CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 29 oktober 1918

 

Uit de Pers

(Belangrijke artikelen uit andere bladen plaatsen wij onder deze rubriek om er den lezer kennis van te doen nemen en onverschillig of wij het met den inhoud eens zijn of niet.)

 

 

"Beatrijs"

"De Tijd" van gisterenavond bevat het volgende ingezonden stuk:

 

Mijnheer de Redacteur.

Beleefd verzoek ik opname van het onderstaande, terwijl ik u bij voorbaat mijnen dank betuig.

 

Evenals met zoovele zaken is het zeer moeilijk onmiddellijk een oordeel te vellen over iets nieuws, daarom is het eerst nu, dat ik u toch wel onder het oog zou willen brengen uwe lofspraak op de "Beatrijs" wel wat te willen matigen.

Immers goed beschouwd is het stuk niet minder dan een vunze vertooning, stuitend voor den goedgeloovigen Katholiek en een bron van ergernis voor weldenkende andersdenkenden. Eene kloosterzuster, kinderen en de Heilige Maagd, hare helpster, is eene allerstuitendste combinatie, die menigen anti-Katholiek zal doen grinniken van pleizier, dat men zoo naïef is dergelijk stuk van katholieke zijde dermate te pousseeren.

Ik betreur het van ganscher harte, dat o.a. door het ten tooneele roepen dier totaal overbodige twee kleine figuranten door den dichter, de Heilige Maagd in een zeer onwaardig daglicht wordt gesteld, ons H. Geloof noodeloos in een hatelijk daglicht wordt geplaatst, en al wil ik niet twijfelen aan de goede trouw, de waarheid blijft er evenzeer door.

 

Hoogachtend,

H. Bouman

Hilvarenbeek, October 1918.

 

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 31 oktober 1918

 

"Beatrijs"

 

(Ingezonden)

 

Naar aanleiding van een door deze krant uit "De Tijd" overgenomen stukje van H. Bouman te Hilvarenbeek, waarin deze het mirakelspel van Dr. Felix Rutten niets minder dan "een vunze vertooning" durft te noemen, wil ik gaarne voldoen aan het verzoek van enkele medegenieters van het - wat jammer is - hier ter stede slechts in besloten kring één avond gegeven meesterlijke spel, en dienaangaande mijne meening zeggen.

 

Het was den heer Bouman, volgens zijn schrijven, moeilijk onmiddellijk na het zien der vertooning zijn oordeel te vellen. Voor het stuk in quaestie is het jammer, dat we zijn kersversche opinie niet kennen; me dunkt dat hij toen gezegd zal hebben, om althans eenige uiting te geven aan zijn gevoelens: "Dat is mooi geweest." Meer wellicht niet. De oorzaak van het "mooi", dat er volgens hem dan aan was, willen we boeken op het credit van het machtig spel der vertolkster van de hoofdrol, die daarin meesterlijk was. Door de overige tooneelisten onvermeld te laten, willen wij hen in geenen deele te na komen. Hij ging om goed spel te genieten - welnu, dat was er van deze geschoolde artisten van het Rotterdamsch Tooneel.

Onmiddellijk na het genieten van zulke comedie zal er in zijn gemoed toch ook wel iets omgegaan zijn. Z'n stemming zal ongewoon geweest zijn en ik kan mij niet inbeelden, dat zijn gemoedstoestand toen een onedelaardige wending gekregen heeft - wel te verstaan, als gevolg van het geziene. Zijn geestelijk-ik zal niet een trede gedaald, doch stellig een weinig opgeheven zijn tengevolge van het vertoonde, doch niet minder door het gehoorde. Ik wil hier niet herinneren aan het gezegde: "Der Reine ist al rein, der Schmutzigen al schmutzig." Daarvoor blijft mij borg de strekking van het "Ingezonden", dat van een goed bedoelen in heel anderen geest getuigt. Schiller zegt daarvoor trouwens zoo echt: "Dein Schicksal ruht in deiner eignen Brust." De heer Bouman zal mij ook wel toegeven, dat de verzen geene reden tot aanstoot kunnen gegeven hebben. Dit keurig Nederlandsch, dat blijde ontroering gaf en een hemel vol liefde inhield, werd o zoo schoon, zoo piëteitvol en innig gezegd door mevrouw Tartaud-Klein, met hare sonore stem en vorstelijke gestalte eener geschoolde tragédienne.

Voor de strekking van het stuk moet ons voor oogen staan, dat het is een mysteriespel - een 14e-eeuwsche legende in 20e-eeuwsche taal herzegd. Van de honderd zeven en zeventig Marialegenden is het onze lieve vrouwe mirakel "Van eene nonne, die Beatrijs hiet" oppervlakkig beschouwd het pikantste. De toenmalige begrippen van deugd en zeden verschilden misschien niet, misschien wel van de onze; dat doet er hier niet toe. Wij noemen het nu pikant. In den oorspronkelijken tekst lezen we van zuster Beatrijs, dat "dese joffrouwe niet zonder der minne was". En de bedenkelijke zijde van het geval na veertien jaren in een zondige wereld geleefd te hebben, doet - "das Wunder ist des Glaubens, liebstes Kind" - zoo heerlijk getuigen voor de almacht der Liefde, voor wie geene middelen onmogelijk zijn.

De lichamelijke zuster Beatrijs, die wij ten tooneele gezien hebben, had zwaar gezondigd voor het oog der menschen, doch God zou het schuldig ten doode niet over haar uitspreken. En Zijne Moeder wist dit. Zij wilde niet, dat onnoodige ergernis aan de andere maagdelijke leden van Haar Convent gegeven werd en in liefde ontving Maria, de Moedermaagd, den goedwillenden geest van Beatrijs om dien zuiver te bewaren, totdat het zwakke vleesch, gelouterd door het wereldsch leed, weer zou zijn teruggekeerd op de plaats van zijn bestemming: binnen de enge kloostermuren. Doch al dien tijd - ook in de dagen van Beatrijs' zonden - moet er een menschengedaante van zuster Beatrijs in het klooster zijn en dit wilde Onze Lieve Vrouw zelf zijn: "Maria hadde ghedient voor hare ghelijc of sijt selve ware". Dit is het wonder. "De onaantastbare kern der legende," zegt Top Naeff, "waarvoor - zegt zij - men niet Roomsch behoeft te zijn om de absolute schoonheid er van te erkennen", en het is deze schrijfster een raadsel hoe iemand aanstoot zou kunnen nemen aan de ervaringen en gedragingen dezer non.

Bemoedigend voor den zwakken mensch is zoo'n hemelsche daad van Maria. Hij weet, dat hij op Gods goedheid kan vertrouwen, al heeft hij nog zóó zwaar gezondigd. De boetvaardige zondares Maria Magdalena werd ook de lievelinge van Jezus en verwijtend vroeg Christus eenmaal, wie op de overspelige vrouw den eersten steen durfde werpen, terwijl Hij stervend een goeden moordenaar het hemelrijk toezegde.

De kinderen van de edelvrouw - niet nonne Beatrijs - waren in het verband van dit spel noodzakelijk. Zij moesten o.m. de slechtheid dier vrouw aan den prior bewijzen, toen zij in het klooster weergekeerd schuld beleed en boete wilde doen, terwijl zij aan het tooneelmatige een prachtig effect bijzetten, dat treffende passages schiep.

Een kloosterzuster, kinderen en de heilige Maagd als hare helpster - dit kán geen bron van ergernis voor weldenkende andersdenkenden geweest zijn. Integendeel. De hooge bedoeling der sproke met de Madonna als hoofdpersoon duldt geen ontwijding. Het pousseeren van katholieke zijde der vertooning van dit spel is geen naïviteit in den zin door den heer Bouman bedoeld, doch eerlijke naïviteit, die niet denkt aan het zoeken van kwaad, waar goed te putten valt. Uit dezelfde bloem puurt de bij honing en de spin zuigt er venijn. De macht der H. Maagd wordt hier door den dichter Rutten o zoo schoon verheerlijkt, en de wonderwerking van het katholiek geloof treedt er in het volle daglicht. Het bovenaardsche van mysterieën wordt hier a.h.w. tastbare waarheid.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 29 October 1918