CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 2 oktober 1917

 

 

Schoonheid in en om Tilburg 3

 

Wat is schoonheid? Is er schoonheid te Tilburg? Schoonheid is evenals kunst iets zeer betrekkelijks, een kwestie van waardeering, waarbij het subjectieve element een zeer groote plaats inneemt. Een onschuldig kind, dat in blijde dartelheid zich vermeit in vrije natuur onbewust van 's levens joelen en woelen - dat is schoonheid in jeugd. Een stoere man in de fleur van het leven, wiens werkkracht zich teekent uit houding en bewegingen en wiens spieren zich spannen tot gragen arbeid - dat is schoonheid in kracht. Een jonge moeder op wier blozende wangen jeugd en gezondheid bloeiende bekoorlijkheden schilderen, met een gezonden kleinen jongen aan den teeren boezem - dat is schoonheid in rijpe liefde. Een eerwaardig grijsaard met zilveren lokken op wiens gelaat levensernst en zelfvoldane vergenoegdheid geteekend staan; wiens fijnen glimlach we in de plooi der lippen voelen en wiens gullen schaterlach de tijd slechts met moeite bedwong - dat is schoonheid in ouderdom. Een groot kerkhof met een prachtige beeldenrij en mooie tomben - dat is schoonheid in den dood.

Er zijn fijnvoelende kunstenaarszielen, die in het leelijke, in het stuitende, het door-waarheid-schoone zien en dit liefhebben. Dat trekt hen tot onderwerpen, die ons niet bekoren, doch wat zij zelf schoon zien in het brute, naakte, grove, dat worden hunne kunstwerken. "Menschengedachten zijn millioenerlei", zegt Kloos. Het is niet iedereen gegeven de geniale ziel van den genialen mensch in zijne voortbrengselen terug te vinden en niet allen hebben rang genomen onder de vooraanzittenden in den tempel der kunst, evenmin als er velen zijn, die in waarheid begaafd zijn met een geest, die hen onder de uitverkoren vaten rangschikt. Des te meer moeten wij de gedachte van Schopenhauer beamen waar hij zegt, dat hij, die talenten bezit en weet wat ze kosten, ook aan de talenten van anderen recht laat wedervaren. Het streven naar schoon en goed verdient waardeering.

 

In ieder mensch leeft een streven naar schoonheid. Die schoonheidszin moge bij den een meer ontwikkeld zijn dan bij den ander, maar de begeerte om iets moois te bezitten, iets schoons te hooren of te zien, die kunstmin is natuurlijk. De mythologie liet Orpheus de dieren des wouds door schoone muziek boeien. De kameeldrijver zet zijn kemel door weemoedigen maatzang tot meerder spoed aan, ook als de Bedouïn zijn pad zal kruisen, en het vermoeide dier voleindt den zwaren woestijntocht, opgebeurd door het eentonig lied van zijn geleider. De zigeuner kleedt zich met een bontkleurige lap en de zigeunerin draagt opzichtig oor- en halssieraad, omdat hun smaak het mooi keurt. Den aangeboren kunstzin van den Oosterling kennen wij door een Smyrnasch tapijt, een fijngelijnde minaret en een weelderigen tempel. Onze nationale feesten werken met guirlande, vlag en wimpel en een huiselijk feest wordt door bloemen opgevroolijkt. De Tilburgenaar vindt het zoo schoon iederen dag zijn bloemenmandje of -vaasje en beeldjes voor het raam en "den deft" doet hieraan even graag mede als de eenvoudige werkmansvrouw. Het straalsgewijs strak gespannen gordijntje van het bovenlicht der deur is haast iets typisch Tilburgs te noemen. Dit zijn bewijzen van neiging voor mooie dingen, al is dit niet gezegd schoonheidsuitingen te zijn. Evenmin klinke dit laatste als verwijt. Integendeel.

 

Om kunst te genieten moet men weten, wat kunst is, en om kunst te leeren kennen, moet men kunst zien en het schoone leeren ontdekken. Hier wordt een opleiding geëischt, waarbij het geheim van het schoone duidelijk wordt voorgefluisterd; een leeke-opleiding, die toch niet geheel leeken in de kunst doet blijven. Zóóver komen, dat erkend wordt dat kunst is de "allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie" (Kloos) is niet noodig. Wel is het noodig, dat velen wat meer het oog richten naar schoonheid en trachten te zien, wat mooi is en daarin dan het mooie beproeven te ontdekken. Een mooie unciaalletter in een oud handschrift kan in het oog van den calligraaf een kunstwerk zijn, terwijl een fabrikant opgetogen is over een goed gemodelleerden, goed passenden schoen, een zachtloopend, mooi afgewerkt kinderwagentje, of een goed uitgewerkt patroon, zijn branche; een kapper, die een mooie scheiding legt, zijn genre; een slager, die een beest goed uithalt, zijn stiel; die menschen zullen de sierletter zenuwpijnigend gepruts noemen - gesteld de mogelijkheid, dat men hun aandacht voor een oogenblik op het fijne miniatuurwerk heeft kunnen vestigen. Hier gaat kunstgenieting en waardeering verloren, terwijl noodelooze minachting wordt geboren.

Waar zoo menig winkelraam kunst te kust en te keur biedt, antiek en modern, is het jammer, dat velen achteloos voorbijgaan. Wat aangename afwisseling is het voor den opmerkzamen wandelaar in de onderscheidene etalages te zien: prentkunst, de nieuwe naast de oude Engelsche; porseleinwerk, waarbij in voorstelling zelfs de 17e-, 18e-eeuwsche kleederdracht en toestanden herleven; de rustig-deftige meubileering van Oud-Hollandsche degelijkheid naast de verkwistende, grillige pracht der herlevende windhandel-periode; de haute-chique van den modernen tijd.

De Franschen hebben een spreekwoord vol practische levenservaring, zeggende, dat als men niet heeft, wat men gaarne zou hebben, men gaarne hebben moet, wat men heeft. Wie dit voor oogen heeft en bedenkt: "il faut cultiver notre jardin", die zal toegeven, dat zelfontwikkeling, gepaard aan zelfbeheersching en beperking, ten deze goed zullen werken, als daarop volgt het mededeelen van kunstgenot ook aan anderen. Wij moeten leven in het oogenblik, dat ons geschonken is en toebehoort en dus de dagen van het eigen leven opsieren met wat bloemen en schoone gepeinzen, want de nacht komt veelmaals al te snel.

De oorzaken, dat zoo weinig kosteloos genoten wordt, zijn wel aan te wijzen: veel pauperisme. Met een leege maag is het moeilijk kunst te genieten. Daarnaast staat een zeker percentage der bevolking, dat misschien wel kapitaalkrachtig, doch zeer zeker geldzuchtig is. Geldzucht, die in het geld zijn godheid ziet, en te dom maakt om eens in te zien, dat de mensch niet leeft van brood alleen. Wie genoten heeft van een mooi concert, vocaal of instrumentaal, wie bij een lied heeft voelen trillen de wondere snaren des gemoeds, wie heeft erkend de grootheid eener schoone daad, hij voelt en weet zich op dat oogenblik meer mensch. Anderen dit genot te doen deelen is een edel doel. Dan arbeidt men mede tot bereiking van het hoogste, het beste, de diepte der kennis, de grootheid der kunst, den adel des geestes.

 

Is er ook schoonheid in de Tilburgsche omstreken? Wat is het, dat mooi gevonden wordt? Een stuk vlakke hei, wier monotone kleurenpracht van donkerrood tot bruin en geel gebroken wordt door een eenzamen berk of een dicht dennenbosch? Gaat dan naar buiten om kostelijke verpoozing te vinden in de bosschen, waar lichaam en geest versterkt worden door intens natuurschoon, dat zoo aan des Scheppers hand ontvallen, zijn volmaakte schoonheid biedt. Het zou stoffelijk beter zijn. Velen zijn achteloos dom genoeg om niet in te zien, dat de huidige gemakkelijke wijze, waarop sommigen leven, niet blijvend kan zijn en dat welhaast zeker ons nog moeilijke tijden wachten. Het Egypte der oudheid zag zijn zeven vette jaren ook in magere verkeeren, die kunstzin van den Oosterling kennen wij (het laatste stukje tekst van dit artikel is in de krant weggevallen).

 

A.J.A.C. VAN DELFT