CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 25 oktober 1924

 

 

Van vroeger dagen 46: Hoe de Tiend van Tilburg aan Tongerloo kwam

 

Sinds de wet van 16 Juli 1907 tot afschaffing der tienden - Tiendwet - z'n werking doet, hoort men veel minder over de "tiend" spreken dan voorheen. Onder tiend is te verstaan het tiende gedeelte der opbrengst van veldgewas, vruchten, dieren, enz., die vroeger geregeld aan den heer der streek of aan de Kerk opgebracht moest worden. Vandaar woorden als: tiendheer, tiendboek, tiendgaarder, tiendplichtige, tiendrente, en tiendbaar, tienden heffen, de groote tiend, de smalle tiend, de krijtende tiend. Onder de drie laatsten verstond men onderscheidenlijk: de tiend van koren, van andere veldvruchten, van het vee. De tiendrente beloopt 5,55 pCt. door den tiendplichtige te betalen van 1900 tot 1939 aan den Staat, als schadeloosstelling van den afkoop der tienden.

Deze verdwijnende belasting voor wat Tilburg's verleden betreft in de herinnering terug te roepen, is vrij gemakkelijk door de navolgende uittreksels uit "Oudheden en gestichten van de Bisschoppelijke stadt en Meyerye van 's-Bosch" of beknopte beschrijving der Steden en Dorpen onder dat Bisdom; door een liefhebber der oudheid bijeenverzameld en verschenen te Leiden bij Joh. Arnold Langerak, 1742. Op pagina 434 staat:

 

XI. De Diplomata van Giselbert van Tilborch, van Hugo, van Beatrix en van Sophia van Gageldunck, van Godfried van Cruiningen, weldoeneren der Abtdeye van Tongerloo, gegeven in de jaaren 1241 en volgende.

 

"Ik, Gilbert, Ridder van Tilborch, hebbe vrijelijk geresigneert in handen van Jan, Abt van Tongerloo en van 't Convent aldaar een derde gedeelte der Braaklanden in West Tilborch gelegen met alle 't gene tot de zelve is behoorende in 't jaar MCCXLI."

 

"Ik, Beatrix van Gageldunck, Huisvrouw van den Ridder Andries van Mallant, maake bekend, dat ik al het recht, 't geene ik hadde in de Tienden der Kerke van West Tilborch, en mij bij erfrecht toebehoorde, met kennisse van mijnen gemelden Man, Andries, hebbe verkogt aan de Kerke der H. Marië van Tongerloo, en hebbe gerenuncieerd aan mijn recht tot de zelve, ten overstaan en bij zijn der Mannen van den Graave van Holland, en op dat deeze verkoopinge vast blijve, zoo hebbe ik dit geschrift met de zegelen van mijnen voorn. Man Andries, en van den Edelen Man Hugo van Gageldunck, mijnen Broeder, doen bekragtigen.

In 't jaar MCCLIII, in de mnd. April."

 

"Ik, Edele Man, Hugo van Gageldunck, Ridder, maake bij dezen kondt, zoo den tegenwoordigen als den toekomenden welken deezen zien zullen, dat ik al het recht, 't gene ik hadde in de Tienden der Kerk van West Tilborch, zoo groote als kleine, en welke mij bij erfrecht toekwam, uit Godvruchtige gedachten, en tot mijner zielen en mijner voorouderen welzijn en heil, met toestemming en goedvinden mijner Huisvrouwe Valentia, overdraage aan de Kerke der H. Marie van Tongerloo der Premonstranter Orde, in de Diocese van Kamerick, tot eene aalmoesse vrij en onbedwongen om 't zelve in 't geheel voortaan altoos volkoomen te bezitten.

Bij deze collatie zijn in de voornoemde Kerke van Tongerloo, welk bij 't groot Autaar geschied is, tegenwoordig geweest 't convent dier plaatse, nevens Gisselbert van Campenhout, Pieter de Mere, Edele mannen en mannen van den Hertog.

En opdat deze Gifte vast en onverbreeklijk blijve, zoo hebbe ik dit schrift met mijn Zegel, en met de zegelen der Eerwaarde mannen van 't Capittel der Godzaalige Cummarus in Lire, en van den Edelen man den heer Jacob van Pumbele doen bekragtigen.

Gedaan en gegeven in 't jaar des Heeren twaalf honderd drie en vijftig in de maand Mei."

 

"Ik, Sophia van Gageldunck, Huisvrouw hoorde, uyt loutere Godvrucht en ter heil en welzijn mijner ziele, en die van mijn Man den Edelen man Gilbert van Campenhout, doe kondt zoo den tegenwoordigen als toekoomenden, welken dit schrift zullen zien, dat ik al 't recht, 't gene ik in de Tienden der Kerke van West Tilborch hadt, zoo groote als kleine, en mij bij erfrecht toebehoorde, met wille en toestemming van Gilbert voornoemd mijnen Man, Momber en Voogd, schenke aan de Kerke der H. Marie van Tongerloo der Premonstranter Orde, van de Kamericksche Diocese, om 't zelve als een aelmoes van mij gegeven vrij en geheelijk altoos te bezitten.

Bij deze Collatie, gedaan in de Kerke der H. Maagd Marie te Antwerpen bij het Groot Autaar zijn tegenwoordig geweest, Folbert, de Voorzanger, Meester Hendrik Nose, Meester Arnold van Lier, de Heer Goodschalk, alle Kanonniken der voornoemde Kerke, Paulus van Elst, Schepen, Jan van Damesdunck en andere Clerici, gelijk ook meer andere personen.

En opdat deze gifte vast en onverbrekelijk blijve, zoo hebbe ik, zelve geen zegel hebbende, 't zelve doen bekragtigen met de zegelen der Eerw. heeren van het Kapittel der H. Marie te Antwerpen, van den heer Samuel, Deken der Christenheid aldaar, en van den Edelen Heer Biesebert van Campenhout, Vader van mijnen Man Gilbert voornoemd.

Gedaan en geschreven in 't jaar des Heeren twaalfhonderd drie en vijftig in de maand April."

 

"Aan alle welken deeze zullen zien en leezen de groetenis in den Heere van Godfried van Kruiningen, (1) Ridder. Het zij allen bekend, dat ter oorzake van eenige twist over zeker gedeelte der Tienden van de Kerke van West Tilborch, tusschen ons en de edele Vrouw Oda, onze huisvrouwe, ter eener zijde, en de Religieusen den Abt en 't Convent van Tongerloo, van de Orde der Premonstranten, ter andere zijde, als mede ter oorzake van een verschil over 't recht van 't Patroonschap dier Kerke, waartoe wij veronderstelden uit hoofde van onze Huisvrouwe geregtigd te zijn; hoe dat wij, op de gebeden en het aanhouden van vroome lieden, ik en mijne voornoemde huisvrouw, benevens mijne kinderen (2) Hugo de Ridder en Walter, afstand hebben gedaen van de voornoemde pretensie, en uit onze eige vrije wille al ons recht, of 't gene ons mocht toekoomen, of wij te vorderen konden uit vooraan gehaalde oorzaaken, ter zaligheid van onze zielen, vrij en onbedwongen overgeven en afstaan aan den voornoemden Abt en 't Convent; zoo ten opzichte van het recht, als de daaruit spruitende inkomsten en vruchten, niets van het zelve of de zelven voor ons uitzonderende of behoudende, maar daarvan voor altijd afziende en doende bij deezen van 't zelve afstand.

Hierbij zijn tegenwoordig geweest de edele Heeren: Jacob de Pubeto, Pieter van Bersele en Hendrik zijn Broeder, Ridders, Boudewijn van Stevenisse, Andries (3), Deken van Loven, Thomas, Deken van Beek (4), Jan Crabort, Ingelbert van Antwerpen, en meer andere zoo uit de Clersie, als leeken.

Ter getuigenisse dier zaake hebben wij dit ons geschrift den voorn. Abt en 't Convent, met Ons zegel bekragtigd, overgegeven.

Gedaan en gegeven in 't jaar Onzes Heeren, twaalfhonderd drie en sestig, in de Maand Mei."

 

"Het zij allen bekend, dat Hadwig, voorheen Huisvrouw van Willem gezegt van Gent, zekere Tiende in de Parochie van West Tilborch gelegen, lang voorheen door dezelve Hadwig ten tijden van haaren man voorn. gekogt van den Edelen man Willem Heer van Horne, geschonken en gegeven heeft ten behoeve van den Abt en 't Convent der H. Marie van Tongerloo.

Geschreeven op de Vigilie van de Heilige Marie MCCLXXVII."

 

Ongekunsteld, duidelijk en juist geven de onderscheidene schenkers in het bovenstaande hunne intensie en beslissing weer. De "clerck" (5) heeft het netjes op papier gezet.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 11 October 1924

 

 

1. Cruningen of Crunighen was voorheen een edel geslacht in Brabant.

2. Hugo en Walter van Cruningen hebben het Diploma van Arnold van Loven, Heer van Breda, geschreven in de jaren 1277 en 1280 bezegeld, samen met Hendrik van Assche en Hendrik van Duffel - zie het Diplomata van Mirens.

3. Andries, Deken der Collegiale Kerk van Sint Pieter te Loven.

4. Thomas, Deken van de Collegiale Kerk van St. Pieter te Hilvarenbeek, waarvan 't Capittel in 1742 niet meer in wezen was.

5. Clerck was in het Middel-Nederlandsch niet alleen schrijver, maar ook geestelijke en in het algemeen ieder, die wetenschappelijken arbeid verricht.