Tilburg's Heerlijkheid besteld. In dit geval werd het een stuiver. Had een passagier een pakje bij zich, dan kostte het niets.

Voordat het hierboven uitvoerig beschreven wagenveer ingesteld was, reed "de tourkar over Loon op Zant naar Breda". Deze zou voortaan slechts in de vrijgebleven dagen, te weten Dinsdag en Vrijdag, blijven rijden. Nog later ging de diligence van Philip Busso en de zijnen rijden, welke in den aanvang genoemd is. Hij legde den weg Breda over Tilburg naar 's-Bosch in vier en een half uur af en reed dagelijks, terwijl zij 9 plaatsen bevatte - "te weten zes binnen in en drie in de cabriolet, ook zal zij goederen en geldspeciën konnen vervoeren, dezelve zal rusten op veeren en zagt, gemakkelijk en sterk ingerigt, en de reizigers zoodanig geplaatst zijn, dat zij geen gevaar of ongemak te vreezen hebben". Op veeren hangende rijtuigen met glazen. Concurrentie alzoo den ouderen broeder aangedaan. En de nieuweling overwon. Hij liet zich reglementeeren, voerde het klachtenboek in en leefde de verordening naar best vermogen na onder onmiddellijk toezicht van 3 commissarissen. De boete die hij verbeurde was ten bate van den armen der stad waar hij te laat aankwam.

Bij de wet werd voorgeschreven de breedte der wielvellingen enz. Ook moest een lijst aangelegd worden van de namen, kwaliteiten en woonplaatsen der reizigers, welk register aan het onderzoek van burgemeester en wethouders onderworpen was, en het rookverbod, het verbod van meenemen van honden of ander gedierte, noch "een stoof met vuur voorzien", moest nageleefd worden ter beveiliging van persoon en goed. Hetgeen toentertijd noodzakelijk gebleken was, het ingrijpen der overheid namelijk blijkt heden ten dage al evenmin een overbodigheid als men nagaat op hoe zorgelooze wijze sommige ondernemers van het nieuwe vervoermiddel te werk gegaan zijn bij de aanschaffing en het onderhoud van het rollend materieel en het aanstellen der bestuurders. Ongelukken bleven reeds niet uit en vóór het kalf verdrinkt, zal het noodig zijn maatregelen te treffen.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, Mei 1923