CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 25 april 1925

 

 

'n Museum

 

Er is den laatsten tijd hier ter stede nogal eens gepraat over de wenschelijkheid om ook voor onze - met merkwaardigheden zoo stiefmoederlijk bedeelde - stad te geraken tot een museum. Tilburg Vooruit entameerde het idee en een paar harer bestuurders-raadsleden maakten zich tot spreekbuis der publieke opinie door deze vruchtbare gedachte via de raadszaal de wereld in te dragen. Wanneer en hoe tot uitwerking dezer gedachte te komen, is nu de vraag.

Wanneer? Direct beginnen. Hoe? Door een commissie te belasten met het geven van advies aangaande de inrichting van een museum, het doen van eventueele aankoopen, het aanvaarden van geschenken, enz. De enkele museumwaardige dingen, die er reeds zijn, bijeenbrengen en voor de verzorging en bewaring de gemeenschap paraat maken; dus... zoals telkens weer, het Gemeentebestuur aanspreken. Door een en ander behoorlijk geordend - en niet als waardelooze rommel opgetast of dooreen gesmeten - in toonbaren toestand bijeen te brengen, en, als 't kan, reeds spoedig de bezichtiging dezer dingen voor het publiek, dat er belang in moet gaan stellen, mogelijk te maken. Zoodoende wordt de belangstelling gewekt. Het moge al langzaam gaan, toch zal het zien van de voorwerpen sommigen er toe brengen om iets, dat in eigen of familiebezit is, aan de geboorte- of woonstad af te staan. 't Is algemeen opvoedend en veredelend belang, dat door zulken pioniersarbeid gediend wordt. Zij, die iets in hun bezit hebben, van belang voor de historie onzer stad en streek, moeten overwegen de wenschelijkheid om deze voorwerpen aan de gemeenschap af te staan. Bij de vermeerdering van het aantal voorwerpen komt de behoefte aan een eigen ruimte met toonvertrekken vanzelf naar voren en - eenmaal zóóver zijnde - is de stap, die tot het museum voert, een vanzelfsprekende gemeenschapsdienst.

Wat moet of kan zoo'n museum zooal bevatten? Veel. Wie het Rijksmuseum of de musea van Brussel of Antwerpen (om niet verder te gaan) aandachtig beschouwde en doorwandelde en nu meent, dat we tot zoiets in de kortste keeren moeten geraken, zal moedeloos het hoofd schudden en voor zoo'n utopie meewarig schouderophalend het hoofd schudden. Doch wie bijv. het Stedelijk Museum in Den Haag eens goed bekeken heeft en er een tuitlampje en een vuurtang netjes gepoetst en artistiek gerangschikt vond met een steen en een munt, zal direct beamen: Dat kunnen we hier ook krijgen; als de industrieelen en huisnijveren meewerken, nog veel mooier, omdat onze industrie "iets aparts te bieden heeft". De reconstructie van het beeld onzer industrieën in de vorige eeuw en van de door haar verdrongen huisindustrie is der moeite waard.

Om eenigszins in het algemeen aan te geven wat van belang is voor een plaatselijk museum, zij genoeg te zeggen, dat volgens de regelen, opgesteld door een speciale commissie uit den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (dus we mogen aannemen de meest ervaren deskundigen op dit gebied) onder een plaatselijk museum verstaan wordt: de verzameling van voorwerpen, die van belang zijn voor de kennis der beschaving, de kunst en de geschiedenis van het geografisch ressort, waarvoor het museum is opgericht. Het museum behoort dus te verzamelen:

a. alles wat betrekking heeft op de plaatselijke beschaving en kunst, en op de plaatselijke geschiedenis in den ruimsten zin van het woord.

b. reproducties van dergelijke voorwerpen, wanneer de oorspronkelijke niet te verkrijgen zijn.

Op het gebied van Tilburg's historie behoeft geen deel verwaarloosd te worden. Om de eenvoudige reden, dat zij níét rijk is. Doch we schenken dan ook des te gereeder volle aandacht aan alles, wat interessant is om het afwijkende, en op zeer bijzondere wijze aan het karakteristieke, al is het een gewone uiting van een tijdperk. Kunst en kunstnijverheid biedt Tilburg ook.

Om nu nog enkele dingen te noemen. Onder geschiedenis in den ruimsten zin van het woord behoort zoowel de politieke als economische als kerkelijke, als juridische, als kunstgeschiedenis. Men kan dus bijeenbrengen plattegronden van de stad, van een wijk, een straat, de boekwerken door Tilburgers en over Tilburgers geschreven, of die op Tilburg betrekking hebben; aan schilderstukken en teekeningen vervaardigd door Tilburgsche personen of door hen, die hier gewoond en gewerkt hebben. Schilderijen, boeken, platen uit Tilburgsche kloosters en van Tilburgers-kloosterlingen. Onze kloosters herbergen wel iets, dat weet ieder, en als we de Abdij van Tongerloo "op de hand" kunnen krijgen, dan zou een rijkdom komen.

Er zijn hier ook personen geweest, die in een bepaalde periode der geschiedenis hun rol speelden. Denk slechts aan Hein Vreede (den zg. Fransche Vreede, in tegenstelling met Ernst Vreede, den compagnon van Willem Twiss). Ook bijv. aan een bepaalde persoon, wiens invloed op bijzondere wijze beschikte over den algemeenen toestand der stad, om zulke figuren kan men veel rangschikken, wat een beeld zal geven van de ontwikkeling der plaats in dat tijdvak. Om een beeld te vormen van de politieke toestanden in vroeger jaren zal een reeks verkiezingsbiljetten niet kunnen ontbreken. Wij weten, dat er hier ter stede nog verzamelingen, en zelfs zeer interessante, van zijn, die gnuivend doen smullen om scherpte en venijn, dat er uit spreekt, en anderzijds fonkelen van geestdrift en geestrijken zin.

Beeldhouwwerk, literaire geschiedenis, tooneelkunst, het zij dilettanten-tooneel van bijv. "De Harmonie" en "De Souvenir", geschilderde stadsgezichten, foto's en teekeningen, die de talrijke gedaanteverwisselingen der plaats weergeven, kunnen met de negentiende en de door ons beleefde jeugd van de twintigste eeuw hun afdeeling krijgen. Zelfs voor de jongste geschiedenis en den huidigen toestand der stad mag een belangrijke plaats worden ingeruimd, wijl het heden de voedster der historie is, terwijl handel en verkeer naast geestelijke strooming en architectuur (kerkenbouw) wel een historische revue waard zijn.

Breed opgezet, verdient zoo'n "show" algemeene steun en belangstelling, want men beoogt de propageering van het besef: "Ons bestaan is met al zijn vezelen vastgehecht aan het verleden." De geschiedenis van Tilburg vertoont daarbij een gelukkige stijgende lijn, iets dat de beschouwing altijd interessanter en aangenamer doet zijn.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 23 April 1925