CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 23 januari 1926

 

 

Naar een Museum

 

"Vindicamus heredidatum patrum nostrorum: We vorderen d'erfenisse onzer vaderen terug."

 

 

We verstouten ons deze Latijnsche spreuk over te schrijven, wijl het denken aan een toekomstbeeld, zooals 'n Tilburgsch Museum toch nog is, onwillekeurig aan een opwekking herinnerde, zooals bij 't Eeuwgetijde van 15 Mei 1848 door Potgieter geschreven werd in zijn "Droomen van een Nederlander". Mocht, was toen de toon, dit ieders leus worden: "Vindicamus heredidatum patrum nostrorum: We vorderen d'erfenisse onzer vaderen terug."

Het is nu niet meer de droom van één Tilburger, maar blijkbaar van vele Tilburgers. Immers de Raad wil de stem des volks zijn. En hij heeft in de jongste vergadering gesproken door het benoemen van een Museum-commissie, welke zal moeten nagaan de wenschelijkheid en mogelijkheid van een eventueel Museum. Men heeft zich reeds welwillend over de functionarissen meenen te mogen uiten en al zijn er volgens die vox populi al enkele would-be deskundigen tusschen, dit zal heusch het doel niet schaden. Naast deskundigheid is stellig werkdadige liefde voor dit doel voorname eisch. De levenskracht dezer gedachte moet gewekt worden: Zij zal het begin van de daad zijn.

Zoo wij kunst en ontwikkeling in elks leven willen brengen, mag dit niet geschieden - naar het woord van prof. Casamir - om een mozaïekachtige verscheidenheid in het leven te brengen, maar om de levensrichting in zuiverder evenwicht op breeden weg te doen behouden, opdat niet een verdorrende verschrompeling ontsta. Potgieter zou in zijn tijd gezegd hebben: "Klaagt niet volk, dat de taak te zwaar is, maar ziet en verstaat."

Leert het volk z'n vaderen kennen! Er was een tijd, waarin de winzucht een adelbrief verwierf door hare verzustering met de wetenschap, heeft genoemd schrijver gezegd, en wij herhalen dit woord bij de gedachte aan het verleden onzer vaderenstad, toen stoere arbeid zich ontworstelde aan den nooddruft en de winzucht gelegenheid bood om met verworven schatten nut, goed en leering te stichten. Wanneer we eenmaal in 'n Museum hier ter plaatse de gedachten aanschouwelijk kunnen terugvoeren tot de tijden van het stil verleden, dan zal cultureele verheffing en verdieping daaruit geboren kunnen worden.

Hebt ge ooit een Museum met aandacht bezocht, waarde lezer? Heeft U dat niet stil gestemd en doen droomen van mooie dingen, doen denken aan het schoone, dat God geschapen heeft, en ook aan de schoonheid die de Schepper 'n schepsel schonk om al dat mooie met malsche kleuren te malen? Wij moeten - en die tijd was er eens - naar kennis dorsten, kennis waardeeren, kennis liefhebben, en wij moeten ook gelijk eenmaal in menig vak van studie de vraagbaak der beschaafde wereld zijn: Holland was het, Brabant drage er voor den vervolge het zijne toe bij. Als we nagaan wat uitstekende onderwijsinrichtingen het Zuiden reeds herbergt, en waarbij Tilburg met zijn R.K. Leergangen toch heusch niet op de laatste plaats treedt, terwijl wij eerlang aan de spits hopen te komen met een R.K. Handelshoogeschool, dan is voor onze plaats een museum niet alleen een wenschelijkheid, doch een noodzakelijkheid. De mogelijkheid worde uit die noodzaak geboren.

Het verleden heeft zijn recht, maar heilige eischen heeft het heden. Daarom moeten wij het verleden naar voren doen treden, om het heden te toonen, wat de toekomst kan geven. Op welke wijze en waarmede het museum zal ingericht worden, is van later zorg. Het bijeenbrengen van gegevens is eerste eisch. Wat zoo al? Och, er is zooveel. Dat duidde ik in vroegere artikelen reeds aan. De een heeft een oude spoel, een ander een geweer, een derde 'n spinnewiel, een vierde calligrafisch schoon, een vijfde keurt een schilderij dier plaatse waardig, een zesde verzamelde de attributen van een oud getouw, een zevende heeft nog een brief, die Paul Kruger aan "Strijdlust" eigenhandig schreef, een achtste bezit nog Gildeschoon, een negende heeft bloemstukken van Van Spaendonck den Franschen Professeur, een tiende kan laten zien hoe Willem II zijn intocht in Tilburg deed, de elfde heeft voorwerpen uit het steenen tijdperk, welke door werkloozen in de Witsie werden opgegraven, de twaalfde duidt het een en ander aan, dat reeds ten stadhuize plaatsing vond. Zoo kan men voortgaan en klopt men dan bij reeds bestaande musea aan, dan herbergt zolder of kelder en 'n vergeten zaal stellig nog een en ander, dat in Tilburg en zijn omgeving thuis behoort. De schatten uit 't kasteel van Heeswijk zijn hier stellig beter in hun milieu dan in het Rijksmuseum te Amsterdam.

Voor ordenen en schikken zal later tijd zorgen. Er kan begonnen worden met verzamelen, zonder zich direct te bekommeren, of dit al dan niet een goed samenhangend geheel zal vormen. Zonder vooraf beraamd plan kan men reeds allerlei doorsnuffelen en navorschen en dan later 't gevondene rangschikken en bewerken, aan anderen overlatende aan te vullen en toe te voegen, wat thans ontsnappen zal of niet onder de oogen gekomen mag zijn. Keulen en Aken zijn ook hierbij niet in één dag gebouwd.

Door trouwe en toegewijde samenwerking van alle betrokkenen kan een aantrekkelijk stedelijk museum ingericht worden, dat zal zijn een krachtig hulpmiddel ter vermeerdering en versterking der beschaving van ons volk.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, Januari 1926