CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 7 april 1923

 

 

Van vroeger dagen 23: Spreekwijzen en versjes

 

De liefhebber voor oude dingen wordt soms door innerlijken drang gedreven naar oude huiskes met eenvoudige, oude menschjes, die zich fatalistisch-levenswijs uiten over hun alledaagsche zorgen en belangen. Hoe vertrouwlijker de toon, hoe mededeelzamer het hart. Vanzelf wordt dan het sobere bestaan verteld met zijn lief en zijn leed, in termen en woorden, die menigmaal den philoloog-folklorist doen smullen, tenzij hij is een geestelijke epicurist, met verfijnden smaak voor verpuurde zinnelijke schoonheid.

Uitdrukkingen van het vak en wat er aan verwant is, ontleend, zijn dan "schering en inslag" en het verbaast soms hoe raak-typeerend de terminologie is. De spraakmakende gemeente, de volksmond, is veelmaals keurig in z'n taal. Deze te beluisteren kan genot schenken. Ons hooghollandsch heeft de spreekwijzen wel tot schrijftaal gemaakt, maar ze vaak niet verbeterd voor 't volk. Dat lieft z'n eigen zegging.

 

Bij een vriendelijk, oud huisweverke heb 'k een der Paaschdagen 'n paar uurkes geboomd en hij vond het vanzelf sprekend dat "alle dagen een draadje een hemdsmouw in het jaar geeft". 't Is immers:

 

Wie niet waagt, niet wint;

Wie niet draait, niet spint.

 

Karig was steeds zijn loon voor naarstig ijveren geweest. Doch bij zooiets kan men toch niet "tegen den draad inwerken": men moest maar tevreden zijn en bij het eentonig geklikklak der spoel 't weefgetouw nazuchten:

 

Geen geld, geen brood,

och Gottegottegod.

 

want vroeg men "in zijn tijd" om opslag dan kon men "laken krijgen". En hij niet alleen, maar allen "kregen van hetzelfde laken een pak". Toch was hij er gelukkig onder gebleven en het zong, toen hij nog in een vol huishouden zat, zoo mooi:

 

Ik ben een arme weverszoon

Door iedereen miskend.

Het huisje, waar ik weef en woon,

Dat ligt aan het dorpsend.

Daar weef ik doek in 't grof en fijn,

Voor arm en rijk, voor groot en klein.

Daar weef ik doek voor kind en vrouw,

Klits klats, op mijn getouw.

 

Toen 't over den acht-urigen arbeidsdag ging, zei hij, dat dit niet wijs gezien was voor luie lummels, want:

 

Als de zon kruipt in d'r nest,

Zijn lui menschen op d'r best.

 

en nou kwamen ze heelemaal niet "in 't getouw". Ze hadden nou voort geen "stuk meer zonder fouten", het "stuk zou niet meer van 't getouw gaan", wijl ze geen fatsoenlijken "weversknoop" meer leerden leggen.

 

"Op den keper beschouwd" kwam ik praten om mijn "op touw gezet" plan ten uitvoer te brengen om enkele weversliedjes te bemachtigen, zoodat ik op dat "stramien voortborduurde". De oude kraakstem werd dra weeker en 't oog kreeg jeugdigen glans, toen hij vrij eentonig deunde het kreupelrijm, vol klanknabootsingen en vergezeld van plastische mimiek:

 

En die linnenwevers hebben zoo een soberen kost,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Met den vasten houden zij veel samenkomst,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Fijn of wel grof,

Gehouden wordt hij toch,

Bij het joelen met d'r spoelen.

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak. (mimiek)

 

En die linnenwevers hebben een huiske klein,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Waar veel vliegen, muggen en ook vlooien in zijn,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Fijn of grof,

Springen doen ze toch,

Bij het joelen met d'r spoelen.

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak. (mimiek)

 

En die linnenwever slacht alle jaren een zwijn,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

De helft is gestolen en het andere niet 't zijn,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Fijn of wel grof,

Gegeten wordt het toch,

Bij het joelen met d'r spoelen.

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak. (mimiek)

 

En die linnenwevers krijgen alle jaren een kind,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Waar onder men wel honderd vaders vindt,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Fijn of wel grof,

Papaatje zijn ze toch,

Bij het joelen met d'r spoelen.

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak. (mimiek)

 

Als die linnenwever dan eris gestorven is,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Komen honden bij z'n graf en 't is weer mis,

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak, (mimiek)

Fijn of wel grof,

Bescheeten wordt hij toch,

Voor het joelen met d'r spoelen.

klik, klik, rrrr, klik, klik, rrrr, klik, klik, pst, klik, klak. (mimiek)

 

Zuiver klanknabootsend voorgedragen met plastische aanduiding van bewegingen waardoor werkelijk eischen aan den zanger gesteld waren, moest hij even rusten om op adem te komen. Zijn mimiek verklarend vertelde hij hoe "de slager" van zijn houten stellage met "de pikker" in aanraking komt en achter "de laoi" (lade) stoot, waardoor dan dat klik-klakgeluid ontstaat. De garenboom en de trekboom, de la en de ijzeren spoel op rolletjes, die het "rrrr"-geluid veroorzaakt, kwamen met "de kam" van het ouderwetsche houten weefgetouw ter sprake. Van de nieuwe machines, die mechanisch vlug al het hunne doen, dat aan den huiswever zijn moeiten en zorgen gaf, daar sprak hij niet al te enthousiast van. Met iets dat naar weemoed zweemde, erkende hij wel, dat de moderne werktuigen en machines veel vooruitgang gebracht hebben, maar... de ouwe tijd was toch beter, plezieriger, m'nheer! Al verdienden de menschen niet zooveel, ze waren beter tevreden. 'k Heb lange dagen gemaakt en toch nog een lang leven ook. Nou ben 'k al in mijn "zeuven en zeuventigste". Pienter zag m'n weverke er inderdaad met z'n mummelmondje uit. En hij had z'n "memorie" ook nog goed. Hij kende nóg een mooi verske, maar was te moe om 't te zingen. Hij heeft 't volgende dagen gedaan en de dochter noteerde met stukjes en beetjes totdat er dit op papier gekomen is:

 

SINT SEVERUS*

Severus, bisschop van Ravenne,

Was een getrouwd en heilig man,

Wil hem voor uw patroon erkennen,

Bijzonder gij, die weven kan.

Want na het weven is Hij verheven

Als eenen bisschop wijd vermaard.

't Is heel bijzonder, (bis)

Ja een groot wonder, (bis)

Dat hij tot bisschop is verklaard.

 

Hij was een luister der bisschoppen,

Ja met één woord gezegd: een kraan,

Hij was een man der hoogste toppen

Ten tijde van Sebastiaan.

Zijn zoete leering en zijn regeering

Werd door zijn bisdom wijd vermaard.

En zijn verlichting, (bis)

En goede stichting, (bis)

Geheel het bisdom van Ravenne verklaard.

 

Waarom zouden wij niet zingen

Tot Sint Severus lof en eer?

Gelijk eertijds veel wond're dingen

Geschied zijn door deez' opperheer.

Want van zijn leven staat er geschreven,

Dat eene duif vloog om zijn hoofd

Eer hij van te voren (bis)

tot Bisschop is verkoren, (bis)

Een ieder sprak God zij geloofd.

 

Hoe wonder is God in zijn werken,

De Heer zij gebenedijd.

De wevers zijn pilaars der kerken

Tot hunner ziele zaligheid.

Zoo mag men spreken, het is gebleken,

Vooreerst aan Sint Severus' vrouw.

En de dochters weefden, (bis)

En ook zij leefden, (bis)

Altijd in zuiverheid getrouw.

 

Hij was een duifje zonder vlekken,

Eenvoudig maar ook als een leeuw.

Hij overwon de ketterijen

Ten tijde van de vierde eeuw.

Zoo laat zich hooren - zet op uw ooren -

Wat hij gedaan heeft van te voren.

Hij ging eerst ter kerke, (bis)

En dan aan het werken, (bis)

Het is de Heer, die hem heeft verkoren.

 

Welaan dan liefhebbers van het weven,

En al die deze kunst bemint,

Laat God den Heere glorie geven,

Dat men er nog lang den kost mee wint.

Severus' leven, in 't kort beschreven,

Teekent de dienaar en patroon.

Hij was in zijn leven, (bis)

Getrouw aan 't weven, (bis)

Hij geniet nu zijn verdiende loon.

 

Jammer, dat ik uit mijn rol viel door het Boek der boeken op 't tapijt te brengen, waar in Mattheus (Hfdst. 9-16) staat: "Ook zet niemand eenen lap ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette lap scheurt af van het kleed en er wordt een ergere scheur". Toen was 't: "M'nheer is toch Roomsch?" Twijfelklank en wantrouwig oog bij deze vraag. En al erkende 'k volmondig, toch was de vertrouwelijkheid weg. "Zonne vremden meensch, 'k weet het niet", zal met nog vreemder gedachten wel door dat goedertrouw hoofd geflitst zijn, toen hij "bezjoer" bij het afscheid zei en knikte.

 

Zeg, Franske, nou Jaana je uit de "kraant van Arts" dit allemaal voorgelezen heeft, nu geloof je me toch wel, is 't niet?

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, April 1923

 

 

P.S. Zij die nog oude weversliedjes kennen, zouden mij met een copie een groot genoegen doen.

 

 

* Voetnoot redactie:

Enige tijd later hoorde Van Delft het Sint Severuslied in Helmond  zingen. Dit week wel enigszins af van hetgeen het oud weverke liet optekenen. Daarom hieronder ook de Helmondse uitvoering:

 

SINT SEVERUS

En waarom zouden wij niet zingen

Tot Sint Severus lof en eer?

Daar er eertijd veel wonderdingen

Geschied zijn door den Opperheer!

Want in zijn leven daar staat geschreven,

Alsdat een duif vloog om zijn hoofd,

Eer hij te voren Bisschop werd verkoren.

Een ieder sprak God zij geloofd. (bis)

 

Severus, Bisschop van Ravenne,

Was een gehuwd en heilig man,

Wilt hem voor Uw patroon erkennen

Bijzonder al die weven kan!

Want na het weven is hij verheven (bis)

Als een Bisschop wijd vermaerd.

Het is bijzonder een groot wonder,

Dat hij tot Bisschop werd verklaard.

 

Hij was een uitstek der Bisschoppen,

Is met één woord gezegd een baas.

Hij was een man der hoogste toppen,

Ten tijde van Sint Atnaas (At'nasius)

Zijn zoete leering en zijn regeering (bis)

Was door zijn Bisdom vermaard;

Zijn goede plichting en goede stichting,

Het Bisdom van Ravenne verklaard.

 

Kom dan, liefhebbers van het weven

En al die zijne kunst bemint,

Laat God den Heer dan glorie geven

Dat men daar lang den kost met wint!

Zoo laat zich hooren, zet op uw ooren (bis)

Wat hij gedaan heeft van te voren;

Hij ging ter kerke, dan aan het werken,

Het is de Heer, die alles loont.

 

Hij was een duif ja zonder vlekken,

Eenvoudig maar ook als een leeuw.

Hij overwon de ketterijen

Ten tijde van de vierde eeuw.

Zoo mag men spreken, het heeft gebleken (bis)

Vooreerst van Sint Severus vrouw

En dochter mede, omdat zij leefden

Altijd in zuiverheid getrouw!

 

Hoe wonder is God in Zijn werken.

Den Heer zij gebenedijd!

De wevers zijn pilaars der Kerke,

Tot hunne ziel en zaligheid.

Severus leven, in 't kort beschreven (bis)

En zijnen dienaar den patroon,

Was in 't leven getrouw aan 't weven,

Geniet nu zijn verdiende loon.

 

Slotvers

En waarom zouden wij niet zingen

Tot Sint Severus lof en eer?

Daar er eertijds veel wonderdingen

Geschied zijn door den Opperheer!

Want in zijn leven daar staat geschreven,

Alsdat een duif vloog om zijn hoofd,

Eer hij te voren Bisschop werd verkoren.

Eenieder sprak God zij geloofd. (bis)