CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 26 maart 1941

 

 

Van vroeger dagen: Weer 'n weversliedje

 

Vorig maal gaven we een versje weer, dat hier gezongen werd in 't verleden en we vroegen naar meer. Daarop is gunstig gereageerd met het gevolg dat we hier weer iets laten volgen dat uit de gegevens van meerderen kon saamgesteld worden. Of deze methode van verzamelen nu naar wat filologen noemen onder de diplomatieke of de critische methode gerekend moet worden, kan ons koud laten. Genoeg zij, dat we zoodoende kunnen vastleggen, wat vroeger onder onze menschen leefde. Ziehier wat men mij schreef:

 

Ik ben een arme weverszoon,

Door iedereen miskend.

Het huisje, waar ik weef en woon,

Dat staat niet ver van Gent. (1)

Daar weef ik in het grof en fijn

voor arm en rijk, voor groot en klein.

Daar win ik brood voor kroost en vrouw, (2)

Tik, tak,

op mijn getouw.

 

En als er iets te weven viel,

Wier menig wever rijk.

Mijn vader was ook van dien stiel.

Hij sprak: "Zeg jongen, doet uw best,

Dan wordt gij wever als de rest.

Weef dan uw laatste stuk maar gauw, (3)

Tik, tak,

op mijn getouw."

 

Ik werd het minnen ook gewaar,

En stapte luchtig en gezwind

Naar Kaatje van den molenaar,

Een lief en aardig kind.

Ik koos haar onder duizend uit.

Ik koos haar, ja, tot mijne bruid!

Zoo werd ik man en zij de vrouw,

Tik, tak,

op mijn getouw.

 

Anderen zingen:

1. Het huisje, waar die wever woont, Dat ligt aan het dorpsend.

2. of: Daar weef ik doek voor kind en vrouw.

3. of: Wordt spoedig groot en weef maar gauw.

 

Deze en soortgelijke liedjes zijn stellig de moeite van het verzamelen waard. Daarom durven we ze gerust onder de aandacht onzer lezers te brengen.

 

In de kerk van Eemnes lazen we eens volgend rijm:

 

Hout de Spoelkunst in eeren

Want alle menschen behoeven cleeren

Ghelijk bij alle verstandigen bekend is

dat het Geweven in het Geboorte Noodich

En na de doot 't laetste present is.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 5-3-'41

 

 

PS Van het wevers-kerstliedje, dat ik vorig maal weergaf en klaarblijkelijke belangstelling gevonden heeft, werd mij nog een vierde couplet gezonden. Het zal ingelascht moeten worden tusschen het tweede en derde versje en luidt:

 

Den os en den ezel, ocharm,

Die bliezen het kindeke warm.

Waarom niet naar de wevers gegaan?

Wat die zouden hebben gedaan?!

Van kou lijden was geen gedacht,

Want... ezels zijn hier met de vracht.

 

Refrein:

Van klits, klats, tierelieren,

Laat ons het Kerstfeest vieren.

De schepper van 't Heelal

Is geboren in eenen stal.

 

Op voorhand zeg ik mevrouw v.d. A. gaarne dank voor het mij toegezegde opschrijven der melodie.

 

v. D.