CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 3 oktober 1923

 

 

Van vroeger dagen 30: Requestreeren

 

"In 't verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal." (Een paar regels tekst weggevallen) die aandachtig de geschiedenis in het algemeen zoowel als een bepaald onderdeel daarvan, bijv. het industrieel verleden van een plaats of streek, nagaat.

"In 't verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal." Het tweede gedeelte van dit aphorisme doet verlangend naar de toekomst blikken, vooral in den huidigen tijd, welke vele menschen - bovenal die der oudere generatie - "den goeden ouden tijd" doet betreuren en op het heden schelden. Over "het vooroorlogsche tijdperk" wordt door sommigen gesproken als van een eldorado, waarin men onbewust leefde, doch dat thans te dieper betreurd wordt. Na welhaast elken grooten oorlog is een periode van internationale verwarring gekomen. Me dunkt, dat deze grooter wordt naarmate de volksgemeenschap modern-gemakkelijker en de internationale verhouding perikeler.

Tegenwoordig zijn de nota's, de requesten, de open brieven, de ingezonden stukken - de laatste meest voor klein gedoe - de orde van den dag. Sommigen ergeren er zich terecht of ten onrechte aan. Ook dien goeien, ouwen tijd mangelde het er aan. Gewaardeerde belangstelling speelde mij een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal in handen van het jaar 1844, dat onderteekend was door een vijf-en-veertigtal Tilburgsche firma's. Vele dezer bestaan niet meer, anderen hielden zich glansrijk staande.

De requestranten waren: G. Bogaers en Zn., Mutsaers en Kerstens, Wed. B. Mutsaers en Zn., J.B. Smits van Dijk, H. Mathijssen, J.H. Swagemakers, Petrus Engel, H. Pessers, J.L. Janssens, Swagemakers en Van Spaendonck, Arnd. C. Swagemakers en Comp., F.J. Jansen, F.A. Swagemakers en Comp., Peter Jan Pessers, P. Smits, H.C. Swagemakers, P. de Greef, J.N. Franckenhoff, A. van Beurden, Diepen Jellinghaus en Comp., J. Michielsen, A. Tuerlings, J.H. Schreppers, Paulus en Hendrik Vreede, Van Dooren en Dams, Pr. van Dooren, Pollet en Zonen, J.A. van Spaendonck, C. van Dijk en Zonen, J. de Beer, F.L. Janssens, André Swagemakers, J.B.N. Bruggemans, A. de Beem, P. Mutsaers, N. Franken, P.N. de Rooy, Wed. Lombaerts, Norbert Janssens en Zonen, N. van Riel, Erven van Emstede, Janssen Perie, J.N. Donders en Zn., en J. Eras. (Er worden hier slechts 44 firma's genoemd, tenzij er een dubbelteller tussen zit.)

Zij noemden zich "fabrijkanten van Wollen Stoffen, Verwers en Wollen-garenspinners", wier bekommering was gaande gemaakt door een wetsontwerp van 1843, dat veranderingen beoogde in het "Tarief der Regten op den In-, Uit- en Doorvoer", meer bijzonderlijk door de bestaande belasting naar het gewicht te vervangen door eene naar de waarde der goederen. Krachttermen gebruikte men toentertijd al even graag als tegenwoordig. Uit de motiveering van bedoeld adres zullen we hierna er eenige weergeven, die ook nu nog wel te bezigen zijn.

 

- "Door de invoering van dat tarief zou aan 'het Wollen Fabriekswezen' binnen dit Rijk een slag worden toegebracht, die de algeheele vernietiging van hetzelve noodwendiglijk moet tengevolge hebben; een vernietiging des te noodlottiger, wijl daardoor de nijvere werkman getroffen moet worden en duizende handen, uit een milde en weldadige bron gevoed, daardoor aan 'n gevaarlijke werkloosheid en zekere en volslagenste armoede worden prijsgegeven."

- "De Fabrieks-Nijverheid, toegepast op de Wollen Manufactuur, is een aloude bron van welvaart binnen dit Rijk; daardoor is sedert eeuwen niet alleen den fabrijkant, maar aan duizende werklieden een eerlijk bestaan gegeven, daardoor is aan de armoede een wijkplaats geopend, waar zij werk en brood heeft gevonden."

- "Een min belaste invoer van vreemde producten geeft eenerzijds slechts een niet noemenswaardige ontlasting van den verbruiker, terwijl anderzijds staat de werkloosheid en de armoede van een groot deel der bevolking, de vernietiging van aanzienlijke geldswaarden in gebouwen en werktuigen en de werkloosheid van zoo vele door de fabrieksnijverheid rendeerende kapitalen."

- "Het heeft bij den wetgever niet gemangeld de noodige bescherming te verleenen. Het Placcaat van 1663 en de Publicatie van den 26 February 1802 getuigen o.a. hoezeer onder verschillende regeeringsvormen de wollen fabrijken tegen de vreemde mededinging krachtdadig beschermd zijn."

 

Eenerzijds bezorgdheid verwekkende heeft het anderzijds bemoedigd, omdat voorgesteld werd een verhoogd invoerrecht op de katoenen manufacturen, waardoor "zelfs een pas alhier ontluikende nijverheid" beschermd werd. Het tarief op den invoer van wollen manufacturen vastgesteld bij de wetten van 12 Mei 1819 en 26 Augustus 1822 is tot instandhouding der fabrieken onvoldoende gebleken, want... "onder de werking daarvan waren zij kwijnend, en zoo niet het vertier in de Zuidelijke Provinciën, alwaar het volksgebruik gelukkig tegen de grove Engelsche stoffen gestemd was, onze nijverheid eenigermate had staande gehouden, ware zij voorzeker geheel ten onder gegaan". En nog bestaat zij.

De waarde-belasting had bij Lakens en Casimieren gefaald, omdat ter ontduiking van het recht op de fijnere kwaliteiten grove en fijne kwaliteiten samengevoegd werden. De grove Engelsche stoffen waren de zwaarste concurrenten. Men verklaarde zich voor een bestaande belasting naar het gewicht, doch tegen een volgens de waarde, wijl anders "onze fabrieken en met haar onze nijvere werklieden ten onder zouden gaan".

Gelukkig is van dien ondergang toen niets gebleken. Na de donkere buien klaarde de zakenhemel weer eens heerlijk op, 't zonnetje van voorspoed gloorde en een enkele donderbui en mistige dag vermocht geen gestadigen bloei en groei te verhinderen. Dat dit zoo blijve.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 28 September 1923